Gear Fab 2005-(GF-218)
De reeks Psychedelic States wordt steeds verder uitgebreid en Ohio In The 60 Vol.3 is er weer één uit die schitterende serie.
Deze uitgave bevat 26 nummers van 25 bands, dus slechts 1 band is hier met 2 songs vertegenwoordigd, dat in tegenstelling met andere releases.
The Soul Survivors zijn de openingsband van de CD en er zijn geen gegevens van hun bekend is, behalve de bandnaam, het label waarop de single werd uitgebracht (Mark II), het jaar (1966) en natuurlijk de titels van de single "All My Love" / "I Won't Worry", waarvan alleen eerstgenoemde te horen is.
"All My Love" is een heerlijke garagerocksong, waarin de basgitaar de boventoon voert.
Ook over The Counts is niets bekend en hun single "Now You're Gone", een fantastische poprocksong, werd in 1965 door het Teen label uitgebracht met "Old Man River" als B-kant.
De high school band The Dantes, uit Worthington, die tussen 1964 en 1968 bestond, staat er met de complete single op, die in 1967 via het Mainline label verscheen en de A-kant is de Rolling Stones cover "Connection", die de band prima uitvoert, terwijl de B-kant "Satisfied", een eigen compositie, een heerlijke vrolijke country song in de stijl van Country Joe & the Fish is.
Uit 1966 stamt "A Girl Like You", een schitterende popsong van Bittervetch uit Dayton, gemaakt in de stijl The Beatles, hun Britse voorbeelden en uitgebracht op het Pixie label.
Voordien heette de band The Chandells, die het nummer "I've Told You", eveneens een prima popsong naar Brits voorbeeld, in 1966 opnamen en hierin bespeur je ook Yardbirds klanken.
Het Sandwich label bracht in 1970 "Long Way To Go", een popsong met up tempo ritme en "Old Comedy" als B-kant uit van Salt(verder geen gegevens bekend).
The Fifth Order uit Columbus maakte in 1966 de single "Goin' Too Far", een geweldige poprocksong, met "Walkin' Away" als achterkant en hun single werd door zowel het Counterpart als Diamond label uitgebracht.
In 1965 bracht het Flo-Roe label "It's A Bit Of Alright", een popsong in Britse stijl, uit van Tony & The Bandits, die uit Bond Hill kwamen.
"Yesterday's Dawn" van The Shillings uit Dayton klinkt als een song van Herman's Hermits en werd in 1967 door het Dayton Band Company label uitgebracht.
Arthur Lee van Love schreef de song "7 And 7 Is" en deze garagerock uitvoering van The Blues Inc. uit Warren mag er zijn, verschenen in 1967 via United Audio met "I Can't Live Without You" als andere kant.
Pictorian Skifulls kwamen uit Dayton en richtten hun eigen Skifull label op, waar ze hun in 1965 verschenen single "In Awhile", een schitterende popsong op uitbrachten met "You've Done Me Wrong" als B-kant.
Uit Cincinnati kwam The Fabulous Fish, die in 1968 het schitterende psychedelische "Scratch My Egg", dat ook nog een stipteaseshow ritme heeft, via het Jewel label uitgebracht zag.
The Streys uit Wooster brachten in 1968 via het B-W label de geweldige garagerocksong "She Cools My Mind" uit en Kenny & The Kasuals, uit Warren, maakten in 1965 de single "I Never Had It So Good", een aardige popsong, met "The Girl I Love" als B-kant.
In december 1965 verscheen de single "What Could I Do", een rustige popsong met tempowisselingen via het Adco label met "Anymore" als achterkant van The Group uit Cincinnati.
Het Wes Mar label bracht in 1966 "Why, Why, Why", een goeie garagepoprocksong, uit met "Save It For Me" van The Cliches, die uit Canton kwamen.
"All You Had To Do Was Ask" is een te gekke beatsong, waarin de mondharmonica een belangrijke rol speelt.
De single, die "Who Does She Love?" als B-kant had, was gemaakt door The Baskervill Hounds uit Cleveland en verscheen in 1966 via het Team label.
De band bracht verscheidene singles uit in de periode 1965-1969, via de labels Dot Tema en Buddah en maakte 1 LP voor het Dot label.
Het volgende nummer, dat "Stay In My Life" heet, lijkt in het begin veel op "I'm A Man" van The Spencer Davis Group, maar gaandeweg verandert dat en deze uit Youngstown afkomstige band, The Pied Pipers, maakte met dit nummer een prima single, die via Hamlin Town verscheen in 1967.
The Four uit Akron lieten hun single "Good Thing Going", een lekkere popsong, 1967 via Nashville North uitbrengen in 1967 met "Cy's Been Drinking Cider" als achterkant.
The Endless kwam uit Springfield en maakte in 1966 de single "Tomorrow's Song", een up-tempo popsong, voor het Cardinal label, die "Prevalling Darkness" als andere kant had.
Uit 1965 stamt de single "I Can Tell", een garagepoprocksong, die door The Mersey Men uit Salem werd gemaakt en via het Wildwoods label werd uitgebracht.
Het Togy label bracht in 1966 de single "Don't Tell Me", een heerlijke poprocksong, met als B-kant "I Need Your Love" uit van de uit Marion afkomstige band The Last Times, die onder de naam The 69ers begon.
Progressieve soul klanken komen van The Chylds uit Canton, die hun single "I Want More" in 1967 via het Giant label zagen verschijnen.
In 1967 verscheen de single "See What's Right", een lekkere popsong, via het Counterpart label van The Wyngates uit Cincinnati en het had "Persian Night Flight" als achterkant.
"Behind Locked Doors" is een schitterende garagerocksong, die de CD op waarlijke wijze afsluit.
Het nummer werd in 1966 door de uit Cleveland afkomstige band The Missing Lynx uitgebracht via het Dynovoice label met "Anymore" als B-kant.
Deze 13e release van de serie Psychedelic States staat weer vol schitterende obskure opnamen en is daarom een welkome aanvulling van de reeks.
donderdag 29 december 2011
donderdag 22 december 2011
Review: Psychedelic States Indiana In The 60s Vol.1
Gear Fab 2006-(GF-220)
In elke staat in Amerika werd in de jaren 60 wel rauwe garagerock, psychedelische muziek of pure rock gespeeld en dat was in Indiana natuurlijk ook het geval.
De serie Psychedelic States geeft een overzicht van bands uit verschillende staten, die in deze periode aktief waren en hun beste nummers verschijnen met de regelmaat van de klok via deze Gear Fab uitgaven.
Indiana In The 60s is de veertiende in deze fantastische reeks met 28 songs van 24 bands, waarvan de eerste, The Ennd, er met twee songs op vertegenwoordigd is en "Gonna Send You Back To Your Mother", een garagepoprocksong is de A-kant van hun single, waaarvan ook de B-kant "Don't It Make You Feel Like Cryin?'", een prima poprocksong in Britse stijl, op de CD staat.
The Ennd kwam uit La Porte en bracht deze single via het Seascape label in 1967 uit, waar ze in totaal 4 singles voor maakten.
Ook van The Mourning Missed, uit Terre Haute, staat de complete single, die in 1967 via het No label verscheen, op de CD en "I'm Not Your Brother", een prachtige poprocksong was daar de A-kant van en "Burn Up" de B-kant, die een stuk rustiger klinkt.
Sanz. Incorporated, uit Santa Claus, heeft eveneens twee songs op de CD staan en "I Just Want You", een lekkere poprocksong uit 1967 is daar de eerste van en werd door Skoop records uitgebracht als opvolger van "I'm Gonna Leave You", dat in 1966 via hetzelfde label werd uitgebracht, eveneens een prima popsong.
"Show Your Love" van The Tikis uit Syracuse werd in 1966 via Fujimo uitgebracht en is een prima garagepoprocksong.
In 1967 verscheen "It Just Don't Rhyme", een heerlijke garagerocksong van The Chosen Few uit Muncie via het Denim label, die in datzelfde jaar ook "Foolin' Around With Me", een mix van pop, garage en soul van deze band uitbrachten.
De band bracht nog 3 singles uit; 1 bij Talun en 2 bij RCA, waar ze ook een schitterende LP voor maakten.
Via het Orlyn label verscheen in 1966 de single "Tale Of A City", een aardige popsong, van The Wild Ones, uit Ft. Wayne, die helemaal niet zo wild klinken.
De volgende band, die je te horen krijgt heette The Esquires, die uit Evansville kwam en in 1967 "Run Babe", een heerlijke poprocksong, via het Showboat label zag verschijnen.
"Just Once In MY Life" van The Chevelles uit Muncie, die hun single voor Skoop maakten in 1967, vind ik een beetje slapjes, maar toch nog redelijk genoeg voor deze CD.
Één van de betere nummers van de CD vind ik "You're So Square" van The Pickwick Papers uit Ft. Wayne, die, van deze Elvis Presley cover, een schitterende psychedelische uitvoering maakten.
Van Sir Charles & The Days Of Olde zijn geen gegevens bekend, behalve dat ze hun single "Baby Come Back", een poprocksong, via het Skoop label uitbrachten.
Noony Rickett & The Noony Rickett Four, die hoorbare overeenkomsten heeft met hun Britse tijdgenoten, is de volgende band op de CD en zij maakten in 1965 de schitterende beatsong "Bye Bye Baby" voor het Dimension label en als je niet beter wist, zou je zweren dat ze uit Engeland kwamen.
Het Paro label bracht in 1966 de single "Second Choice", een fantastische psychedelische popsong, uit van The XL's uit Terre Haute, die gevolgd wordt door een prachtige uitvoering van een song, die door Frank Zappa geschreven werd, namelijk "You Didn't Try To Call Me", waarmee The Basooties uit Valparaiso, die hun single door Muffin uitgebracht zagen.
Uit Richmond kwamen The Good Timers, waarvan de single "My Imagination", een garagepoprocksong met surf invloeden, in 1967 door het New World label werd uitgebracht en deze wordt gevolgd door "A Nescessary Evil", een schitterende popsong van Dawn 5 uit Indianapolis, die dit meesterwerkje in 1965 bij het Bee-Gee label maakten.
Ook The Serfmen uit Ft. Wayne maakten een prima stukje muziek en hun single "Cry", een garagepoprocksong, werd door hun eigen Nemfres in 1964 uitgebracht.
In 1967 verscheen "I Can't Stop It Now", een aardige poprocksong, via het Ben label van The Surf Suns uit New Haven en The Rogues uit Indianapolis maakten in 1965, na het winnen van een bandjeswedstrijd, het nummer "I'm Not That Way At All", een goede poprocksong, dat via Sto-Va-Co label verscheen.
Phalanx bracht in 1966 de single "Get Off My Back", een rauwe heftige garagerocksong, uit van de uit Ft. Wayne afkomstige Blues Inc.
Lord & The Flies maakte in 1965 het nummer "You Made A Fool Of Me", een prima poprocksong, voor het USA label.
De highschoolband The Jades brachten in 1967 de single "Come Back", een lekkere garagerocksong via het Denim label uit.
The Poor Boys uit Kokomo maakten in 1966 "Think Of Livin'", een goede poprocksong, die in 1966 op het Flame label verscheen, terwijl The Country Blues dat zelfde jaar het nummer "All About Life", een aardige poprocksong, opnamen.
Het laatste nummer van de CD, "Come To Me", een schitterende garagerocksong, werd in 1967 via United Artists uitgebracht door The Black & Blues uit Anderson, die verscheidene singles bij United Artists opnamen, maar er slechts 2 uitgebracht zagen.
Ik schreef het al eerder, Psychedelic States is een geweldige serie CD's, die je als liefhebber van 60's muziek, niet mag missen.
In elke staat in Amerika werd in de jaren 60 wel rauwe garagerock, psychedelische muziek of pure rock gespeeld en dat was in Indiana natuurlijk ook het geval.
De serie Psychedelic States geeft een overzicht van bands uit verschillende staten, die in deze periode aktief waren en hun beste nummers verschijnen met de regelmaat van de klok via deze Gear Fab uitgaven.
Indiana In The 60s is de veertiende in deze fantastische reeks met 28 songs van 24 bands, waarvan de eerste, The Ennd, er met twee songs op vertegenwoordigd is en "Gonna Send You Back To Your Mother", een garagepoprocksong is de A-kant van hun single, waaarvan ook de B-kant "Don't It Make You Feel Like Cryin?'", een prima poprocksong in Britse stijl, op de CD staat.
The Ennd kwam uit La Porte en bracht deze single via het Seascape label in 1967 uit, waar ze in totaal 4 singles voor maakten.
Ook van The Mourning Missed, uit Terre Haute, staat de complete single, die in 1967 via het No label verscheen, op de CD en "I'm Not Your Brother", een prachtige poprocksong was daar de A-kant van en "Burn Up" de B-kant, die een stuk rustiger klinkt.
Sanz. Incorporated, uit Santa Claus, heeft eveneens twee songs op de CD staan en "I Just Want You", een lekkere poprocksong uit 1967 is daar de eerste van en werd door Skoop records uitgebracht als opvolger van "I'm Gonna Leave You", dat in 1966 via hetzelfde label werd uitgebracht, eveneens een prima popsong.
"Show Your Love" van The Tikis uit Syracuse werd in 1966 via Fujimo uitgebracht en is een prima garagepoprocksong.
In 1967 verscheen "It Just Don't Rhyme", een heerlijke garagerocksong van The Chosen Few uit Muncie via het Denim label, die in datzelfde jaar ook "Foolin' Around With Me", een mix van pop, garage en soul van deze band uitbrachten.
De band bracht nog 3 singles uit; 1 bij Talun en 2 bij RCA, waar ze ook een schitterende LP voor maakten.
Via het Orlyn label verscheen in 1966 de single "Tale Of A City", een aardige popsong, van The Wild Ones, uit Ft. Wayne, die helemaal niet zo wild klinken.
De volgende band, die je te horen krijgt heette The Esquires, die uit Evansville kwam en in 1967 "Run Babe", een heerlijke poprocksong, via het Showboat label zag verschijnen.
"Just Once In MY Life" van The Chevelles uit Muncie, die hun single voor Skoop maakten in 1967, vind ik een beetje slapjes, maar toch nog redelijk genoeg voor deze CD.
Één van de betere nummers van de CD vind ik "You're So Square" van The Pickwick Papers uit Ft. Wayne, die, van deze Elvis Presley cover, een schitterende psychedelische uitvoering maakten.
Van Sir Charles & The Days Of Olde zijn geen gegevens bekend, behalve dat ze hun single "Baby Come Back", een poprocksong, via het Skoop label uitbrachten.
Noony Rickett & The Noony Rickett Four, die hoorbare overeenkomsten heeft met hun Britse tijdgenoten, is de volgende band op de CD en zij maakten in 1965 de schitterende beatsong "Bye Bye Baby" voor het Dimension label en als je niet beter wist, zou je zweren dat ze uit Engeland kwamen.
Het Paro label bracht in 1966 de single "Second Choice", een fantastische psychedelische popsong, uit van The XL's uit Terre Haute, die gevolgd wordt door een prachtige uitvoering van een song, die door Frank Zappa geschreven werd, namelijk "You Didn't Try To Call Me", waarmee The Basooties uit Valparaiso, die hun single door Muffin uitgebracht zagen.
Uit Richmond kwamen The Good Timers, waarvan de single "My Imagination", een garagepoprocksong met surf invloeden, in 1967 door het New World label werd uitgebracht en deze wordt gevolgd door "A Nescessary Evil", een schitterende popsong van Dawn 5 uit Indianapolis, die dit meesterwerkje in 1965 bij het Bee-Gee label maakten.
Ook The Serfmen uit Ft. Wayne maakten een prima stukje muziek en hun single "Cry", een garagepoprocksong, werd door hun eigen Nemfres in 1964 uitgebracht.
In 1967 verscheen "I Can't Stop It Now", een aardige poprocksong, via het Ben label van The Surf Suns uit New Haven en The Rogues uit Indianapolis maakten in 1965, na het winnen van een bandjeswedstrijd, het nummer "I'm Not That Way At All", een goede poprocksong, dat via Sto-Va-Co label verscheen.
Phalanx bracht in 1966 de single "Get Off My Back", een rauwe heftige garagerocksong, uit van de uit Ft. Wayne afkomstige Blues Inc.
Lord & The Flies maakte in 1965 het nummer "You Made A Fool Of Me", een prima poprocksong, voor het USA label.
De highschoolband The Jades brachten in 1967 de single "Come Back", een lekkere garagerocksong via het Denim label uit.
The Poor Boys uit Kokomo maakten in 1966 "Think Of Livin'", een goede poprocksong, die in 1966 op het Flame label verscheen, terwijl The Country Blues dat zelfde jaar het nummer "All About Life", een aardige poprocksong, opnamen.
Het laatste nummer van de CD, "Come To Me", een schitterende garagerocksong, werd in 1967 via United Artists uitgebracht door The Black & Blues uit Anderson, die verscheidene singles bij United Artists opnamen, maar er slechts 2 uitgebracht zagen.
Ik schreef het al eerder, Psychedelic States is een geweldige serie CD's, die je als liefhebber van 60's muziek, niet mag missen.
zaterdag 17 december 2011
Review: The Unfolding - How To Blow Your Mind And Have A Freak Party
Gear Fab 2006-(GF-221)
In 1967 verscheen de LP "How To Blow Your Mind And Have A Freak Party" van The Unfolding via het Audio Fidelity Label uit New York City.
De band bestond toen uit: David Dalton - zang, Andrea Ross - zang, Ken - sologitaar, basgitaar en zang, Peter - sologitaar, slaggitaar en zang, Gary - drums en zang, Victoria Sackville - sopraan en Steven Kapovitch - aankondiger.
Alle nummers van de LP werden door David Dalton geschreven en op de achterkant van de hoes wordt er uitgelegd hoe je een Freak-Out Party kunt organiseren.
Voor de rest zijn er geen gegevens over deze band bekend, maar naar alle waarschijnlijkheid kwam de band uit New York City.
De CD, die te verdelen is in twee verschillende muzieksoorten, bevat 9 nummers, waarvan er 5 onder de noemer Acid Rock te rekenen zijn en de andere 4 onder Meditations.
Het openingsnummer dat "I've Got A Zebra - She Can Fly" heet, begint meteen al goed en de zeer psychedelische klanken verrassen me aangenaam.
De volgende song "Play Your Game" is weliswaar iets minder psychedelisch, maar is toch van hetzelfde kaliber.
Vervolgens hoor je "Girl From Nowhere" en net als in voorgaande songs is de close harmony zang van de band geweldig en in perfecte harmonie met de psychedelische pop, die de band hier laat horen.
"Flora's Holiday" is een korte psychedelische folky song, waarbij met minimale middelen een fantastisch resultaat wordt bereikt.
Dan volgt het laatste nummer van de A-kant van de LP, getiteld "Love's Supreme Deal" en ook hierin schittert de band met hun psychedelische sound.
De B-kant wordt geopend met "Prana", dat een stuk mystieker is en waarin je een psychedelische beschrijving krijgt over de 7 chakra's en de levensadem, oftewel prana.
Dit krijgt een vervolg in "Electric Buddha", waar de psychedelische klanken in blijven doorgaan, maar de nadruk ligt hierin toch op de uitleg over het leven.
Geïnspireerd door George Harrison en natuurlijk de oosterse geloofsinvloeden wordt het volgende nummer "Hare Krishna" gespeeld en in gedachten zie ik de Hare Krishna's weer voor me met hun bellen, trommels en ééntonige gezangen.
Als laatste nummer van de B-kant en van de CD hoor je "Parable", dat over geestelijke groei gaat.
De CD van The Unfolding is een ware beleving, zowel de psychedelisch muziek van het eerste deel als de spirituele nummers van het tweede gedeelte zijn fantastisch, al moet je voor het laatste deel wel de juiste sfeer hebben en in een goede stemming zijn om deze trip in je hoofd te beleven.
In 1967 verscheen de LP "How To Blow Your Mind And Have A Freak Party" van The Unfolding via het Audio Fidelity Label uit New York City.
De band bestond toen uit: David Dalton - zang, Andrea Ross - zang, Ken - sologitaar, basgitaar en zang, Peter - sologitaar, slaggitaar en zang, Gary - drums en zang, Victoria Sackville - sopraan en Steven Kapovitch - aankondiger.
Alle nummers van de LP werden door David Dalton geschreven en op de achterkant van de hoes wordt er uitgelegd hoe je een Freak-Out Party kunt organiseren.
Voor de rest zijn er geen gegevens over deze band bekend, maar naar alle waarschijnlijkheid kwam de band uit New York City.
De CD, die te verdelen is in twee verschillende muzieksoorten, bevat 9 nummers, waarvan er 5 onder de noemer Acid Rock te rekenen zijn en de andere 4 onder Meditations.
Het openingsnummer dat "I've Got A Zebra - She Can Fly" heet, begint meteen al goed en de zeer psychedelische klanken verrassen me aangenaam.
De volgende song "Play Your Game" is weliswaar iets minder psychedelisch, maar is toch van hetzelfde kaliber.
Vervolgens hoor je "Girl From Nowhere" en net als in voorgaande songs is de close harmony zang van de band geweldig en in perfecte harmonie met de psychedelische pop, die de band hier laat horen.
"Flora's Holiday" is een korte psychedelische folky song, waarbij met minimale middelen een fantastisch resultaat wordt bereikt.
Dan volgt het laatste nummer van de A-kant van de LP, getiteld "Love's Supreme Deal" en ook hierin schittert de band met hun psychedelische sound.
De B-kant wordt geopend met "Prana", dat een stuk mystieker is en waarin je een psychedelische beschrijving krijgt over de 7 chakra's en de levensadem, oftewel prana.
Dit krijgt een vervolg in "Electric Buddha", waar de psychedelische klanken in blijven doorgaan, maar de nadruk ligt hierin toch op de uitleg over het leven.
Geïnspireerd door George Harrison en natuurlijk de oosterse geloofsinvloeden wordt het volgende nummer "Hare Krishna" gespeeld en in gedachten zie ik de Hare Krishna's weer voor me met hun bellen, trommels en ééntonige gezangen.
Als laatste nummer van de B-kant en van de CD hoor je "Parable", dat over geestelijke groei gaat.
De CD van The Unfolding is een ware beleving, zowel de psychedelisch muziek van het eerste deel als de spirituele nummers van het tweede gedeelte zijn fantastisch, al moet je voor het laatste deel wel de juiste sfeer hebben en in een goede stemming zijn om deze trip in je hoofd te beleven.
vrijdag 9 december 2011
Review: Psychedelic States - Arkansas In The 60s Vol.1
Gear Fab 2006-(GF-222)
De serie Psychedelic States wordt regelmatig uitgebreid en Arkansas In The 60s Vol.1 is er weer één uit die schitterende reeks.
De CD bevat 28 nummers van 20 bands en enkele bands staan er dus met meerdere songs op, waarvan The Light Brigade, waar de CD mee begint, de eerste is.
The Light Brigade, die tussen 1966 en 1972 bestond, kwam uit Little Rock en de band maakte hun eerste single "Baby You Don't Care" / "Won't You Tell Me" in 1967 voor Earl Fox's My label.
De band bestond in eerste instantie uit 5 man, maar ten tijde van de single waren er dat nog maar 4, te weten de 3 broers Cole; Lonnie - basgitaar en zang, Dean - slaggitaar en zang en Ronnie - drums en zang, aangevuld met hun vriend en buurtgenoot James Williams - sologitaar.
"Baby You Don't Care" is een snelle garagerocksong, die lekker in het gehoor klinkt en daardoor eigenlijk vrij commerciel is en de andere song , die van de band op de CD staat heet "Lonnie's Song", een prima up-tempo popsong.
Ook The Romans, die tijdens optredens in Romeinse toga's gekleed gingen en eveneens uit Little Rock, hebben meerdere songs op de CD staan.
Beide kanten van de single "You Do Something To Me" / "I'll Find A Way", uit 1966, staan er op plus "He Don't Love You", één van de kanten van hun volgende single, die door het My label werden uitgebracht.
"You Do Something To Me" is een schitterende garagerocksong, die door het gebruik van orgel licht psychedelisch klinkt en de B-kant, die een stuk rustiger klinkt, een heerlijke popsong is, die in Engeland gemaakt had kunnen zijn, terwijl "He Don't Love You", ook uit 1966, meer de funky soul kant op gaat.
Een andere band uit Little Rock was The Fone Book, die in 1968 de schitterende psychedelische popsong "Plight Of The Yearner" via het My label uitbrachten.
Uit Hope kwamen The Wig/Wags, waarvan in 1966 de single "I'm On My Way Down The Road", een geweldige garagerocksong, met als B-kant "The Goofy Google" via het Sama label uit kwam en de single verscheen in 1968 nogmaals via het Viva label uit Los Angeles in dezelfde uitvoering alleen toen onder de bandnaam The Loving Years, terwijl ook de naam van de schrijver van de song veranderd was en het nummer heette toen simpelweg "Down The Road".
Dan volgt er weer een band, die 2 nummers op de CD heeft staan, genaamd The Chaps, die uit Pine Bluff kwamen en de eerste van de twee heet "Tell Me", een heerlijke popsong in Engelse stijl, dat in maart 1966 via Paula Records werd uitgebracht en ook "Remember To Forget Her", uit november van dat zelfde jaar, dat ook via Paula Records verscheen, klinkt alsof er een Britse band staat te spelen en is een prima sixties popsong.
Nog een band met 2 songs op de CD is The Rubber Band, uit Russelville en hun single, die in 1968 via Richlin' uitgebracht werd, staat er in zijn geheel op.
De A-kant "Forever Friday" is een vrolijke up-tempo popsong en de B-kant klinkt eveneens heerlijk poppy.
The Dutch Masters is weer een band uit Little Rock en hun song "The Expectation" is een fantastisch psychedelisch stukje muziek, dat in 1967 via het My Label verscheen.
"Sadie's Way" uit 1965 van The Esquires, die uit Jonesboro kwamen, is een lekkere garagerocksong, via Alley uitgebracht en "Steppin' On Up" is een soulsong, die The Egyptioans uit Hot Springs in 1967 via My uitbrachten, maar hun eerdere single, "Suzanne", uit 1966, is pure pop en verscheen eveneens via My.
The Culls uit Little Rock brachten in 1967 een niet overdienstelijke cover "Midnight To Six Man" van The Pretty Things uit via het My label, dat in dat zelfde jaar ook de single "But You're Gone" uitbracht van The Spires Of Oxford uit Little Rock, een goede popsong.
The Magic Sounds kwamen uit Hampton en zij brachten hun single "Love Can Be So Fine", een psychedelische popsong in 1966 via hun eigen Magic Sounds label uit.
Uit Paragould kwamen The Bar Boys, die in 1968 de single "Hit The Road Jack", dat iedereen natuurlijk in de uitvoering van Ray Charles kent, via het Lyar label uitbracht en er redelijk in slaagden die versie te benaderen.
De meeste bands kwamen uit Little Rock en het is dan ook niet vreemd, dat ook The Reknown daar vandaan kwam en deze band bracht in 1966 de single "Summertime" / "It Ain't Alright With Me", dat een vrij goede popsong is, via het E&M label uit, maar hun volgende single "You And Me" / "Leave", een up-tempo soulsong
verscheen in 1967 via het General American Records label.
De laatste Little Rock band waarvan 2 nummers op de CD staan, heette The Mercenaries en hun single "Take It All", een rustige popsong met als B-kant het iets snellere "Things Found Here", dat trouwens een lekkere popsong is en deze single werd natuurlijk op het My label uitgebracht.
Ook Paul Allen kwam uit Little Rock en zijn fantastische song "Cash For Your Trash" verscheen in 1965 via E&M met "From Vietnam With Love" als B-kant.
De oudste song van de CD komt op naam van Rick Durham & The Dynamics uit Oost Arkansas en heet "I Got My Eyes On You", dat in 1964 uitgebracht werd door het Razorback label en door Rockabilly legende Sonny Burges geschreven was.
"In Vain", een schitterende garagerocksong uit 1965, dat door The Vipers, uit Mountain Home, zelf opgenomen werd, klinkt helaas kwalitatief slecht, maar is gelukkig niet verloren gegaan, zodat we er toch nog van kunnen genieten.
Net als Engeland had ook Amerika een band, die zich The Shadows noemden en deze uit Conway afkomstige band nam in 1965 hun single "It Breaks My Heart", een garagepoprocksong in Bill Black's studio te Memphis, Tennessee op en deze werd via E&M uitgebracht.
Het laatste nummer komt uit 1970 en werd door het Paula label op de markt gebracht en deze song "Apple Cider", is een waanzinnig goede progrocksong van de uit Magnolia afkomstige band Five By Five, die nog 7 andere singles, plus 1 lp door het Paula uitgebracht zag worden.
Psychedelic States - Arkansas In The 60s Vol.1 is weer zo'n schitterende release van het Gear Fab label en is een aanrader voor elke liefhebber van zestiger jaren muziek.
De serie Psychedelic States wordt regelmatig uitgebreid en Arkansas In The 60s Vol.1 is er weer één uit die schitterende reeks.
De CD bevat 28 nummers van 20 bands en enkele bands staan er dus met meerdere songs op, waarvan The Light Brigade, waar de CD mee begint, de eerste is.
The Light Brigade, die tussen 1966 en 1972 bestond, kwam uit Little Rock en de band maakte hun eerste single "Baby You Don't Care" / "Won't You Tell Me" in 1967 voor Earl Fox's My label.
De band bestond in eerste instantie uit 5 man, maar ten tijde van de single waren er dat nog maar 4, te weten de 3 broers Cole; Lonnie - basgitaar en zang, Dean - slaggitaar en zang en Ronnie - drums en zang, aangevuld met hun vriend en buurtgenoot James Williams - sologitaar.
"Baby You Don't Care" is een snelle garagerocksong, die lekker in het gehoor klinkt en daardoor eigenlijk vrij commerciel is en de andere song , die van de band op de CD staat heet "Lonnie's Song", een prima up-tempo popsong.
Ook The Romans, die tijdens optredens in Romeinse toga's gekleed gingen en eveneens uit Little Rock, hebben meerdere songs op de CD staan.
Beide kanten van de single "You Do Something To Me" / "I'll Find A Way", uit 1966, staan er op plus "He Don't Love You", één van de kanten van hun volgende single, die door het My label werden uitgebracht.
"You Do Something To Me" is een schitterende garagerocksong, die door het gebruik van orgel licht psychedelisch klinkt en de B-kant, die een stuk rustiger klinkt, een heerlijke popsong is, die in Engeland gemaakt had kunnen zijn, terwijl "He Don't Love You", ook uit 1966, meer de funky soul kant op gaat.
Een andere band uit Little Rock was The Fone Book, die in 1968 de schitterende psychedelische popsong "Plight Of The Yearner" via het My label uitbrachten.
Uit Hope kwamen The Wig/Wags, waarvan in 1966 de single "I'm On My Way Down The Road", een geweldige garagerocksong, met als B-kant "The Goofy Google" via het Sama label uit kwam en de single verscheen in 1968 nogmaals via het Viva label uit Los Angeles in dezelfde uitvoering alleen toen onder de bandnaam The Loving Years, terwijl ook de naam van de schrijver van de song veranderd was en het nummer heette toen simpelweg "Down The Road".
Dan volgt er weer een band, die 2 nummers op de CD heeft staan, genaamd The Chaps, die uit Pine Bluff kwamen en de eerste van de twee heet "Tell Me", een heerlijke popsong in Engelse stijl, dat in maart 1966 via Paula Records werd uitgebracht en ook "Remember To Forget Her", uit november van dat zelfde jaar, dat ook via Paula Records verscheen, klinkt alsof er een Britse band staat te spelen en is een prima sixties popsong.
Nog een band met 2 songs op de CD is The Rubber Band, uit Russelville en hun single, die in 1968 via Richlin' uitgebracht werd, staat er in zijn geheel op.
De A-kant "Forever Friday" is een vrolijke up-tempo popsong en de B-kant klinkt eveneens heerlijk poppy.
The Dutch Masters is weer een band uit Little Rock en hun song "The Expectation" is een fantastisch psychedelisch stukje muziek, dat in 1967 via het My Label verscheen.
"Sadie's Way" uit 1965 van The Esquires, die uit Jonesboro kwamen, is een lekkere garagerocksong, via Alley uitgebracht en "Steppin' On Up" is een soulsong, die The Egyptioans uit Hot Springs in 1967 via My uitbrachten, maar hun eerdere single, "Suzanne", uit 1966, is pure pop en verscheen eveneens via My.
The Culls uit Little Rock brachten in 1967 een niet overdienstelijke cover "Midnight To Six Man" van The Pretty Things uit via het My label, dat in dat zelfde jaar ook de single "But You're Gone" uitbracht van The Spires Of Oxford uit Little Rock, een goede popsong.
The Magic Sounds kwamen uit Hampton en zij brachten hun single "Love Can Be So Fine", een psychedelische popsong in 1966 via hun eigen Magic Sounds label uit.
Uit Paragould kwamen The Bar Boys, die in 1968 de single "Hit The Road Jack", dat iedereen natuurlijk in de uitvoering van Ray Charles kent, via het Lyar label uitbracht en er redelijk in slaagden die versie te benaderen.
De meeste bands kwamen uit Little Rock en het is dan ook niet vreemd, dat ook The Reknown daar vandaan kwam en deze band bracht in 1966 de single "Summertime" / "It Ain't Alright With Me", dat een vrij goede popsong is, via het E&M label uit, maar hun volgende single "You And Me" / "Leave", een up-tempo soulsong
verscheen in 1967 via het General American Records label.
De laatste Little Rock band waarvan 2 nummers op de CD staan, heette The Mercenaries en hun single "Take It All", een rustige popsong met als B-kant het iets snellere "Things Found Here", dat trouwens een lekkere popsong is en deze single werd natuurlijk op het My label uitgebracht.
Ook Paul Allen kwam uit Little Rock en zijn fantastische song "Cash For Your Trash" verscheen in 1965 via E&M met "From Vietnam With Love" als B-kant.
De oudste song van de CD komt op naam van Rick Durham & The Dynamics uit Oost Arkansas en heet "I Got My Eyes On You", dat in 1964 uitgebracht werd door het Razorback label en door Rockabilly legende Sonny Burges geschreven was.
"In Vain", een schitterende garagerocksong uit 1965, dat door The Vipers, uit Mountain Home, zelf opgenomen werd, klinkt helaas kwalitatief slecht, maar is gelukkig niet verloren gegaan, zodat we er toch nog van kunnen genieten.
Net als Engeland had ook Amerika een band, die zich The Shadows noemden en deze uit Conway afkomstige band nam in 1965 hun single "It Breaks My Heart", een garagepoprocksong in Bill Black's studio te Memphis, Tennessee op en deze werd via E&M uitgebracht.
Het laatste nummer komt uit 1970 en werd door het Paula label op de markt gebracht en deze song "Apple Cider", is een waanzinnig goede progrocksong van de uit Magnolia afkomstige band Five By Five, die nog 7 andere singles, plus 1 lp door het Paula uitgebracht zag worden.
Psychedelic States - Arkansas In The 60s Vol.1 is weer zo'n schitterende release van het Gear Fab label en is een aanrader voor elke liefhebber van zestiger jaren muziek.
zaterdag 3 december 2011
Review: Turnquist Remedy - Iowa By The Sea
Gear Fab 2006-(GF-223)
De band Turnquist Remedy, die uit Los Angeles, California kwam, bestond tussen 1968 en 1971 en bracht in 1970 de LP "Iowa By The Sea" uit via het Pentagram label, die de band in Hollywood opnam.
Turnquist Remedy bestond uit: Michael Woods - gitaar en zang, Murphy Scarnecchia - sologitaar en zang, Scott Harder - basgitaar en zang en John Maggi - drums en percussie.
Verder spelen de muzikanten Larry Vilaubi - drums (op 1 song), Larry Knechtel - piano en orgel en George Semper - piano en orgel mee op de LP.
Michael Woods zal eind jaren 70, begin jaren 80 in de band America spelen en Larry knechtel wordt een redelijk bekende sessie muzikant, die meespeelt op platen van o.a. Simon & Garfunkel (piano in Bridge Over Troubled Water), The Beach Boys (Pet Sounds en Smile), Bread en The Byrds (Mr. Tambourine Man).
De LP van Turnquist Remedy bevat 8 songs, waarvan 7 eigen nummers, die allemaal door Michael Woods werden geschreven.
Het openingsnummer heet "Just A Number", dat een vrolijke up-tempo popsong is, die gevolgd wordt door "Last Cigarette", een rustige countrysong.
Daarna hoor je "Anytime Soon", eveneens een rustige song, waarna er gelukkig weer wat meer tempo in de muziek komt met het swingende "Flyin' Dudley Waltz", een heerlijke popsong.
"We Don't Even Know" is een prima countrypopsong met tempowisselingen en dan volgt wat mij betreft het beste nummer van de CD, dat 7 minuten duurt, getiteld "All Gone Blues Act" en hierin speelt de band vrij psychedelische pop.
In "Cowboy Song" hoor je de band lekkere progressieve pop spelen en het laatste nummer van de CD is de cover "Reno Nevada", die door Richard Farina geschreven werd.
Deze mix van countrypop en progrock klinkt uitstekend en de band maakt hiermee één van de betere uitvoeringen van deze song.
"Iowa By The Sea" is een goede CD, waarbij de uitschieters volgens mij "Reno Nevada" en "All Gone Blues Act" zijn.
De band Turnquist Remedy, die uit Los Angeles, California kwam, bestond tussen 1968 en 1971 en bracht in 1970 de LP "Iowa By The Sea" uit via het Pentagram label, die de band in Hollywood opnam.
Turnquist Remedy bestond uit: Michael Woods - gitaar en zang, Murphy Scarnecchia - sologitaar en zang, Scott Harder - basgitaar en zang en John Maggi - drums en percussie.
Verder spelen de muzikanten Larry Vilaubi - drums (op 1 song), Larry Knechtel - piano en orgel en George Semper - piano en orgel mee op de LP.
Michael Woods zal eind jaren 70, begin jaren 80 in de band America spelen en Larry knechtel wordt een redelijk bekende sessie muzikant, die meespeelt op platen van o.a. Simon & Garfunkel (piano in Bridge Over Troubled Water), The Beach Boys (Pet Sounds en Smile), Bread en The Byrds (Mr. Tambourine Man).
De LP van Turnquist Remedy bevat 8 songs, waarvan 7 eigen nummers, die allemaal door Michael Woods werden geschreven.
Het openingsnummer heet "Just A Number", dat een vrolijke up-tempo popsong is, die gevolgd wordt door "Last Cigarette", een rustige countrysong.
Daarna hoor je "Anytime Soon", eveneens een rustige song, waarna er gelukkig weer wat meer tempo in de muziek komt met het swingende "Flyin' Dudley Waltz", een heerlijke popsong.
"We Don't Even Know" is een prima countrypopsong met tempowisselingen en dan volgt wat mij betreft het beste nummer van de CD, dat 7 minuten duurt, getiteld "All Gone Blues Act" en hierin speelt de band vrij psychedelische pop.
In "Cowboy Song" hoor je de band lekkere progressieve pop spelen en het laatste nummer van de CD is de cover "Reno Nevada", die door Richard Farina geschreven werd.
Deze mix van countrypop en progrock klinkt uitstekend en de band maakt hiermee één van de betere uitvoeringen van deze song.
"Iowa By The Sea" is een goede CD, waarbij de uitschieters volgens mij "Reno Nevada" en "All Gone Blues Act" zijn.
donderdag 24 november 2011
Review: The Oxfords - Flying Through The Sky One and Two
Gear Fab 2001-(GF168) + Gear Fab 2007-(GF-226)
Het verhaal van The Oxfords uit Louisville, Kentucky, begon op high school in 1964, toen Jay Petach net als de meeste jongeren uit die tijd, in de ban van de muziek van The Beatles was geraakt.
Jay speelde al een jaar gitaar en had al in enkele bandjes gespeeld, maar die bleven nooit lang bestaan, totdat hij eindelijk een band bijeen had, waarmee hij optredens ging doen.
Ze noemden zich The Spectres en Jay speelde daarin sologitaar, Bill Tullis - zang, Bill Turner - basgitaar, Glen Howerton - drums en Danny Marshall - slaggitaar.
Toen in 1965 een andere band uit Louisville, genaamd The Oxfords, interne problemen had, wisselden de bands van drummer en de band van Jay kreeg Jim Guest als drummer en ging zich The Oxfords noemen, terwijl Glen Howerton verhuisde naar de oude Oxfords, die zich vanaf toen The Rugbys noemden (zie review The Rugbys).
Toen The Oxfords in 1966 voor de eerste keer een opname studio in gingen, was basgitarist Bill Turner vervangen door Ray Barrickman en slaggitarist Danny Marshall door Ronnie Brooks.
Hun allereerste opname was de Burt Bacharach song "(There's) Always Something There To Remind Me" die via het Bell records label werd uitgebracht en dat door Ray Barrickman gezongen werd.
Ray verliet de band in het najaar van 1966 om een studie buiten de stad te gaan doen, waardoor Ronnie over schakelde op basgitaar en Bill Tullis slaggitaar ging spelen.
Ook hun volgende single "Sun Flower Sun" / "Chicago Woman", uit 1967, werd door Bell records uitgebracht en het bracht het tot uitzending in Dick Clark's American Bandstand "Rate the record", maar de band haalde daar slechts 65 punten mee, wat betekende dat de single gedoemd was een flop te worden.
Later dat jaar verliet Ronnie de groep en zijn vervanger heette Gary Johnson, maar enkele maanden later stapte hij weer op om basgitaar te gaan spelen in de pas opgerichte band Elysian Field.
Ondertussen bestond er in Louisville een meiden band, genaamd The Hearby, waarvan Jill DeMarco de zangeres was, die geholpen door Jim Guest en Jay Petach, hun enige single hadden gemaakt en toen in 1968 er weer wisselingen in de band plaatsvonden, vroeg Jay haar om bij The Oxfords te komen zingen.
Drummer Jim Guest werd vervangen door Donnie Hale en Dill Asher werd de nieuwe basgitarist en in deze formatie werden de meeste songs voor hun LP opgenomen, waarvan het orchestrale gedeelte door Keith Spring gedaan werd, die een vriend van Donnie Hale was.
Dat jaar speelde de band regelmatig in Fort Knox gedurende de Vitnam oorlog en stond als voorprogramma op het podium van Frank Zappa & The Mother's Of Invention in de Louisville Rock Club en van The Grateful Dead in Bellamine College.
In 1969 deed zich nogmaals een bandwisseling voor en deze keer waren het Dill Asher, waarvoor basgitarist Larry Holt in de plaats kwam en drummer Donnie Hale, die door Paul Hoerni vervangen werd, Wiens broer Mike in The Rugbys basgitaar speelde.
Deze groep nam de rest van de songs voor de LP op plus de laatste single "Come On Back To Beer", die de eerste plaats haalde bij Rock Radio te Louisville en door Paula Records werd uitgebracht.
De LP was in 1970 eindelijk klaar en de band had de keus tussen twee labels om het uit te brengen, maar omdat beide labels komplete controle wilden, besloot de band de release en de promotie zelf te doen en werd hun LP "Flying Through The Sky", met daarop 9 songs, via het Union Jack label uitgebracht.
The Oxfords zouden tot 1972 blijven bestaan en nogmaals bandwisselingen ondergaan, voordat dat jaar het doek voor de band definitief zou vallen.
Wat er over is gebleven zijn 2 CD's met daarop totaal 36 songs, die in verschillende samenstellingen zijn opgenomen.
CD 1 opent met de songs van hun LP, waarin de zang in 8 van de 9 songs verzorgt wordt door Jill DeMarco en "My World", een schitterende popsong met een vrolijk aanstekelijk ritme, uit 1968, is daar de eerste van.
Ook "Lighter Than Air" heeft een opgewekt ritme en is een lekker in het gehoor klinkende popsong, die gevolgd wordt door het schitterende rustige psychedelische "Sung At Harvest Time", waarin de band op zijn best is.
Echt spannend wordt het in "Two Poems By E.E. Cummings", waarin je eerst oosterse klanken met een gesproken intro hoort, waarna de band uitpakt met een prima stukje psychedelische muziek gecombineerd met lichtelijke jazzy invloeden en de song afsluit met een gesproken outro.
De titelsong "Flying Up Through The Time" is weer zo'n schitterende popsong met vrolijk ritme en prachtige orchestrale begeleiding, net als de meeste andere songs van de CD, die in 1968 opgenomen zijn.
In "Come On 'Round", dat wel iets steviger klinkt, maar toch die vrolijkheid vast blijft houden, zitten zelfs wat rock en blues invloeden plus een geweldig stukje drumwerk en dit plus het volgende nummer "Young Girl's Lament", waarin de band ook meer rock heeft verwerkt, werden in 1969 opgenomen.
"Trix Rabbit" is een heerlijke popsong, waar de vrolijkheid van af straalt en de laatste song van de LP stamt uit 1966 en is de A-kant van hun eerste single "(There's) Always Something There To Remind Me", een prima uitvoering van dit nummer.
De B-kant staat niet op de LP, maar natuurlijk wel op de CD en het is dan ook de volgende song, die je te horen krijgt en ik prefereer deze kant, die een stuk progressiever klinkt.
Lichtelijk psychedelische pop hoor je in "Sun Flower Sun" en in "Chicago Woman" hoor je de invloed van The Beatles.
Dan volgt de laatst uitgebrachte single van de band "Come On Back To Beer", een bluesrocksong, die het folky "Your Own Way" als B-kant had.
Daarna hoor je "In The City" uit 1970, een lekkere progressieve popsong in de stijl van Jefferson Airplane.
De rest van de nummers komt uit 1972 en "Flute Thing", een progressief rock nummer, waarin de dwarsfluit centraal staat is daar de eerste van.
In "Cuttin' You Loose" hoor je de band countryrock spelen en evenzo in "Sweet Lover Man", maar in "Those Winds" gaat de band richting jazz en in het fantastische 6 minuten durende "Tornado Baby" krijgt dat een vervolg, alleen speelt de band hierin pure progressieve jazzrock, waarin de dwarsfluit optimaal wordt benut.
Op CD 2 staan alleen maar nummers, die niet uitgebracht zijn en tussen 1967 en 1971 opgenomen werden.
"The Harm I Do", een prachtige song, dat oorspronkelijk een song was van Jill DeMarco's band The Hearby, wordt hier ondersteund door het orkest van Keith Spring en stamt uit 1968 en was waarschijnlijk een song voor de LP, want het heeft dezelfde sfeer als de songs van de LP.
Vervolgens hoor je "Reno, Nevada", een nummer geschreven door Richard Farina, die het samen met zijn vrouw Mimi Baez, de jongere zus van Joan, uitbracht via Vanguard.
The Oxfords maakten de song een stukje sneller en pasten het aan aan de stem van Jill en maakten er een heerlijk swingend nummer van.
In "Lightning Sally" gaat de band vrolijk de richting van de country op en "Dance" is een swingende popsong, die aanzet tot dansen, hoe kan het ook anders met zo'n titel.
Dan volgt er een ballad, getiteld "I Can't Remember Your Name", waarna je een song over de oorlog in Vietnam hoort, genaamd "Goin'Home".
Daarna hoor je eerst de intro van "Year Of Jubilo", meteen gevolgd door de schitterende progpoprocksong, die je vrolijk maakt en daardoor is de overgang naar het volgende nummer "Sit Down", een prima country song weliswaar, te groot.
"Sunshine Can Still Feel Warm" is een nummer uit de beginperiode , toen Jill nog maar pas bij de band zat en daarin is te horen dat de positiviteit en vrolijkheid er vanaf straalt.
Vervolgens "Make Me One Of Your People", dat uit die zelfde periode komt en ook die opgewektheid heeft net als "I Gave You My Name".
Een nummer uit de beginjaren 70 is "When You Decide (To Say Goodbye)", waarin de stijl en bezetting van de band al totaal anders is, dus ook de muziek, hoewel deze prima popsong niet onder doet voor de rest van de nummers.
De cover van het Del Shannon nummer "Runaway" had de band wat mij betreft beter achterwege gelaten, want deze uitvoering vind ik niet te pruimen en een regelrechte verkrachting van de song.
Uit 1966 komt de Jesse Colin Young cover "Foolin' Around Waltz" en deze wordt niet onverdienstelijk door Jim Guest gezongen, waarna de CD wordt afgesloten met het rustige instrumentale "Underscore".
Ik vind beide CD's van The Oxfords geweldig en verplichte kost voor alle liefhebbers van jaren 60 muziek.
Het verhaal van The Oxfords uit Louisville, Kentucky, begon op high school in 1964, toen Jay Petach net als de meeste jongeren uit die tijd, in de ban van de muziek van The Beatles was geraakt.
Jay speelde al een jaar gitaar en had al in enkele bandjes gespeeld, maar die bleven nooit lang bestaan, totdat hij eindelijk een band bijeen had, waarmee hij optredens ging doen.
Ze noemden zich The Spectres en Jay speelde daarin sologitaar, Bill Tullis - zang, Bill Turner - basgitaar, Glen Howerton - drums en Danny Marshall - slaggitaar.
Toen in 1965 een andere band uit Louisville, genaamd The Oxfords, interne problemen had, wisselden de bands van drummer en de band van Jay kreeg Jim Guest als drummer en ging zich The Oxfords noemen, terwijl Glen Howerton verhuisde naar de oude Oxfords, die zich vanaf toen The Rugbys noemden (zie review The Rugbys).
Toen The Oxfords in 1966 voor de eerste keer een opname studio in gingen, was basgitarist Bill Turner vervangen door Ray Barrickman en slaggitarist Danny Marshall door Ronnie Brooks.
Hun allereerste opname was de Burt Bacharach song "(There's) Always Something There To Remind Me" die via het Bell records label werd uitgebracht en dat door Ray Barrickman gezongen werd.
Ray verliet de band in het najaar van 1966 om een studie buiten de stad te gaan doen, waardoor Ronnie over schakelde op basgitaar en Bill Tullis slaggitaar ging spelen.
Ook hun volgende single "Sun Flower Sun" / "Chicago Woman", uit 1967, werd door Bell records uitgebracht en het bracht het tot uitzending in Dick Clark's American Bandstand "Rate the record", maar de band haalde daar slechts 65 punten mee, wat betekende dat de single gedoemd was een flop te worden.
Later dat jaar verliet Ronnie de groep en zijn vervanger heette Gary Johnson, maar enkele maanden later stapte hij weer op om basgitaar te gaan spelen in de pas opgerichte band Elysian Field.
Ondertussen bestond er in Louisville een meiden band, genaamd The Hearby, waarvan Jill DeMarco de zangeres was, die geholpen door Jim Guest en Jay Petach, hun enige single hadden gemaakt en toen in 1968 er weer wisselingen in de band plaatsvonden, vroeg Jay haar om bij The Oxfords te komen zingen.
Drummer Jim Guest werd vervangen door Donnie Hale en Dill Asher werd de nieuwe basgitarist en in deze formatie werden de meeste songs voor hun LP opgenomen, waarvan het orchestrale gedeelte door Keith Spring gedaan werd, die een vriend van Donnie Hale was.
Dat jaar speelde de band regelmatig in Fort Knox gedurende de Vitnam oorlog en stond als voorprogramma op het podium van Frank Zappa & The Mother's Of Invention in de Louisville Rock Club en van The Grateful Dead in Bellamine College.
In 1969 deed zich nogmaals een bandwisseling voor en deze keer waren het Dill Asher, waarvoor basgitarist Larry Holt in de plaats kwam en drummer Donnie Hale, die door Paul Hoerni vervangen werd, Wiens broer Mike in The Rugbys basgitaar speelde.
Deze groep nam de rest van de songs voor de LP op plus de laatste single "Come On Back To Beer", die de eerste plaats haalde bij Rock Radio te Louisville en door Paula Records werd uitgebracht.
De LP was in 1970 eindelijk klaar en de band had de keus tussen twee labels om het uit te brengen, maar omdat beide labels komplete controle wilden, besloot de band de release en de promotie zelf te doen en werd hun LP "Flying Through The Sky", met daarop 9 songs, via het Union Jack label uitgebracht.
The Oxfords zouden tot 1972 blijven bestaan en nogmaals bandwisselingen ondergaan, voordat dat jaar het doek voor de band definitief zou vallen.
Wat er over is gebleven zijn 2 CD's met daarop totaal 36 songs, die in verschillende samenstellingen zijn opgenomen.
CD 1 opent met de songs van hun LP, waarin de zang in 8 van de 9 songs verzorgt wordt door Jill DeMarco en "My World", een schitterende popsong met een vrolijk aanstekelijk ritme, uit 1968, is daar de eerste van.
Ook "Lighter Than Air" heeft een opgewekt ritme en is een lekker in het gehoor klinkende popsong, die gevolgd wordt door het schitterende rustige psychedelische "Sung At Harvest Time", waarin de band op zijn best is.
Echt spannend wordt het in "Two Poems By E.E. Cummings", waarin je eerst oosterse klanken met een gesproken intro hoort, waarna de band uitpakt met een prima stukje psychedelische muziek gecombineerd met lichtelijke jazzy invloeden en de song afsluit met een gesproken outro.
De titelsong "Flying Up Through The Time" is weer zo'n schitterende popsong met vrolijk ritme en prachtige orchestrale begeleiding, net als de meeste andere songs van de CD, die in 1968 opgenomen zijn.
In "Come On 'Round", dat wel iets steviger klinkt, maar toch die vrolijkheid vast blijft houden, zitten zelfs wat rock en blues invloeden plus een geweldig stukje drumwerk en dit plus het volgende nummer "Young Girl's Lament", waarin de band ook meer rock heeft verwerkt, werden in 1969 opgenomen.
"Trix Rabbit" is een heerlijke popsong, waar de vrolijkheid van af straalt en de laatste song van de LP stamt uit 1966 en is de A-kant van hun eerste single "(There's) Always Something There To Remind Me", een prima uitvoering van dit nummer.
De B-kant staat niet op de LP, maar natuurlijk wel op de CD en het is dan ook de volgende song, die je te horen krijgt en ik prefereer deze kant, die een stuk progressiever klinkt.
Lichtelijk psychedelische pop hoor je in "Sun Flower Sun" en in "Chicago Woman" hoor je de invloed van The Beatles.
Dan volgt de laatst uitgebrachte single van de band "Come On Back To Beer", een bluesrocksong, die het folky "Your Own Way" als B-kant had.
Daarna hoor je "In The City" uit 1970, een lekkere progressieve popsong in de stijl van Jefferson Airplane.
De rest van de nummers komt uit 1972 en "Flute Thing", een progressief rock nummer, waarin de dwarsfluit centraal staat is daar de eerste van.
In "Cuttin' You Loose" hoor je de band countryrock spelen en evenzo in "Sweet Lover Man", maar in "Those Winds" gaat de band richting jazz en in het fantastische 6 minuten durende "Tornado Baby" krijgt dat een vervolg, alleen speelt de band hierin pure progressieve jazzrock, waarin de dwarsfluit optimaal wordt benut.
Op CD 2 staan alleen maar nummers, die niet uitgebracht zijn en tussen 1967 en 1971 opgenomen werden.
"The Harm I Do", een prachtige song, dat oorspronkelijk een song was van Jill DeMarco's band The Hearby, wordt hier ondersteund door het orkest van Keith Spring en stamt uit 1968 en was waarschijnlijk een song voor de LP, want het heeft dezelfde sfeer als de songs van de LP.
Vervolgens hoor je "Reno, Nevada", een nummer geschreven door Richard Farina, die het samen met zijn vrouw Mimi Baez, de jongere zus van Joan, uitbracht via Vanguard.
The Oxfords maakten de song een stukje sneller en pasten het aan aan de stem van Jill en maakten er een heerlijk swingend nummer van.
In "Lightning Sally" gaat de band vrolijk de richting van de country op en "Dance" is een swingende popsong, die aanzet tot dansen, hoe kan het ook anders met zo'n titel.
Dan volgt er een ballad, getiteld "I Can't Remember Your Name", waarna je een song over de oorlog in Vietnam hoort, genaamd "Goin'Home".
Daarna hoor je eerst de intro van "Year Of Jubilo", meteen gevolgd door de schitterende progpoprocksong, die je vrolijk maakt en daardoor is de overgang naar het volgende nummer "Sit Down", een prima country song weliswaar, te groot.
"Sunshine Can Still Feel Warm" is een nummer uit de beginperiode , toen Jill nog maar pas bij de band zat en daarin is te horen dat de positiviteit en vrolijkheid er vanaf straalt.
Vervolgens "Make Me One Of Your People", dat uit die zelfde periode komt en ook die opgewektheid heeft net als "I Gave You My Name".
Een nummer uit de beginjaren 70 is "When You Decide (To Say Goodbye)", waarin de stijl en bezetting van de band al totaal anders is, dus ook de muziek, hoewel deze prima popsong niet onder doet voor de rest van de nummers.
De cover van het Del Shannon nummer "Runaway" had de band wat mij betreft beter achterwege gelaten, want deze uitvoering vind ik niet te pruimen en een regelrechte verkrachting van de song.
Uit 1966 komt de Jesse Colin Young cover "Foolin' Around Waltz" en deze wordt niet onverdienstelijk door Jim Guest gezongen, waarna de CD wordt afgesloten met het rustige instrumentale "Underscore".
Ik vind beide CD's van The Oxfords geweldig en verplichte kost voor alle liefhebbers van jaren 60 muziek.
donderdag 17 november 2011
Review: The Palace Guards - The Palace Guards
Gear Fab 2006-(GF-224)
De band The Palace Guards, uit New Orleans, werd in het voorjaar van 1966 opgericht door Les Gray - zang en Frank Bua - drums.
Ze vroegen Richie Faber, die basgitaar, saxofoon en drums speelde en zijn eigen songs schreef, voor hun op te richten band en omdat hij liever basgitaar speelde dan drums, werd hij dus hun basgitarist.
Ook sloten de gitaristen Glenn Acombe en Jeff Miller zich bij dit trio aan en de band was compleet.
Na flink te hebben geoefend en een zich een stuk of 20 nummers eigen te hebben gemaakt, kregen ze na flink aandringen enkele optredens in lokale bars.
Één daarvan was de populaire Green Turtle in het Garden District en de band oogste daar zoveel succes, dat ze die zomer de huisband van de Green Turtle werden en hun schare aanhangers groeide daardoor.
Tevens traden ze veel op in een andere lokale bar, genaamd Fat Harry's en ook daar trokken ze veel publiek met hun covers van o.a.: Beatles, Rolling Stones, Beach Boys, Animals, Herman's Hermits, Dave Clark Five en Beau Brummels, maar ook speelden ze hun eigen songs met succes.
Ze namen in 1966 hun eerste 6 songs op in 's werelds beroemde Cosmo's recording studio's te New Orleans en hun eerste single "Better Things To Do" / "Sorry" werd via het U-DOE label, dat van Frank Udoe was, uitgebracht.
Deze garandeerde de band, dat ze meer singles zouden verkopen dan hun concurerende band The Glory Rhodes, die eveneens bij het U-DOE label zaten.
De single kreeg ruime aandacht van de lokale zenders, die beide kanten draaiden met als resultaat dat de band meer optredens kreeg.
In het voorjaar van 1967 kreeg Lamb interesse in de band en vroeg ze naar Nashville te komen, om wat opnamesessies te doen en de band ging daar graag op in.
Richie had net een nieuwe song geschreven en die met hulp van Jeff uitgewerkt en het resultaat van de sessies was, dat de band 4 songs opnam.
Dat waren: "Wrong Side Of The Street" en "I'm Gonna Meet Her", geschreven door Glenn, plus nieuwe versies van "Barbara" en "No Coming Back", die eerder via het White Cliffs label waren verschenen, maar Lamb was niet onder de indruk van de songs en zou ze dus niet uitbrengen.
Ondanks dat was de band toch tevreden de trip naar Nashville te hebben gemaakt en hun voornaamste zorg op dat moment was een goed optreden neerzetten als hoofdact in Biloxi Beach, Mississippi en zich daar volledig op voor te bereiden.
In het najaar van 1967 deden zich enkele veranderingen in de band voor en in 1968 stopten Glenn en Richie beiden.
Glenn om zijn diploma rechten te halen en Richie om zijn muziekstudie verder te gaan volgen in California, waarna de band nog enkele jaren bleef bestaan, voor ze begin jaren 70 uit elkaar gingen en hun nalatenschap bestaat uit 5 singles en 10 onuitgebrachte songs plus 3 alternatieve versies.
Natuurlijk begint de CD met hun eerste single en dan met name met "Sorry", een up-tempo popsong, die prima in het gehoor klinkt en gevolgd wordt door de andere kant "Better Things To Do", een heerlijk aanstekelijk stukje popmuziek, dat je na enkele keren beluisteren al mee kan zingen.
Dan volgt "Barabara", een mooi rustig nummer, dat natuurlijk over de liefde gaat en het tegenovergestelde is van "No Coming Back", een garagerocksong, die in up-temo gespeeld wordt en lekker ruig klinkt.
Hun volgende single "Never Be Lonely", een opgewekte popsong, waarin de nodige tempowisselingen zitten had een kerstsong aan de andere kant staan, getiteld "Christmas Would Be Nothing", een draak van een song, die niet om aan te horen is.
Gelukkig maakt "Looking Everywhere" een hoop goed en deze prima popsong is de laatste, die via het White Cliffs label verscheen en had "Gas Station Boogaloo Downtown" als achterkant en hierin hoor je de stijl van de band al veranderen, doordat er een orgel aan het instrumentarium is toegevoegd en de band daardoor meer richting psychedelische pop neigt.
De laatste single van The Palace Guards verscheen via het RAE records label, waarvan "Sideshow" een mix is van garagerock, psychedelische pop en progrock en "Mr. Greene", duidelijk geïnspireerd door de Britse muziekscene, een schitterende song in de stijl van the Kinks is en vrij progressief klinkt.
In "And Then You" hoor je psychedelische klanken, die gevolgd worden door de alternatieve versie van "Barbara", waarvan ik het origineel beter vind, hoewel ook deze uitvoering zeker prima klinkt en "Don't Know Why I Feel Good", een aardige popsong.
Vervolgens het rustige "For You", dan "I'm Gonna Meet Her" en dit geweldige garagerocknummer is sneller en ruiger, dan de rest van de songs en de alternatieve uitvoering van "Looking Everywhere" valt dan meteen erg tegen en na het nogmaals beluisterd te hebben, vind ik ook nu weer het origineel beter.
"My Window" bevat wat progressieve funky klanken, de alternatieve versie van "Never Be Lonely" klinkt een beetje magertjes, "Slow Walk In The Sunshine" moet wel opgewekt klinken met zo'n titel en dat doet het ook, "Take A Good Look" is een prima popsong, "The Magician", een progrocksong, "Waltz For Alissa", een psychedelisch instrumentaal nummer en "Wrong Side Of The Street" een aardige popsong met hier en daar een hapering in de opname, die de CD afsluit.
Bij de CD van The Palace Guards valt op te merken, dat er hoogte- en dieptepunten in zitten, maar over het geheel genomen klinkt de muziek prima en is hij zeker het beluisteren meer dan waard.
De band The Palace Guards, uit New Orleans, werd in het voorjaar van 1966 opgericht door Les Gray - zang en Frank Bua - drums.
Ze vroegen Richie Faber, die basgitaar, saxofoon en drums speelde en zijn eigen songs schreef, voor hun op te richten band en omdat hij liever basgitaar speelde dan drums, werd hij dus hun basgitarist.
Ook sloten de gitaristen Glenn Acombe en Jeff Miller zich bij dit trio aan en de band was compleet.
Na flink te hebben geoefend en een zich een stuk of 20 nummers eigen te hebben gemaakt, kregen ze na flink aandringen enkele optredens in lokale bars.
Één daarvan was de populaire Green Turtle in het Garden District en de band oogste daar zoveel succes, dat ze die zomer de huisband van de Green Turtle werden en hun schare aanhangers groeide daardoor.
Tevens traden ze veel op in een andere lokale bar, genaamd Fat Harry's en ook daar trokken ze veel publiek met hun covers van o.a.: Beatles, Rolling Stones, Beach Boys, Animals, Herman's Hermits, Dave Clark Five en Beau Brummels, maar ook speelden ze hun eigen songs met succes.
Ze namen in 1966 hun eerste 6 songs op in 's werelds beroemde Cosmo's recording studio's te New Orleans en hun eerste single "Better Things To Do" / "Sorry" werd via het U-DOE label, dat van Frank Udoe was, uitgebracht.
Deze garandeerde de band, dat ze meer singles zouden verkopen dan hun concurerende band The Glory Rhodes, die eveneens bij het U-DOE label zaten.
De single kreeg ruime aandacht van de lokale zenders, die beide kanten draaiden met als resultaat dat de band meer optredens kreeg.
In het voorjaar van 1967 kreeg Lamb interesse in de band en vroeg ze naar Nashville te komen, om wat opnamesessies te doen en de band ging daar graag op in.
Richie had net een nieuwe song geschreven en die met hulp van Jeff uitgewerkt en het resultaat van de sessies was, dat de band 4 songs opnam.
Dat waren: "Wrong Side Of The Street" en "I'm Gonna Meet Her", geschreven door Glenn, plus nieuwe versies van "Barbara" en "No Coming Back", die eerder via het White Cliffs label waren verschenen, maar Lamb was niet onder de indruk van de songs en zou ze dus niet uitbrengen.
Ondanks dat was de band toch tevreden de trip naar Nashville te hebben gemaakt en hun voornaamste zorg op dat moment was een goed optreden neerzetten als hoofdact in Biloxi Beach, Mississippi en zich daar volledig op voor te bereiden.
In het najaar van 1967 deden zich enkele veranderingen in de band voor en in 1968 stopten Glenn en Richie beiden.
Glenn om zijn diploma rechten te halen en Richie om zijn muziekstudie verder te gaan volgen in California, waarna de band nog enkele jaren bleef bestaan, voor ze begin jaren 70 uit elkaar gingen en hun nalatenschap bestaat uit 5 singles en 10 onuitgebrachte songs plus 3 alternatieve versies.
Natuurlijk begint de CD met hun eerste single en dan met name met "Sorry", een up-tempo popsong, die prima in het gehoor klinkt en gevolgd wordt door de andere kant "Better Things To Do", een heerlijk aanstekelijk stukje popmuziek, dat je na enkele keren beluisteren al mee kan zingen.
Dan volgt "Barabara", een mooi rustig nummer, dat natuurlijk over de liefde gaat en het tegenovergestelde is van "No Coming Back", een garagerocksong, die in up-temo gespeeld wordt en lekker ruig klinkt.
Hun volgende single "Never Be Lonely", een opgewekte popsong, waarin de nodige tempowisselingen zitten had een kerstsong aan de andere kant staan, getiteld "Christmas Would Be Nothing", een draak van een song, die niet om aan te horen is.
Gelukkig maakt "Looking Everywhere" een hoop goed en deze prima popsong is de laatste, die via het White Cliffs label verscheen en had "Gas Station Boogaloo Downtown" als achterkant en hierin hoor je de stijl van de band al veranderen, doordat er een orgel aan het instrumentarium is toegevoegd en de band daardoor meer richting psychedelische pop neigt.
De laatste single van The Palace Guards verscheen via het RAE records label, waarvan "Sideshow" een mix is van garagerock, psychedelische pop en progrock en "Mr. Greene", duidelijk geïnspireerd door de Britse muziekscene, een schitterende song in de stijl van the Kinks is en vrij progressief klinkt.
In "And Then You" hoor je psychedelische klanken, die gevolgd worden door de alternatieve versie van "Barbara", waarvan ik het origineel beter vind, hoewel ook deze uitvoering zeker prima klinkt en "Don't Know Why I Feel Good", een aardige popsong.
Vervolgens het rustige "For You", dan "I'm Gonna Meet Her" en dit geweldige garagerocknummer is sneller en ruiger, dan de rest van de songs en de alternatieve uitvoering van "Looking Everywhere" valt dan meteen erg tegen en na het nogmaals beluisterd te hebben, vind ik ook nu weer het origineel beter.
"My Window" bevat wat progressieve funky klanken, de alternatieve versie van "Never Be Lonely" klinkt een beetje magertjes, "Slow Walk In The Sunshine" moet wel opgewekt klinken met zo'n titel en dat doet het ook, "Take A Good Look" is een prima popsong, "The Magician", een progrocksong, "Waltz For Alissa", een psychedelisch instrumentaal nummer en "Wrong Side Of The Street" een aardige popsong met hier en daar een hapering in de opname, die de CD afsluit.
Bij de CD van The Palace Guards valt op te merken, dat er hoogte- en dieptepunten in zitten, maar over het geheel genomen klinkt de muziek prima en is hij zeker het beluisteren meer dan waard.
vrijdag 11 november 2011
Review: Mourning Dayze - The Lost Recordings
Gear Fab 2007- (GF-225)
Mourning Dayze werd in 1965 te Whitewater, Wisconsin door Doug Henry en Rick Pfeifer onder de naam The Coachmen opgericht, maar omdat er al een andere band onder die naam actief was, werd de bandnaam veranderd in Mourning Dayze.
De band was erg populair in het mid-westen en speelde regelmatig op de vele campussen, die Wisconsin rijk was en in café's waar veel jongeren kwamen.
Niet alleen waren ze populair door hun muziek, maar ook door hun geweldige lichtshows en waren één van de eersten, die stroboscopes gebruikten.
Mourning Dayze speelde niet alleen in Wisconsin, maar trad ook op in de staten New York, New Jersey, Florida, Idaho en Canada.
Enkele bekende muzikanten speelden in Mourning Dayze gedurende de eerste vijf jaar, dat de band bestond, zoals Curly Cook (gitarist van Steve Miller Band), Berry Oakley (basgitarist van Allman Brothers Band) en Mike Warner (drummer van Curtis Mayfield en The Impressions).
Ook opende de band voor verschillende bekende bands, zoals Ohio Express, Lemon Pipers, The Trashmen, New Colony Six en The Music Explosion.
Nog steeds treedt Mourning Dayze elk jaar op tijdens het voorjaar en herfst in de westelijke staten door hun special voorliefde voor het toeren en de band bestond in ieder geval tot 2007.
Het enige werk, dat de band uitbracht, was een single, getiteld "Fly My Paper Airplane" / "Sad Man's Dayze", die in 1967 op de markt verscheen via het Kiderian label.
De CD bevat 8 songs, waarvan de single er één is en hier begint de CD dan ook mee.
"Fly My Paper Airplane" is een geweldige pop progrocksong met een aanstekelijk swingend ritme, dat in sneltreinvaart gespeeld wordt en het volgende nummer, "Sad Man's Madness" is een psychedelische rocksong.
Dan volgen er zes onuitgebrachte songs, waarvan de opname kwaliteit niet helemaal lekker klinkt, maar dat wordt grotendeels gecompenseerd door de prima muziek, die de band ten gehore brengt.
"Man With The Thin Mind" is de eerste van die zes en dit is een heerlijke progrocksong, die gevolgd wordt door "Moon That Gives No Sunlight", een countrypop song, die in de stijl van late Byrds songs gespeeld wordt.
Daarna krijg je een schitterend psychedelisch stukje muziek voorgeschoteld in "Rain Time" en "The Mourning Dayze", zoals het volgende nummer heet, klinkt me erg bekend in de oren, al kan ik even niet bedenken waar ik dit van herken, in ieder geval is het een prima popsong, die zeker hitkansen had gehad, als het
uitgebracht was geweest.
Nu is het tijd voor een ballad moet de band gedacht hebben en met "Are We Going To Say Goodbye?" verrast The Mourning Dayze me, want dit rustige stukje muziek klinkt fantastisch.
Als afsluiter is er gekozen voor een altenatieve versie van "Fly My Paper Airplane", die helaas door de geluidskwaliteit een stuk minder klinkt, dan het origineel, dat op single verscheen.
Ondanks het feit dat de songs niet helemaal optimaal klinken, vind ik toch dat de CD van Mourning Dayze een waardevol document is, waarop schitterende songs staan en alleen al daarom verdiend om beluisterd te worden.
Mourning Dayze werd in 1965 te Whitewater, Wisconsin door Doug Henry en Rick Pfeifer onder de naam The Coachmen opgericht, maar omdat er al een andere band onder die naam actief was, werd de bandnaam veranderd in Mourning Dayze.
De band was erg populair in het mid-westen en speelde regelmatig op de vele campussen, die Wisconsin rijk was en in café's waar veel jongeren kwamen.
Niet alleen waren ze populair door hun muziek, maar ook door hun geweldige lichtshows en waren één van de eersten, die stroboscopes gebruikten.
Mourning Dayze speelde niet alleen in Wisconsin, maar trad ook op in de staten New York, New Jersey, Florida, Idaho en Canada.
Enkele bekende muzikanten speelden in Mourning Dayze gedurende de eerste vijf jaar, dat de band bestond, zoals Curly Cook (gitarist van Steve Miller Band), Berry Oakley (basgitarist van Allman Brothers Band) en Mike Warner (drummer van Curtis Mayfield en The Impressions).
Ook opende de band voor verschillende bekende bands, zoals Ohio Express, Lemon Pipers, The Trashmen, New Colony Six en The Music Explosion.
Nog steeds treedt Mourning Dayze elk jaar op tijdens het voorjaar en herfst in de westelijke staten door hun special voorliefde voor het toeren en de band bestond in ieder geval tot 2007.
Het enige werk, dat de band uitbracht, was een single, getiteld "Fly My Paper Airplane" / "Sad Man's Dayze", die in 1967 op de markt verscheen via het Kiderian label.
De CD bevat 8 songs, waarvan de single er één is en hier begint de CD dan ook mee.
"Fly My Paper Airplane" is een geweldige pop progrocksong met een aanstekelijk swingend ritme, dat in sneltreinvaart gespeeld wordt en het volgende nummer, "Sad Man's Madness" is een psychedelische rocksong.
Dan volgen er zes onuitgebrachte songs, waarvan de opname kwaliteit niet helemaal lekker klinkt, maar dat wordt grotendeels gecompenseerd door de prima muziek, die de band ten gehore brengt.
"Man With The Thin Mind" is de eerste van die zes en dit is een heerlijke progrocksong, die gevolgd wordt door "Moon That Gives No Sunlight", een countrypop song, die in de stijl van late Byrds songs gespeeld wordt.
Daarna krijg je een schitterend psychedelisch stukje muziek voorgeschoteld in "Rain Time" en "The Mourning Dayze", zoals het volgende nummer heet, klinkt me erg bekend in de oren, al kan ik even niet bedenken waar ik dit van herken, in ieder geval is het een prima popsong, die zeker hitkansen had gehad, als het
uitgebracht was geweest.
Nu is het tijd voor een ballad moet de band gedacht hebben en met "Are We Going To Say Goodbye?" verrast The Mourning Dayze me, want dit rustige stukje muziek klinkt fantastisch.
Als afsluiter is er gekozen voor een altenatieve versie van "Fly My Paper Airplane", die helaas door de geluidskwaliteit een stuk minder klinkt, dan het origineel, dat op single verscheen.
Ondanks het feit dat de songs niet helemaal optimaal klinken, vind ik toch dat de CD van Mourning Dayze een waardevol document is, waarop schitterende songs staan en alleen al daarom verdiend om beluisterd te worden.
zondag 6 november 2011
Review: Psychedelic States Colorado In The 60s (2CD)
Gear Fab 2007 - (GF227)
In de fantastische serie Psychedelic States komt dit keer Colorado aan bod en er staan op deze dubbel CD 48 nummers van 32 bands.
Het openingsnummer komt van The Monocles uit Greely en heet "Psychedelic, That's Where It's At" en dit nummer verscheen in oktober 1966 via het Denco label op single met "Boogie Man" als B-kant (zie review Gear Fab GF-231).
Het volgende werkje is van The Soothsayers, die met 4 nummers op de CD´s vertegenwoordigd zijn en heet "I Don't Know Why", een song in de stijl van The Byrds, die zeer aangenaam klinkt en heeft het schitterende "Please Don't Be Mad", een garagepoprock song, als andere kant en in werd maart 1966 uitgebracht via het Acropolis label.
Ook hun volgende single "Black Nor Blue", een garagerocksong uit december 1966 staat op de CD's en dit heeft "Do You Need Me", dat op de tweede CD staat, als achterkant en ook een redelijk geslaagde garagerock song is.
"She's Got The Time" van Poor met Randy Meisner (The Eagles) in de gelederen, werd in april 1967 door het York label uitgebracht en is een lekker in het gehoor klinkende popsong, die gevolgd wordt door "Stomach" van Magic, een instrumentaal nummer uit 1969, dat via Sizzlebee verscheen en "Angel Baby" als
achterkant had, waarna je weer een prima popsong van Poor hoort, getiteld "My Mind Goes High", dat eveneens uit 1967 stamt en door het York label uitgebracht werd.
Dan volgt het bekende "Unchain My Heart", dat een hit werd voor Joe Cocker, maar deze poprock uitvoering van The Chasers, die door het Top Ten label werd gereleased was de B-kant van "Let Me Kiss Away Those Teardrops", dat de derde en laatste single van de band zou zijn en komt uit 1967.
Een andere song van The Chasers, uit Colorado Springs, die op de CD staat, heet "Believe Me" en is een prime poprocksong, die in 1967 door het Round & Round label werd uitgebracht.
Ook White Lightning uit Pueblo, staat met 2 nummers op de CD's en de progrocksong "Leaves" uit 1970, die via Sandoz verscheen is daar de eerste van en de B-kant hiervan "Blue Man", eveneens een prima progrocksong, staat op CD 2.
Rusty Young speelde voordat hij bij Poco kwam in The Boenzee Cryque, uit Denver, die in 1967 een proefpersing maakten, die niet uitgebracht zou worden.
Beide songs staan op de CD's en "Candy Coated Lady" is een prachtige poprocksong, terwijl de B-kant "I've Never Known A Girl" meer de garagerock kant op gaat.
"Sweet Sweet Sadie" heet het garagerock nummer van Teardrops uit Pueblo en komt uit mei 1966, uitgebracht door het 004 label.
De single van The Obvious "Here I Stood Before You", een schitterende song in de stijl van een jonge Bob Dylan, die "I Don't Believe You", een hypnotiserende garagerocksong als B-kant had, staat er in zijn geheel op.
De band kwam uit Dever en bracht hun single via het Cheeta label uit in 1966.
Een band, die met 4 nummers op de CD's staat, is The Ceeds uit Colorado Springs, waarvan "Louie Come Home" / "Motherless Children" uit 1967 van een onuitgebrachte proefpersing komt en de andere 2 songs, "Too Many People" / "You Won't Do That" via het Emlar label in 1966 verschenen.
"Louie Come Home" is een psychedelisch klinkend stukje garagerock, "Motherless Children", een progrocksong, "Too Many People", een heerlijke garagerocksong en "You Won't Do That" een progrocksong met beatinvloeden.
The Fogcutters brachten "It's My World", een garagerocksong uit 1966 via het Charter label uit, dat "That's Where I'll Be" als B-kant had en dit is een mix van pop en garagerock.
The Trolls uit Pueblo vervolgen de CD met "That's The Way My Love Is", een fantastische gararerocksong, die in 1966 via het Ruff label uitgebracht werd en een andere song van deze band is "I Don't Recall", dat in 1967 via Warrior verscheen en een kruising van pop en garagerock is.
"God Is Alive In Argentina" werd door Ego records uitgebracht in 1966 en is een prima popsong, gemaakt door The Doppler Effect.
The Teeny Titans kwamen uit Denver en maakten de single "Don't Cry Girl", een popsong, die in 1968 door het Amber label op de markt gebracht werd.
De gemiddelde leeftijd van de groep was 14 jaar en Greg Schriener van The Teeny Titans, zou in de periode 1984-1991 basgitaar spelen in The Borrowed Times, een oldies band, waarin ook Roger Maglio, eigenaar en uitgever van het Gear Fab label, speelde.
Our Gang uit Colorado Springs maakten "Rapunzel", een aardige popsong uit 1967, die via Round & Round uitgebracht werd, terwijl The Chandells uit Pueblo het jaar daar voor het nummer "We Are The Ones", een popsong, op het Chanteur label zagen uitkomen.
'Moment In Time" is een popsong, die door The Eight Penny Matter uit Denver samen met "Rain", een psychedelisch nummer, op een proefpersing werden gezet, maar deze zou niet uitgebracht worden.
Misrious uit Littleton maakte in 1967 de single "Barney Oldfield", een heerlijke popsong, / "Who Killed The Goose That Layed The Golden Egg?", dat eveneens een prima klinkende popsong is, die niet uitgebracht werd..
Ook erg lekker klinkt "Have It All Your Way" van The Soul uit Colorado Springs, die dat in 1967 op hun demo hadden staan.
The Elopers, een band die uit Manitou Springs kwam, bracht in 1967 de single "Music To Smoke Babanas", een instrumentaal nummer, met als B-kant "Peak Beat", via RLW uit.
In 1969 bracht het Jade label, "I'm Leaving You", een progrocksong van The Jades uit Pueblo uit.
Dan volgt er weer een band, waarvan de complete single op de cD staat, namelijk The Flame Outs, van de US Air Force Academy en de eerste van de 2 songs heet "I Won't Cry", dat een heerlijke popsong is en de rock & roll song "Fun Girl" als B-kant had en deze single werd door het Cadet Wellfare Fund uitgebracht in
1966.
Super Band uit Denver bracht in 1967 "Acid Indigestion", een popsong, via het Capricorn label uit, The Moonrakers maakten in 1966 een proefpersing in California, getiteld "Ode To Miss Representation" en een schitterende song in Byrds stijl.
Lothar & The Hand People maakten rond 1965 het nummer "TV Weatherman", dat niet uitgebracht werd en het nummer heeft een Beach Boys achtige sound, die prima klinkt en Penetration uit Denver maakte in 1966 "The Longer You Hang Around", een geweldige garagerocksong, terwijl The Golden Gate Doorknob in 1969 hun single "Grass Roots", een nummer in de stijl van Cher, door Corona en later door Philips uitgebracht zagen worden.
In 1968 maakte Collection een proefpersing in de Summit studios te Denver van "Face The Really", een fantastische poprocksong en The Higher Elevation bracht in 1969 de single "Odyssey" / "Highway 101" via Liberty uit (zie review Gear Fab GF-231 ).
Psychedelisch en schitterend is "What's Happening At The Psychiatrist Club?" van Big Bird & The Steam Shovel, die uit Denver kwamen en hun single door het Capricorn label uitgebracht zagen.
The Fantastic Zoo, die eerde onder de naam Fogcutters speelden, brachten in 1967 "Light Show", een zeer psychedelisch nummer, via het Double-Shot label uit en The Fabulous Raindrops uit Denver brachten in 1966 "People Need A Beat", een stukje progrock met soul invloeden, via het Infal label uit.
Ook deze zestiende Psychedelic States Colorado In The 60s is weer een fantastische nalatenschap uit de jaren 60 en mag natuurlijk niet in je collectie ontbreken.
In de fantastische serie Psychedelic States komt dit keer Colorado aan bod en er staan op deze dubbel CD 48 nummers van 32 bands.
Het openingsnummer komt van The Monocles uit Greely en heet "Psychedelic, That's Where It's At" en dit nummer verscheen in oktober 1966 via het Denco label op single met "Boogie Man" als B-kant (zie review Gear Fab GF-231).
Het volgende werkje is van The Soothsayers, die met 4 nummers op de CD´s vertegenwoordigd zijn en heet "I Don't Know Why", een song in de stijl van The Byrds, die zeer aangenaam klinkt en heeft het schitterende "Please Don't Be Mad", een garagepoprock song, als andere kant en in werd maart 1966 uitgebracht via het Acropolis label.
Ook hun volgende single "Black Nor Blue", een garagerocksong uit december 1966 staat op de CD's en dit heeft "Do You Need Me", dat op de tweede CD staat, als achterkant en ook een redelijk geslaagde garagerock song is.
"She's Got The Time" van Poor met Randy Meisner (The Eagles) in de gelederen, werd in april 1967 door het York label uitgebracht en is een lekker in het gehoor klinkende popsong, die gevolgd wordt door "Stomach" van Magic, een instrumentaal nummer uit 1969, dat via Sizzlebee verscheen en "Angel Baby" als
achterkant had, waarna je weer een prima popsong van Poor hoort, getiteld "My Mind Goes High", dat eveneens uit 1967 stamt en door het York label uitgebracht werd.
Dan volgt het bekende "Unchain My Heart", dat een hit werd voor Joe Cocker, maar deze poprock uitvoering van The Chasers, die door het Top Ten label werd gereleased was de B-kant van "Let Me Kiss Away Those Teardrops", dat de derde en laatste single van de band zou zijn en komt uit 1967.
Een andere song van The Chasers, uit Colorado Springs, die op de CD staat, heet "Believe Me" en is een prime poprocksong, die in 1967 door het Round & Round label werd uitgebracht.
Ook White Lightning uit Pueblo, staat met 2 nummers op de CD's en de progrocksong "Leaves" uit 1970, die via Sandoz verscheen is daar de eerste van en de B-kant hiervan "Blue Man", eveneens een prima progrocksong, staat op CD 2.
Rusty Young speelde voordat hij bij Poco kwam in The Boenzee Cryque, uit Denver, die in 1967 een proefpersing maakten, die niet uitgebracht zou worden.
Beide songs staan op de CD's en "Candy Coated Lady" is een prachtige poprocksong, terwijl de B-kant "I've Never Known A Girl" meer de garagerock kant op gaat.
"Sweet Sweet Sadie" heet het garagerock nummer van Teardrops uit Pueblo en komt uit mei 1966, uitgebracht door het 004 label.
De single van The Obvious "Here I Stood Before You", een schitterende song in de stijl van een jonge Bob Dylan, die "I Don't Believe You", een hypnotiserende garagerocksong als B-kant had, staat er in zijn geheel op.
De band kwam uit Dever en bracht hun single via het Cheeta label uit in 1966.
Een band, die met 4 nummers op de CD's staat, is The Ceeds uit Colorado Springs, waarvan "Louie Come Home" / "Motherless Children" uit 1967 van een onuitgebrachte proefpersing komt en de andere 2 songs, "Too Many People" / "You Won't Do That" via het Emlar label in 1966 verschenen.
"Louie Come Home" is een psychedelisch klinkend stukje garagerock, "Motherless Children", een progrocksong, "Too Many People", een heerlijke garagerocksong en "You Won't Do That" een progrocksong met beatinvloeden.
The Fogcutters brachten "It's My World", een garagerocksong uit 1966 via het Charter label uit, dat "That's Where I'll Be" als B-kant had en dit is een mix van pop en garagerock.
The Trolls uit Pueblo vervolgen de CD met "That's The Way My Love Is", een fantastische gararerocksong, die in 1966 via het Ruff label uitgebracht werd en een andere song van deze band is "I Don't Recall", dat in 1967 via Warrior verscheen en een kruising van pop en garagerock is.
"God Is Alive In Argentina" werd door Ego records uitgebracht in 1966 en is een prima popsong, gemaakt door The Doppler Effect.
The Teeny Titans kwamen uit Denver en maakten de single "Don't Cry Girl", een popsong, die in 1968 door het Amber label op de markt gebracht werd.
De gemiddelde leeftijd van de groep was 14 jaar en Greg Schriener van The Teeny Titans, zou in de periode 1984-1991 basgitaar spelen in The Borrowed Times, een oldies band, waarin ook Roger Maglio, eigenaar en uitgever van het Gear Fab label, speelde.
Our Gang uit Colorado Springs maakten "Rapunzel", een aardige popsong uit 1967, die via Round & Round uitgebracht werd, terwijl The Chandells uit Pueblo het jaar daar voor het nummer "We Are The Ones", een popsong, op het Chanteur label zagen uitkomen.
'Moment In Time" is een popsong, die door The Eight Penny Matter uit Denver samen met "Rain", een psychedelisch nummer, op een proefpersing werden gezet, maar deze zou niet uitgebracht worden.
Misrious uit Littleton maakte in 1967 de single "Barney Oldfield", een heerlijke popsong, / "Who Killed The Goose That Layed The Golden Egg?", dat eveneens een prima klinkende popsong is, die niet uitgebracht werd..
Ook erg lekker klinkt "Have It All Your Way" van The Soul uit Colorado Springs, die dat in 1967 op hun demo hadden staan.
The Elopers, een band die uit Manitou Springs kwam, bracht in 1967 de single "Music To Smoke Babanas", een instrumentaal nummer, met als B-kant "Peak Beat", via RLW uit.
In 1969 bracht het Jade label, "I'm Leaving You", een progrocksong van The Jades uit Pueblo uit.
Dan volgt er weer een band, waarvan de complete single op de cD staat, namelijk The Flame Outs, van de US Air Force Academy en de eerste van de 2 songs heet "I Won't Cry", dat een heerlijke popsong is en de rock & roll song "Fun Girl" als B-kant had en deze single werd door het Cadet Wellfare Fund uitgebracht in
1966.
Super Band uit Denver bracht in 1967 "Acid Indigestion", een popsong, via het Capricorn label uit, The Moonrakers maakten in 1966 een proefpersing in California, getiteld "Ode To Miss Representation" en een schitterende song in Byrds stijl.
Lothar & The Hand People maakten rond 1965 het nummer "TV Weatherman", dat niet uitgebracht werd en het nummer heeft een Beach Boys achtige sound, die prima klinkt en Penetration uit Denver maakte in 1966 "The Longer You Hang Around", een geweldige garagerocksong, terwijl The Golden Gate Doorknob in 1969 hun single "Grass Roots", een nummer in de stijl van Cher, door Corona en later door Philips uitgebracht zagen worden.
In 1968 maakte Collection een proefpersing in de Summit studios te Denver van "Face The Really", een fantastische poprocksong en The Higher Elevation bracht in 1969 de single "Odyssey" / "Highway 101" via Liberty uit (zie review Gear Fab GF-231 ).
Psychedelisch en schitterend is "What's Happening At The Psychiatrist Club?" van Big Bird & The Steam Shovel, die uit Denver kwamen en hun single door het Capricorn label uitgebracht zagen.
The Fantastic Zoo, die eerde onder de naam Fogcutters speelden, brachten in 1967 "Light Show", een zeer psychedelisch nummer, via het Double-Shot label uit en The Fabulous Raindrops uit Denver brachten in 1966 "People Need A Beat", een stukje progrock met soul invloeden, via het Infal label uit.
Ook deze zestiende Psychedelic States Colorado In The 60s is weer een fantastische nalatenschap uit de jaren 60 en mag natuurlijk niet in je collectie ontbreken.
zondag 30 oktober 2011
Review: Blind Ravage - Blind Ravage
Gear Fab 2007- (GF-228)
De Canadese band Blind Ravage werd in september 1969 te Laval, Montreal, Quebec, opgericht door Jean Charbonneau - gitaar en zang en Bob Dufour - zang en basgitaar.
Op aanraden van hun toenmalige drummer, Danny Gorman, die de band verliet, vroegen ze Andre Deguire - drums en zang, om samen in hun nieuw te vormen band te komen spelen.
Ook Serge Fleury - orgel, piano en zang, die al eerder met Bob en Andre had gespeeld, voegde zich bij dit trio en de band was een feit.
In hun beginperiode speelden ze veel covers van bands als Deep Purple, Spencer Davis Group, Led Zeppelin en Rod Stewart en traden ze hoofdzakelijk in nachtclubs te Montreal op, maar dat veranderde nadat ze eigen nummers begonnen te schrijven.
Ze kregen bij het Cresent Street label de kans een LP op te nemen, die geproduced werd door Ken Ayoub, die al eerder platen had geproduced van Bob en Serge in de tijd, dat ze samen in de band the Furys speelden.
De LP werd in 1971 uitgebracht en er werd een single van de band uitgebracht, die ook op de LP staat.
Blind Ravage bleef tot 1973 bestaan en speelde in Quebec, Ontario en de noord-westelijke staten van Amerika, zoals New York, Maine, New Hampshire en Vermont.
Bob, Andre en Serge bleven tot 1975 samenspelen onder de naam Clockwork, een progressief rock project, dat erg populair werd in Quebec.
De CD bevat 10 songs, waarvan 9 eigen composities en 1 cover en daar begint de CD dan ook mee.
Het is het veel gecoverde nummer "Susie-Q", dat o.a. door Creedence Clearwater Revival en The Rolling Stones bekend geworden is, maar deze vrij ruige uitvoering mag er ook zijn.
De eerste tonen van "Tousaw" klinken als het begin van de Beatlessong "Day Tripper", maar verder gaat de vergelijking niet en dit stukje progressieve rock klinkt me als muziek in de oren, waarbij nog valt op te merken, dat het tempo vrij hoog gehouden wordt.
"Friday Fish" is een prima relaxte progrocksong en het daarop volgende "Prodigal" is weliswaar een stukje commerciëler, maar bevat toch die progrock elementen, die dit nummer iets extra's meegeven.
De volgende song, "My Life", hangt tegen de funk aan, waarbij die klanken perfect worden gecombineerd met de progrock, die de band maakt en dit nummer verscheen op single met "Loser" als B-kant.
Meestal vind ik de langere nummers van een CD het beste en ook nu is dat weer het geval en wel met "Strange Power", dat iets meer dan 6 minuten duurt en een schitterende rustige progrocksong is met hier en daar een tempowisseling, vrij heftige zang en opzwepend ritme.
Een stuk commerciëler is "Cement Jungle", dat niet onaardig klinkt, maar het niet haalt bij voorgaande songs.
"Ruins" is weer een progrocksong op commerciële basis en "Disaster" is een heerlijke up-tempo progrocksong met rock & roll invloeden.
Het afsluitende nummer heet "Loser" en is de A-kant van de single, die van de LP getrokken werd, een swingend, maar behoorlijk commerciël stukje muziek, dat ondanks dat fantastisch klinkt en één van de beste songs van de CD.
Ook de CD van Blind Ravage zal zeker zijn weg naar de verzamelaars van het progrock genre vinden en dat verdient de band ook met deze schitterende muziek.
De Canadese band Blind Ravage werd in september 1969 te Laval, Montreal, Quebec, opgericht door Jean Charbonneau - gitaar en zang en Bob Dufour - zang en basgitaar.
Op aanraden van hun toenmalige drummer, Danny Gorman, die de band verliet, vroegen ze Andre Deguire - drums en zang, om samen in hun nieuw te vormen band te komen spelen.
Ook Serge Fleury - orgel, piano en zang, die al eerder met Bob en Andre had gespeeld, voegde zich bij dit trio en de band was een feit.
In hun beginperiode speelden ze veel covers van bands als Deep Purple, Spencer Davis Group, Led Zeppelin en Rod Stewart en traden ze hoofdzakelijk in nachtclubs te Montreal op, maar dat veranderde nadat ze eigen nummers begonnen te schrijven.
Ze kregen bij het Cresent Street label de kans een LP op te nemen, die geproduced werd door Ken Ayoub, die al eerder platen had geproduced van Bob en Serge in de tijd, dat ze samen in de band the Furys speelden.
De LP werd in 1971 uitgebracht en er werd een single van de band uitgebracht, die ook op de LP staat.
Blind Ravage bleef tot 1973 bestaan en speelde in Quebec, Ontario en de noord-westelijke staten van Amerika, zoals New York, Maine, New Hampshire en Vermont.
Bob, Andre en Serge bleven tot 1975 samenspelen onder de naam Clockwork, een progressief rock project, dat erg populair werd in Quebec.
De CD bevat 10 songs, waarvan 9 eigen composities en 1 cover en daar begint de CD dan ook mee.
Het is het veel gecoverde nummer "Susie-Q", dat o.a. door Creedence Clearwater Revival en The Rolling Stones bekend geworden is, maar deze vrij ruige uitvoering mag er ook zijn.
De eerste tonen van "Tousaw" klinken als het begin van de Beatlessong "Day Tripper", maar verder gaat de vergelijking niet en dit stukje progressieve rock klinkt me als muziek in de oren, waarbij nog valt op te merken, dat het tempo vrij hoog gehouden wordt.
"Friday Fish" is een prima relaxte progrocksong en het daarop volgende "Prodigal" is weliswaar een stukje commerciëler, maar bevat toch die progrock elementen, die dit nummer iets extra's meegeven.
De volgende song, "My Life", hangt tegen de funk aan, waarbij die klanken perfect worden gecombineerd met de progrock, die de band maakt en dit nummer verscheen op single met "Loser" als B-kant.
Meestal vind ik de langere nummers van een CD het beste en ook nu is dat weer het geval en wel met "Strange Power", dat iets meer dan 6 minuten duurt en een schitterende rustige progrocksong is met hier en daar een tempowisseling, vrij heftige zang en opzwepend ritme.
Een stuk commerciëler is "Cement Jungle", dat niet onaardig klinkt, maar het niet haalt bij voorgaande songs.
"Ruins" is weer een progrocksong op commerciële basis en "Disaster" is een heerlijke up-tempo progrocksong met rock & roll invloeden.
Het afsluitende nummer heet "Loser" en is de A-kant van de single, die van de LP getrokken werd, een swingend, maar behoorlijk commerciël stukje muziek, dat ondanks dat fantastisch klinkt en één van de beste songs van de CD.
Ook de CD van Blind Ravage zal zeker zijn weg naar de verzamelaars van het progrock genre vinden en dat verdient de band ook met deze schitterende muziek.
dinsdag 25 oktober 2011
Review: Mouzakis - Magic Tube + 14
Gear Fab 2007-(GF-229)
The Fabulous Pharoahs uit Elkton en begonnen op een vreemde plek, namelijk de slaapkamer van Eddie Stevenson, die zong , drumde en trompet speelde, Fred Dawson - saxofoon, basgitaar en keyboards, Bobbie Walker - basgitaar, Bill Rylander - slaggitaar en Aubrey Fisher - sologitaar.
Hun eerste optreden gaven ze in The Elkton Armory te Elkton in 1965, waar ze 10 dollar voor kregen en kort daarna verliet Bobbie de band en Bill stapte over op de basgitaar en overtuigde Fred dat hij orgel moest leren spelen.
De band kreeg steeds meer optredens en traden al snel regelmatig op in leger-, luchtmacht- en marinebases en in brandweerhallen en soms ook op bruiloften of tijdens nieuwjaarsavond in de lokale synagoge.
Regelmatig waren er bezettingswisselingen en de band versleet in de periode van bestaan zo'n 23 gitaristen en maakte ongeveer een dozijn singles, 2 LP's, waarvan er 1 uitgebracht werd en deed verschillende TV optredens, o.a. bij Jerry Blavatt, 3 maal bij Kerby Scott te Baltimore en bij de Pat Boone Show te Hollywood, maar ook speelden ze als voorprogramma van bads als: Poco, Seatrain, Redbone, Dr. Hook & TheMedicine Show, The Stylistics, Eric Carmen & The Raspberries en Chicago.
In 1968 vertrokken ze in een Cadillac Hearse uit 1957, die een aanhanger trok, naar Hollywood om in de Red Velvet Supper Club op Sunset Strip op te treden.
De band veranderde van naam in Mouzakis, waarin Eddie en Fred het hart van de band vormden en samen met Sam Stipo als gitarist maakten ze in 1973 de LP Magic Tube, waarna ze de bandnaam weer veranderden en verder gingen als Capone.
De CD bevat 22 songs, waarvan "Sometimes", de eerste is, een schitterende progrock song, gevolgd door het heftige "Hold Me Tight", eveneens een progrock song.
Garagerock klanken hoor je in "Church Key" en "Route 66", waarna de single "Run And Hide" / "Fire Street" aan de beurt komt en beide zijn lekkere garagerock songs.
Daarna volgt de bluesrock song "Don't Need Your Money" en vervolgens een stukje onvervalste rock & roll in "Gonna Give You Rock & Roll".
"Looking Back" is een mix van progrock en blues en met "We Will Be Together" gaat de band helemaal voor de blues.
Dan volgt "Lady", dat gewoon een lekkere popsong is, waarna weer teruggekeerd wordt naar bluesrock in het nummer"Hey, Hey, Hey".
Vervolgens krijg je "Morning Sun", een progrock song en "Don't Want You No More", een geweldige progrock song met soul invloeden in de stijl van Eric Burdon and the Animals te horen, die samen op single verschenen.
De laatste songs komen van de LP "Magic Tube", die Mouzakis in 1973 uitbracht en dat begint met een soort kermis intro van het nummer "Magic Tube", waarna de song plotseling een kompleet andere wending neemt en verandert in een fantastisch swingend funky progrock nummer, waarin ook invloeden van Chicago Transit Authority te horen zijn en voor mij meteen het beste nummer, dat ik tot nu toe van de band hen gehoord.
De bluesrock & roll versie van "Rock Around The Clock" klinkt prima, maar daarna is het weer tijd voor het betere werk en "White Horse" is van die kwaliteit; het begin klinkt als het nummer Sympathy van Rare Bird, maar na dit korte intro gaat het nummer over in een heftig stukje muziek, waarin de drums en het orgel een grote rol spelen en het gitaarspel Santana achtige klanken voortbrengt.
"Love Everyday", "Long Haired Bombardier" en "Party Ball" zijn lekkere progrock songs, terwijl de vernieuwde versie van "Lady" een stuk beter klinkt, dan de eerdere uitvoering van het nummer.
De CD wordt waardig afgesloten met een progrock song, getiteld "Both Do Fine", waarin de laatste tonen weer dat kermis muziekje bevatten, waar de LP mee begon.
De CD "Magic Tube + 14" is er één waar je als muziekliefhebber niet omheen kan en verdient het dus naar mijn mening om aangeschaft te worden.
The Fabulous Pharoahs uit Elkton en begonnen op een vreemde plek, namelijk de slaapkamer van Eddie Stevenson, die zong , drumde en trompet speelde, Fred Dawson - saxofoon, basgitaar en keyboards, Bobbie Walker - basgitaar, Bill Rylander - slaggitaar en Aubrey Fisher - sologitaar.
Hun eerste optreden gaven ze in The Elkton Armory te Elkton in 1965, waar ze 10 dollar voor kregen en kort daarna verliet Bobbie de band en Bill stapte over op de basgitaar en overtuigde Fred dat hij orgel moest leren spelen.
De band kreeg steeds meer optredens en traden al snel regelmatig op in leger-, luchtmacht- en marinebases en in brandweerhallen en soms ook op bruiloften of tijdens nieuwjaarsavond in de lokale synagoge.
Regelmatig waren er bezettingswisselingen en de band versleet in de periode van bestaan zo'n 23 gitaristen en maakte ongeveer een dozijn singles, 2 LP's, waarvan er 1 uitgebracht werd en deed verschillende TV optredens, o.a. bij Jerry Blavatt, 3 maal bij Kerby Scott te Baltimore en bij de Pat Boone Show te Hollywood, maar ook speelden ze als voorprogramma van bads als: Poco, Seatrain, Redbone, Dr. Hook & TheMedicine Show, The Stylistics, Eric Carmen & The Raspberries en Chicago.
In 1968 vertrokken ze in een Cadillac Hearse uit 1957, die een aanhanger trok, naar Hollywood om in de Red Velvet Supper Club op Sunset Strip op te treden.
De band veranderde van naam in Mouzakis, waarin Eddie en Fred het hart van de band vormden en samen met Sam Stipo als gitarist maakten ze in 1973 de LP Magic Tube, waarna ze de bandnaam weer veranderden en verder gingen als Capone.
De CD bevat 22 songs, waarvan "Sometimes", de eerste is, een schitterende progrock song, gevolgd door het heftige "Hold Me Tight", eveneens een progrock song.
Garagerock klanken hoor je in "Church Key" en "Route 66", waarna de single "Run And Hide" / "Fire Street" aan de beurt komt en beide zijn lekkere garagerock songs.
Daarna volgt de bluesrock song "Don't Need Your Money" en vervolgens een stukje onvervalste rock & roll in "Gonna Give You Rock & Roll".
"Looking Back" is een mix van progrock en blues en met "We Will Be Together" gaat de band helemaal voor de blues.
Dan volgt "Lady", dat gewoon een lekkere popsong is, waarna weer teruggekeerd wordt naar bluesrock in het nummer"Hey, Hey, Hey".
Vervolgens krijg je "Morning Sun", een progrock song en "Don't Want You No More", een geweldige progrock song met soul invloeden in de stijl van Eric Burdon and the Animals te horen, die samen op single verschenen.
De laatste songs komen van de LP "Magic Tube", die Mouzakis in 1973 uitbracht en dat begint met een soort kermis intro van het nummer "Magic Tube", waarna de song plotseling een kompleet andere wending neemt en verandert in een fantastisch swingend funky progrock nummer, waarin ook invloeden van Chicago Transit Authority te horen zijn en voor mij meteen het beste nummer, dat ik tot nu toe van de band hen gehoord.
De bluesrock & roll versie van "Rock Around The Clock" klinkt prima, maar daarna is het weer tijd voor het betere werk en "White Horse" is van die kwaliteit; het begin klinkt als het nummer Sympathy van Rare Bird, maar na dit korte intro gaat het nummer over in een heftig stukje muziek, waarin de drums en het orgel een grote rol spelen en het gitaarspel Santana achtige klanken voortbrengt.
"Love Everyday", "Long Haired Bombardier" en "Party Ball" zijn lekkere progrock songs, terwijl de vernieuwde versie van "Lady" een stuk beter klinkt, dan de eerdere uitvoering van het nummer.
De CD wordt waardig afgesloten met een progrock song, getiteld "Both Do Fine", waarin de laatste tonen weer dat kermis muziekje bevatten, waar de LP mee begon.
De CD "Magic Tube + 14" is er één waar je als muziekliefhebber niet omheen kan en verdient het dus naar mijn mening om aangeschaft te worden.
dinsdag 18 oktober 2011
Review: The Rugbys - The Rugbys
Gear Fab 2008-(GF-230)
The Rugbys kwamen uit Louisville, Kentucky en werden in 1965 door 3 ex leden van The Oxfords opgericht.
De oorspronkelijke band bestond uit: Doug Black - zang en saxofoon, Chris Hubbs - slaggitaar, Glen Howerton - drums, Steve McNicol - zang en sologitaar en Jim McNicol - basgitaar.
Net als de meeste andere Louisville bands, begonnen ook zij hun eigen songs te schrijven en op te nemen.
Hun debuutsingle heette "Walkin' The Streets Tonight" en kreeg lokaal enige airplay, maar deed niet veel in de lokale hitparade en het nummer was geschreven door Doug Sahm van het Sir Douglas Quintet.
De band liet zich niet uit het veld slaan en ging verder met het opnemen van zelf geschreven songs en ontwikkelde een eigen stijl.
Omdat Jim, Doug en Chris in militaire dienst moesten, werden ze vervangen door Paul Cunningham - basgitaar en Fred Baker - keyboards.
In de anderhalf jaar daarna ging de band verder met het opnemen van nummers en optreden, maar bracht geen singles uit en omdat nieuwkomers Paul en Fred besloten hun eigen band te starten, kwamen Mike Hoerni - basgitaar en Eddy Vernon - keyboards, de band versterken en in die formatie werd de tweede single opgenomen, getiteld "Stay With Me", dat "You, I" als B-kant had.
Toen de single uitgebracht werd, was het al zeker, dat deze niet veel zou betekenen in de hitparade, maar toen de band advies van een lokale DJ kreeg, de B-kant te promoten en dit deed, haalde het nummer de eerste plaats in de lokale hitparade en trokken daarmee de aandacht van het Amazon Records label uit Nashville, die The Rugbys een platencontract aanbood.
Amazon bracht in 1969 de single "You, I" opnieuw uit en deze behaalde de 24ste plaats in de nationale en de 21ste in de Cashbox hitparade.
De band besteedde daarna het grootste gedeelte van 1969 en het hele jaar erna aan het toeren door het mid-westen en noord-oosten van Amerika en trad op met artiesten zoals: Bob Seger, Grand Funk Railroad, The James Gang en vele anderen en deed ook nog eens optredens in diverse televisie shows, zoals Upbeat.
In 1970 werd hun enige LP "Hot Cargo" door het Amazon label uitgebracht, die pas geleden als klassieker werd betiteld en nog steeds op CD leverbaar is.
The Rugbys zouden de volgende 30 jaar in verschillende bezettingen blijven optreden, totdat in 2000 het doek definitief voor de band viel.
De nummers van deze CD worden bijna allemaal met een andere bezetting gespeeld, met alleen Steve McNicol als vaste kracht, die ook alle nummers schreef en de formatie bij de laatste 4 songs is een familie aangelegenheid, waarbij de band bestaat uit: Steve - gitaar en zang, Ed - Keyboards, gitaar en zang, Jim - basgitaar en Rob - drums en zang, allen met de achternaam McNicol.
De CD van The Rugbys bevat 17 songs en begint met "I Gotta Find A Way", een heftige progressieve rocksong, gemaakt met hun derde formatie, evenals ""Let The Music Take You Down", een prima rocksong, gevolgd door "This Way, That Way", dat eveneens een vrij heftige rocksong is en gemaakt met de tweede bezetting en in dezelfde bezetting werd ook "Baby, Let's Wait" opgenomen, dat een rustige popsong is.
In de oorspronkelijke bezetting maakte de band "Endlessly" is een rustige popsong, "You're Not There", een prima commerciële popsong, "Walkin' The Streets", hun eerste single, dat een lekker klinkende popsong is met blues en country invloeden, "Anyone But You", een up tempo popsong en "But I Do", een heerlijke ballad.
De songs "Winter Winds", een aardige popsong, "Leaves Of Grass", een progressieve popsong en "I Belong To Nobody", een rustige popsong hebben, behalve Steve, Frank Bugbee - gitaar en zang, Rudy Helm - basgitaar en zang en Marvin Maxwell - drums als muzikanten en ook "On My Way", een stevige rocksong, is in die formatie opgenomen alleen is deze uitgebreidt met Eddy Vernon op keyboards.
"Sundown Red" is gemaakt met familieleden Ed en Rob, plus Eddy Vernon, Jim Dant - drums en B.G.Johnson - basgitaar en is een heerlijk symfonisch klinkend stukje popmuziek.
Dan volgen nog "Lies", een prima rocksong, "Lovestruck", dat naar hardrock neigt, "Burning With The Love", een mix van hardrock en symfo en "You, I", een geweldige hardrocksong, die live opgenomen werd en waarschijnlijk in een andere uitvoering gespeeld is, dan het origineel.
Helaas staan de singles en LP, met uitzondering van "Walkin' The Streets" niet op de CD, maar het materiaal dat er op staat is het beluisteren meer dan waard en daarom is deze CD dan ook een aanrader.
The Rugbys kwamen uit Louisville, Kentucky en werden in 1965 door 3 ex leden van The Oxfords opgericht.
De oorspronkelijke band bestond uit: Doug Black - zang en saxofoon, Chris Hubbs - slaggitaar, Glen Howerton - drums, Steve McNicol - zang en sologitaar en Jim McNicol - basgitaar.
Net als de meeste andere Louisville bands, begonnen ook zij hun eigen songs te schrijven en op te nemen.
Hun debuutsingle heette "Walkin' The Streets Tonight" en kreeg lokaal enige airplay, maar deed niet veel in de lokale hitparade en het nummer was geschreven door Doug Sahm van het Sir Douglas Quintet.
De band liet zich niet uit het veld slaan en ging verder met het opnemen van zelf geschreven songs en ontwikkelde een eigen stijl.
Omdat Jim, Doug en Chris in militaire dienst moesten, werden ze vervangen door Paul Cunningham - basgitaar en Fred Baker - keyboards.
In de anderhalf jaar daarna ging de band verder met het opnemen van nummers en optreden, maar bracht geen singles uit en omdat nieuwkomers Paul en Fred besloten hun eigen band te starten, kwamen Mike Hoerni - basgitaar en Eddy Vernon - keyboards, de band versterken en in die formatie werd de tweede single opgenomen, getiteld "Stay With Me", dat "You, I" als B-kant had.
Toen de single uitgebracht werd, was het al zeker, dat deze niet veel zou betekenen in de hitparade, maar toen de band advies van een lokale DJ kreeg, de B-kant te promoten en dit deed, haalde het nummer de eerste plaats in de lokale hitparade en trokken daarmee de aandacht van het Amazon Records label uit Nashville, die The Rugbys een platencontract aanbood.
Amazon bracht in 1969 de single "You, I" opnieuw uit en deze behaalde de 24ste plaats in de nationale en de 21ste in de Cashbox hitparade.
De band besteedde daarna het grootste gedeelte van 1969 en het hele jaar erna aan het toeren door het mid-westen en noord-oosten van Amerika en trad op met artiesten zoals: Bob Seger, Grand Funk Railroad, The James Gang en vele anderen en deed ook nog eens optredens in diverse televisie shows, zoals Upbeat.
In 1970 werd hun enige LP "Hot Cargo" door het Amazon label uitgebracht, die pas geleden als klassieker werd betiteld en nog steeds op CD leverbaar is.
The Rugbys zouden de volgende 30 jaar in verschillende bezettingen blijven optreden, totdat in 2000 het doek definitief voor de band viel.
De nummers van deze CD worden bijna allemaal met een andere bezetting gespeeld, met alleen Steve McNicol als vaste kracht, die ook alle nummers schreef en de formatie bij de laatste 4 songs is een familie aangelegenheid, waarbij de band bestaat uit: Steve - gitaar en zang, Ed - Keyboards, gitaar en zang, Jim - basgitaar en Rob - drums en zang, allen met de achternaam McNicol.
De CD van The Rugbys bevat 17 songs en begint met "I Gotta Find A Way", een heftige progressieve rocksong, gemaakt met hun derde formatie, evenals ""Let The Music Take You Down", een prima rocksong, gevolgd door "This Way, That Way", dat eveneens een vrij heftige rocksong is en gemaakt met de tweede bezetting en in dezelfde bezetting werd ook "Baby, Let's Wait" opgenomen, dat een rustige popsong is.
In de oorspronkelijke bezetting maakte de band "Endlessly" is een rustige popsong, "You're Not There", een prima commerciële popsong, "Walkin' The Streets", hun eerste single, dat een lekker klinkende popsong is met blues en country invloeden, "Anyone But You", een up tempo popsong en "But I Do", een heerlijke ballad.
De songs "Winter Winds", een aardige popsong, "Leaves Of Grass", een progressieve popsong en "I Belong To Nobody", een rustige popsong hebben, behalve Steve, Frank Bugbee - gitaar en zang, Rudy Helm - basgitaar en zang en Marvin Maxwell - drums als muzikanten en ook "On My Way", een stevige rocksong, is in die formatie opgenomen alleen is deze uitgebreidt met Eddy Vernon op keyboards.
"Sundown Red" is gemaakt met familieleden Ed en Rob, plus Eddy Vernon, Jim Dant - drums en B.G.Johnson - basgitaar en is een heerlijk symfonisch klinkend stukje popmuziek.
Dan volgen nog "Lies", een prima rocksong, "Lovestruck", dat naar hardrock neigt, "Burning With The Love", een mix van hardrock en symfo en "You, I", een geweldige hardrocksong, die live opgenomen werd en waarschijnlijk in een andere uitvoering gespeeld is, dan het origineel.
Helaas staan de singles en LP, met uitzondering van "Walkin' The Streets" niet op de CD, maar het materiaal dat er op staat is het beluisteren meer dan waard en daarom is deze CD dan ook een aanrader.
donderdag 13 oktober 2011
Review: The Monocles & The HIgher Elevation - The Spider, The Fly & The Boogie Man
Gear Fab 2008- (GF-231)
The Monocles werden in 1964 op high school te Greely, Colorado, opgericht door enkele vrienden en na enige bezettingswisselingen, bestond de band uit: Rick Hull - zang en basgitaar, Rob Casseday - slaggitaar en zang, Don Hirschfield - piano en Kevin McLihenny - drums.
De ouders van Kevin waren gescheiden en zijn moeder, die als Thinkerbell bekend stond, wilde manager van de band worden en op die manier ook meer tijd met haar zoon doorbrengen, omdat die bij zijn vader woonde.
Haar eerste daad als manager was de populaire platenproducer, Ed Weemers, uit Denver, die eigenaar van verscheidene clubs was, bij de band te betrekken en hij gaf hen enkele tips.
Hun eerste optredens waren tijdens sportevenementen en met Robs ouders werd overeengekome, dat hij ook in clubs mocht optreden, iets waar ze in het begin erg op tegen waren.
Op 27 november 1965 speelden ze tijdens de First Anual KIMN Teen Music and Dance Festival samen met Johnny Rivers, The Astronauts, The Soul Survivors, The Moonrakers en verschillende andere bands en de maand erna prijkte hun foto in Billboard Magazine.
Toen begon de band zich te realiseren, dat het tijd was om opnames te maken, waarmee ze langs platenmaatschappijen konden om een contract te verwerven en op 20 december 1965 maakten ze hun eerste platenopnamen in de Norman Petty Studio te Clovis, New Mexico, waar 2 songs werden opgenomen: "Let Your Lovin' Grow", een schitterende garagerocksong met een swingend ritme en "You Don't Know", dat een fantastische progressieve poprocksong is.
Op 2 maart 1966 deed zich een tragedie binnen de band voor, want Kevin stierf door een auto ongeluk, terwijl hij op weg was naar zijn huis in Denver om te oefenen.
De schok was groot bij de overige bandleden, maar desondanks bleven ze spelen en een week na zijn overlijden traden ze op met een nieuwe drummer, Tom Behm.
De maand daarna waren ze voorprogramma voor Sam The Sam And The Pharaos en begonnen ze het top 50 repertoire te oefenen, om zoals ze het zelf vonden menselijke jukeboxen te worden.
In augustus wonnen ze een bandjes wedstrijd, die door Fender gesponsord was, waarvan de prijs 150 dollar cash was plus voor 400 dollar Fender instrumenten.
Begin september vertrokken ze naar Hollywood om hun eerste single op te nemen met op de A-kant "Psychedelic (That's Where It's At)", een waanzinnig goede psychedelische garagerocksong en als B-kant "Boogie Man", een knap stukje humoristische rock á la Frank Zappa en één van de meest gezochte singles, waarna steelgitarist Jon Floth bij de band kwam.
Eind oktober 1966 was de laatste dag dat Rob Casseday met de band meespeelde en Don Hirschfield kondigde aan, dat ook hij voor het eind van het jaar stoppen zou, iets dat hard aan kwam bij de rest van de band.
Hij werd vervangen door Peter Johnson en de band nam Kent Heftly als roadie in dienst, wiens stiefvader de eigenaar was van KIMN, die hen begin 1967 in contact bracht met Frank Slay, die , nadat hij 3 songs had gehoord, de band een contract gaf bij Chicory Records.
Voor korte tijd ging de band als kwartet verder en nam de single "The Spider And The Fly", een humoristische horror rocksong, met als achterkant "On The Other Side Of Happiness" op,een song in de stijl van een rustig Beach Boys nummer en deze single werd in de Norm's Studio´s te Clovis, New Mexico gemaakt.
Bij één van de bandvergaderingen, die regelmatig bij Thinkerbell werden gehouden, werd besloten de naam van de band te veranderen en Kevin's halfbroer van 8 opperde de naam T.H.E., oftewel The Higher Elevation en 9 juni 1967 werd die naamsverandering officiel in de kranten aangekondigd.
HUn volgende single "Crazy Bicycle", dat een swingend up tempo garagerocknummer is, waar blazers aan toegevoegd zijn, werd dus onder de naam The Higher Elevation opgenomen, waarna Tom Behm kort daarna de band verliet en vervangen werd door Bobby Saunar en had als B-kant "The Diamond Mine", waarvan de tekst geschreven was door de populaire L.A. DJ Dave Diamond, die ook de zang op dit nummer, dat overigens de muziek van "The Spider And The Fly" was, voor zijn rekening nam en de band betaalde voor het gebruik van dit nummer.
Nadat de band The Avantis uit elkaar ging, kwam ook Tim McDonald bij de band als zanger en hun nieuwe single, die eind 1967 via Liberty uit kwam, heette "Here Comes Sunshine" en was een stuk commerciëler dan hun eerdere werk en had "Thoughts Of Lila" als achterkant, dat een redelijke popsong is.
De band bestond toen uit: Rick Hull - basgitaar en zang, Peter Johnson - orgel, Bobby Saunar - drums, Jon Floth - gitaar en Tim McDonald - zang en in deze bezetting zou in 1968 hun laatste single gemaakt worden, waarvan "Country Club Affair", een goede popsong met prima close harmonie zang, waarmee de band zich op de hitparades richtte als A-kant en "Summer Skies", eveneens een prachtige popsong, als B-kant.
Tijdens die sessie werden nog 2 songs opgenomen, dat waren "Good Time Music", een vrolijke party song en "Wizard Of Love", waarop John Sebastian van The Lovin'Spoonful met de band mee speelde en dat eveneens een vrolijke swingende popsong is.
Daarna verscheen er nog een single onder de naam van The Higher Elevation via het Liberty label, maar daar werkte alleen Jon Floth aan mee en kan dus eigenlijk niet als Higher Elevation single aangemerkt worden.
Beide nummers staan echter wel zo te boek en de A-kant "Odyssey" is een lekker in het gehoor klinkende popsong kompleet met blazers en psychedelische invloeden en doet me hier en daar aan Eternity's Children denken.
De achterkant "Highway 101" is een stukje rock & roll, maar dan met blazers, waardoor er ook wat soul invloed in te bekennen is.
Verder staan er enkele onuitgebrachte songs op de CD, waarvan "A Little Bit Less", een schitterend rustig stukje pop met close harmonie zang er één is en "Looking Glass", met zang in Beach Boys stijl een andere.
Ook staan er songs op, die waarschijnlijk in de oefenruimte opgenomen zijn en niet eerder uitgebracht werden en dat zijn: "What Is It", een instrumentaal garagerock nummer, "Sound Of The Surf", een heftig stukje drums met gitaar als begeleiding, "Heartbreak Hill", een rustige popsong, "Where Is My Life", een solo opname en "Treat Me Nice", een aardige popsong.
Dan staan er ook verscheidene instrumentale uitvoeringen van nummers op de CD, zoals "Boogie Man", "Looking Glass", "Psychedelic" en "A Little Bit Less" en alternatieve versies van "Boogie Man", "Crazy Bicycle" en "Country Club Affair", plus een jingle voor KLZ radio uit Denver.
31 Nummers staan er totaal op deze CD en daar geniet je met volle teugen van, dat wil zeggen, als je de moeite neemt deze schitterende CD te beluisteren.
The Monocles werden in 1964 op high school te Greely, Colorado, opgericht door enkele vrienden en na enige bezettingswisselingen, bestond de band uit: Rick Hull - zang en basgitaar, Rob Casseday - slaggitaar en zang, Don Hirschfield - piano en Kevin McLihenny - drums.
De ouders van Kevin waren gescheiden en zijn moeder, die als Thinkerbell bekend stond, wilde manager van de band worden en op die manier ook meer tijd met haar zoon doorbrengen, omdat die bij zijn vader woonde.
Haar eerste daad als manager was de populaire platenproducer, Ed Weemers, uit Denver, die eigenaar van verscheidene clubs was, bij de band te betrekken en hij gaf hen enkele tips.
Hun eerste optredens waren tijdens sportevenementen en met Robs ouders werd overeengekome, dat hij ook in clubs mocht optreden, iets waar ze in het begin erg op tegen waren.
Op 27 november 1965 speelden ze tijdens de First Anual KIMN Teen Music and Dance Festival samen met Johnny Rivers, The Astronauts, The Soul Survivors, The Moonrakers en verschillende andere bands en de maand erna prijkte hun foto in Billboard Magazine.
Toen begon de band zich te realiseren, dat het tijd was om opnames te maken, waarmee ze langs platenmaatschappijen konden om een contract te verwerven en op 20 december 1965 maakten ze hun eerste platenopnamen in de Norman Petty Studio te Clovis, New Mexico, waar 2 songs werden opgenomen: "Let Your Lovin' Grow", een schitterende garagerocksong met een swingend ritme en "You Don't Know", dat een fantastische progressieve poprocksong is.
Op 2 maart 1966 deed zich een tragedie binnen de band voor, want Kevin stierf door een auto ongeluk, terwijl hij op weg was naar zijn huis in Denver om te oefenen.
De schok was groot bij de overige bandleden, maar desondanks bleven ze spelen en een week na zijn overlijden traden ze op met een nieuwe drummer, Tom Behm.
De maand daarna waren ze voorprogramma voor Sam The Sam And The Pharaos en begonnen ze het top 50 repertoire te oefenen, om zoals ze het zelf vonden menselijke jukeboxen te worden.
In augustus wonnen ze een bandjes wedstrijd, die door Fender gesponsord was, waarvan de prijs 150 dollar cash was plus voor 400 dollar Fender instrumenten.
Begin september vertrokken ze naar Hollywood om hun eerste single op te nemen met op de A-kant "Psychedelic (That's Where It's At)", een waanzinnig goede psychedelische garagerocksong en als B-kant "Boogie Man", een knap stukje humoristische rock á la Frank Zappa en één van de meest gezochte singles, waarna steelgitarist Jon Floth bij de band kwam.
Eind oktober 1966 was de laatste dag dat Rob Casseday met de band meespeelde en Don Hirschfield kondigde aan, dat ook hij voor het eind van het jaar stoppen zou, iets dat hard aan kwam bij de rest van de band.
Hij werd vervangen door Peter Johnson en de band nam Kent Heftly als roadie in dienst, wiens stiefvader de eigenaar was van KIMN, die hen begin 1967 in contact bracht met Frank Slay, die , nadat hij 3 songs had gehoord, de band een contract gaf bij Chicory Records.
Voor korte tijd ging de band als kwartet verder en nam de single "The Spider And The Fly", een humoristische horror rocksong, met als achterkant "On The Other Side Of Happiness" op,een song in de stijl van een rustig Beach Boys nummer en deze single werd in de Norm's Studio´s te Clovis, New Mexico gemaakt.
Bij één van de bandvergaderingen, die regelmatig bij Thinkerbell werden gehouden, werd besloten de naam van de band te veranderen en Kevin's halfbroer van 8 opperde de naam T.H.E., oftewel The Higher Elevation en 9 juni 1967 werd die naamsverandering officiel in de kranten aangekondigd.
HUn volgende single "Crazy Bicycle", dat een swingend up tempo garagerocknummer is, waar blazers aan toegevoegd zijn, werd dus onder de naam The Higher Elevation opgenomen, waarna Tom Behm kort daarna de band verliet en vervangen werd door Bobby Saunar en had als B-kant "The Diamond Mine", waarvan de tekst geschreven was door de populaire L.A. DJ Dave Diamond, die ook de zang op dit nummer, dat overigens de muziek van "The Spider And The Fly" was, voor zijn rekening nam en de band betaalde voor het gebruik van dit nummer.
Nadat de band The Avantis uit elkaar ging, kwam ook Tim McDonald bij de band als zanger en hun nieuwe single, die eind 1967 via Liberty uit kwam, heette "Here Comes Sunshine" en was een stuk commerciëler dan hun eerdere werk en had "Thoughts Of Lila" als achterkant, dat een redelijke popsong is.
De band bestond toen uit: Rick Hull - basgitaar en zang, Peter Johnson - orgel, Bobby Saunar - drums, Jon Floth - gitaar en Tim McDonald - zang en in deze bezetting zou in 1968 hun laatste single gemaakt worden, waarvan "Country Club Affair", een goede popsong met prima close harmonie zang, waarmee de band zich op de hitparades richtte als A-kant en "Summer Skies", eveneens een prachtige popsong, als B-kant.
Tijdens die sessie werden nog 2 songs opgenomen, dat waren "Good Time Music", een vrolijke party song en "Wizard Of Love", waarop John Sebastian van The Lovin'Spoonful met de band mee speelde en dat eveneens een vrolijke swingende popsong is.
Daarna verscheen er nog een single onder de naam van The Higher Elevation via het Liberty label, maar daar werkte alleen Jon Floth aan mee en kan dus eigenlijk niet als Higher Elevation single aangemerkt worden.
Beide nummers staan echter wel zo te boek en de A-kant "Odyssey" is een lekker in het gehoor klinkende popsong kompleet met blazers en psychedelische invloeden en doet me hier en daar aan Eternity's Children denken.
De achterkant "Highway 101" is een stukje rock & roll, maar dan met blazers, waardoor er ook wat soul invloed in te bekennen is.
Verder staan er enkele onuitgebrachte songs op de CD, waarvan "A Little Bit Less", een schitterend rustig stukje pop met close harmonie zang er één is en "Looking Glass", met zang in Beach Boys stijl een andere.
Ook staan er songs op, die waarschijnlijk in de oefenruimte opgenomen zijn en niet eerder uitgebracht werden en dat zijn: "What Is It", een instrumentaal garagerock nummer, "Sound Of The Surf", een heftig stukje drums met gitaar als begeleiding, "Heartbreak Hill", een rustige popsong, "Where Is My Life", een solo opname en "Treat Me Nice", een aardige popsong.
Dan staan er ook verscheidene instrumentale uitvoeringen van nummers op de CD, zoals "Boogie Man", "Looking Glass", "Psychedelic" en "A Little Bit Less" en alternatieve versies van "Boogie Man", "Crazy Bicycle" en "Country Club Affair", plus een jingle voor KLZ radio uit Denver.
31 Nummers staan er totaal op deze CD en daar geniet je met volle teugen van, dat wil zeggen, als je de moeite neemt deze schitterende CD te beluisteren.
vrijdag 7 oktober 2011
Review: The Keyes - The Keyes
Gear Fab 2008 (GF-233)
De band The Keyes, die tussen 1965 en 1972 bestond, kwam uit Louisville, Kentucky en was opgericht door ex leden van The Moments en Doc Strange & the Lovers.
De oorspronkelijke band bestond uit: Tom Owen - sologitaar, Jim Owen - basgitaar, Chic Becker - piano, Bill Blincoe - drums en Wayne McDonald - zang.
Alle bandleden studeerden nog en traden veel gedurende de weekends op en in de zomervakantie zelfs 4 maal per week.
In augustus 1965 maakten ze hun eerste single, het zelf geschreven "Barbara", die via het Jam Records label verscheen en in verscheidene steden in Kentucky en Indiana in de hitparades terecht kwam.
The Keyes waren sterk beïnvloed door de muziek van The Beach Boys en dat is in dit nummer goed te horen, want deze song heeft die typische Beach Boys surf sound en het dan ook niet vreemd dat ze met deze single in de hitparades kwamen.
Na de single gemaakt te hebben, werd zanger Wayne McDonald vervangen door Larry Oeswein en ruimde drummer Bill Blincoe het veld voor Art Mengel.
Hun volgende single, "She's The One", bevat iets meer eigens, maar heeft dezelfde uitstraling als hun debuutsingle en behaalde een hitnotering in Louisville en kreeg ook regelmatig airplay in andere steden.
1966 Was ook het jaar, dat de Britse invasie in volle gang was en veel bands nummers van Engelse artiesten, zoals The Beatles en Rolling Stones, op het repertoire hadden staan, op enkele na en één van de bands, die vast hielden aan hun eigen stijl waren The Keyes, hoewel ze wel nummers van The Spencer Davis Group speelden, omdat die stevige blues gerelateerde muziek maakten.
De band toerde in die periode met The Beach Boys en Shangri-Las, maar speelden ook met o.a. Jerry Lee Lewis, Anthony And The Imperials, Sir Douglas Quintet, Dave Clark Five, The Kingsmen en Billy Joe Royal.
In 1967 veranderden ze weer van bezetting en deze keer werden Chic Becker en Art Mengel vervangen door respectievelijk Bobby Emspiker en Charles Jones, waarmee ze de songs "Farmers Daughter", geschreven door Brian Wilson en Mike Love, dat een perfecte kopie van de Beach Boys song is, met als B-kant "Heart Of A Child", dat ook door Percy Sledge uitgevoerd was, maar door The Keyes in surf sound gespeeld werd, opnamen bij King Records te Cincinnati, Ohio en deze single werd door het Lemco label uitgebracht.
Drummers bleven niet lang bij de band, want in 1968 was er weer een vervanging en deze keer werd Mike Fess hun nieuwe drummer, maar ook Bobby Emspiker werd vervangen en wel door Paul Hoerni, die begin 1969 werd vervangen door Stuart Paine en omdat Jim Owen in dienst ging, kwam Duke Freeman in zijn plaats.
In deze formatie werd in 1969 de schitterende cover van de Janis Ian song "Society's Child" opgenomen, waaarin de band op zijn best is en nogmaals laat horen hoe goed hun close harmonie zang klinkt, met als achterkant het nummer "I Don't Care", een prachtige ballad.
Voor- en nadien nam de band nog een aantal songs op, waarvan de meeste nooit uitgebracht werden, maar bracht geen singles meer uit.
Andere songs van de CD zijn: "I'm The Pretender", een prima popsong met surf en beat invloeden, "Froggy Gremlin", een swingende big band achtige song, die in de jaren 30 gemaakt had kunnen zijn, "I Can Win For Losing", een exotisch klinkend nummer met gamalanspel, "We'll Hold Hands Together", een ballad, die Tom al tijdens zijn high school periode schreef, "Cherish You", dat de band in 1967 te Nashville in Scotty Moore's Studio opnam en aan de muziek van The Four Seasons doet denken, "We'll All Fade On", een solo opname van Tom uit 1970, waarvan je de indruk krijgt, dat het door The Bee Gees gemaakt had kunnen zijn,
"Hitchcock Railway", dat in 1970 tijdens diezelfde periode gemaakt werd en een prima popsong is, "Dana", een vrij rustige song, die in 1962 door Tom en Jim samen met Sharon Gibson in de Sambo studios gemaakt is, maar helaas lichtelijk amateuristisch en vals klinkt, "I Have A Dream", een prima soul song gemaakt
ter nagedachtenis van Martin Luther King en "Are You Lonely For Me Baby", een soulsong, die Freddie Scott in 1966 een hit op leverde en in de periode 1970-1971 door Tom samen met verscheidene Oxfords leden opgenomen werd.
De laatste 9 songs, allen eigen composities, zijn de solo opnamen van Tom Owen, die hij tussen 1970 en 1971 voor het Perception Records label uit New York maakte, maar die doordat het label ophield te bestaan nooit uitgebracht zouden worden.
"Rock Me Baby" is een rustige popsong, "Somebody Help Me" een up tempo song met een swingend ritme, "Wonderful Love" een schitterend rustig stukje bluesrock, "Fascinating Lady" een lekker klinkende popsong, "Love Me Tonight" een rustige gezapige popsong, "The Stranger", dat een fantastische popsong is, die
psychedelisch begint en een swingend ritme heeft, "Did You Ever Love" pakt je vanaf de eerste tonen met een swingend ritme en me aan de song "Feeling Alright" van Dave Mason doet denken, die ook door Joe Cocker opgenomen werd, "I Thought I Knew You" dat een aardige popsong is en "I Just Want To See Linda Again", waarin wat country invloeden zitten.
De muziek van The Keyes klinkt lekker en geeft je een prima indruk hoe de band zich in de jaren 60 ontwikkelde.
De band The Keyes, die tussen 1965 en 1972 bestond, kwam uit Louisville, Kentucky en was opgericht door ex leden van The Moments en Doc Strange & the Lovers.
De oorspronkelijke band bestond uit: Tom Owen - sologitaar, Jim Owen - basgitaar, Chic Becker - piano, Bill Blincoe - drums en Wayne McDonald - zang.
Alle bandleden studeerden nog en traden veel gedurende de weekends op en in de zomervakantie zelfs 4 maal per week.
In augustus 1965 maakten ze hun eerste single, het zelf geschreven "Barbara", die via het Jam Records label verscheen en in verscheidene steden in Kentucky en Indiana in de hitparades terecht kwam.
The Keyes waren sterk beïnvloed door de muziek van The Beach Boys en dat is in dit nummer goed te horen, want deze song heeft die typische Beach Boys surf sound en het dan ook niet vreemd dat ze met deze single in de hitparades kwamen.
Na de single gemaakt te hebben, werd zanger Wayne McDonald vervangen door Larry Oeswein en ruimde drummer Bill Blincoe het veld voor Art Mengel.
Hun volgende single, "She's The One", bevat iets meer eigens, maar heeft dezelfde uitstraling als hun debuutsingle en behaalde een hitnotering in Louisville en kreeg ook regelmatig airplay in andere steden.
1966 Was ook het jaar, dat de Britse invasie in volle gang was en veel bands nummers van Engelse artiesten, zoals The Beatles en Rolling Stones, op het repertoire hadden staan, op enkele na en één van de bands, die vast hielden aan hun eigen stijl waren The Keyes, hoewel ze wel nummers van The Spencer Davis Group speelden, omdat die stevige blues gerelateerde muziek maakten.
De band toerde in die periode met The Beach Boys en Shangri-Las, maar speelden ook met o.a. Jerry Lee Lewis, Anthony And The Imperials, Sir Douglas Quintet, Dave Clark Five, The Kingsmen en Billy Joe Royal.
In 1967 veranderden ze weer van bezetting en deze keer werden Chic Becker en Art Mengel vervangen door respectievelijk Bobby Emspiker en Charles Jones, waarmee ze de songs "Farmers Daughter", geschreven door Brian Wilson en Mike Love, dat een perfecte kopie van de Beach Boys song is, met als B-kant "Heart Of A Child", dat ook door Percy Sledge uitgevoerd was, maar door The Keyes in surf sound gespeeld werd, opnamen bij King Records te Cincinnati, Ohio en deze single werd door het Lemco label uitgebracht.
Drummers bleven niet lang bij de band, want in 1968 was er weer een vervanging en deze keer werd Mike Fess hun nieuwe drummer, maar ook Bobby Emspiker werd vervangen en wel door Paul Hoerni, die begin 1969 werd vervangen door Stuart Paine en omdat Jim Owen in dienst ging, kwam Duke Freeman in zijn plaats.
In deze formatie werd in 1969 de schitterende cover van de Janis Ian song "Society's Child" opgenomen, waaarin de band op zijn best is en nogmaals laat horen hoe goed hun close harmonie zang klinkt, met als achterkant het nummer "I Don't Care", een prachtige ballad.
Voor- en nadien nam de band nog een aantal songs op, waarvan de meeste nooit uitgebracht werden, maar bracht geen singles meer uit.
Andere songs van de CD zijn: "I'm The Pretender", een prima popsong met surf en beat invloeden, "Froggy Gremlin", een swingende big band achtige song, die in de jaren 30 gemaakt had kunnen zijn, "I Can Win For Losing", een exotisch klinkend nummer met gamalanspel, "We'll Hold Hands Together", een ballad, die Tom al tijdens zijn high school periode schreef, "Cherish You", dat de band in 1967 te Nashville in Scotty Moore's Studio opnam en aan de muziek van The Four Seasons doet denken, "We'll All Fade On", een solo opname van Tom uit 1970, waarvan je de indruk krijgt, dat het door The Bee Gees gemaakt had kunnen zijn,
"Hitchcock Railway", dat in 1970 tijdens diezelfde periode gemaakt werd en een prima popsong is, "Dana", een vrij rustige song, die in 1962 door Tom en Jim samen met Sharon Gibson in de Sambo studios gemaakt is, maar helaas lichtelijk amateuristisch en vals klinkt, "I Have A Dream", een prima soul song gemaakt
ter nagedachtenis van Martin Luther King en "Are You Lonely For Me Baby", een soulsong, die Freddie Scott in 1966 een hit op leverde en in de periode 1970-1971 door Tom samen met verscheidene Oxfords leden opgenomen werd.
De laatste 9 songs, allen eigen composities, zijn de solo opnamen van Tom Owen, die hij tussen 1970 en 1971 voor het Perception Records label uit New York maakte, maar die doordat het label ophield te bestaan nooit uitgebracht zouden worden.
"Rock Me Baby" is een rustige popsong, "Somebody Help Me" een up tempo song met een swingend ritme, "Wonderful Love" een schitterend rustig stukje bluesrock, "Fascinating Lady" een lekker klinkende popsong, "Love Me Tonight" een rustige gezapige popsong, "The Stranger", dat een fantastische popsong is, die
psychedelisch begint en een swingend ritme heeft, "Did You Ever Love" pakt je vanaf de eerste tonen met een swingend ritme en me aan de song "Feeling Alright" van Dave Mason doet denken, die ook door Joe Cocker opgenomen werd, "I Thought I Knew You" dat een aardige popsong is en "I Just Want To See Linda Again", waarin wat country invloeden zitten.
De muziek van The Keyes klinkt lekker en geeft je een prima indruk hoe de band zich in de jaren 60 ontwikkelde.
maandag 26 september 2011
Review: Psychedelic States - Wisconsin In The 60s
Gear Fab 2008 (GF-234)
Psychedelic States - Wisconsin In The 60s is deel 17 in de schitterende serie Psychedelic States en bevat 31 songs waarvan er deze keer 9 bands met hun komplete single er op staan.
De CD begint met de band Gorde's Horde, uit Rhinelander, die hun single "I Don't Care" / "Please Tell Me" via het Hodag label uitbrachten in 1966.
De A-kant is een lekker in het gehoor klinkende popsong met psychedelische invloeden.
Vervolgens hoor je Mother's Worry, die in 1965 te Les Knoll op high school opgericht werd en 2 singles maakte.
De eerste van die twee, die overigens beide in Nashville werden opgenomen, werd in 1968 door het Look label uitgebracht en heet "Can Seem To Come Down" / "Funky Good", waarvan de A-kant, een popsong is en de B-kant een heerlijk stukje blues, gemixt met soul en pop.
In december 1966 brachten The Delcords, uit Kenosha, hun single "I Got Wise" via het Orlyn label uit, dat een prima popsong is, die in up tempo gespeeld wordt.
Syndicate, die uit Oshkosh kwamen, maakten in 1968 de single "Next 21st Of May" / "My Baby Kicked The Bucket", een lekkere popsong, die via Tee Pee verscheen.
De tweede band, die met 2 nummers op de CD staat heet Pynk Peach Mob en hun single "Love Captured Me", een popsong, met als B-kant "No Tears", eveneens een popsong, werd door het Night Owl label op de markt gebracht in 1970.
The Shags maakten in 1966 met "Dance Woman", dat het zelfde ritme als Hey Bo Diddly heeft, een goede popsong, maar de B-kant, "Cause I Love You", is helaas een rustig amateuristisch klinkend stukje muziek.
"World Of Dreams" van The Sandmen, dat in 1967 via Night Owl uitgebracht werd, is een garagerocksong met psychedelische invloeden en de B-kant "You And I" is een aardige popsong.
In het najaar van 1966 brachten The Blue Boys de single "Hey Ho", een prima garagerocksong, waarvan de kwaliteit van de opname niet helemaal lekker klinkt met als B-kant "I Know", ook een garagerocksong, maar dan in een lager tempo gespeeld, die een stuk lekkerder klinkt dan de A-kant.
Het volgende garagerock nummer swingt als een trein en heet "Gonna Miss Me", dat het psychedelische "Sometimes" als B-kant heeft en komt van Zoo, die deze schitterende single in 1967 via het PKC label uitbrachten.
"Fuzzy" heet de A-kant van de single van The Orbits, die uit Stevens Point kwamen en zo klinkt het ook.
Lekkere rock & Roll van een band, die al vanaf eind jaren 50 muziek maakte en hun single met als B-kant "Make Me Feel Good" verscheen in 1966 via het Big Sound label.
The Quest uit Genoa maakte een schitterend stukje psychedelische muziek met "Love", dat in 1970 via het JAB label verscheen en "The Last Days", een rustige garagerocksong, als B-kant had.
Ook The Bacardis staan met 2 nummers op de CD en de A-kant van hun single "Don't Sell Yourself" is duidelijk door de Britse beat invasie geïnspireerd, maar heeft toch die typische Amerikaanse garagerock sound, terwijl de poppy B-kant van de single, "This Time" totaal anders is en hierop klinkt de band niet verkeerd, maar na het beluisteren van de A-kant, krijg je toch andere verwachtingen.
Het volgende nummer "I've Gotta Shout", uit 1966, lijkt wel wat op "I'm A Man", maar is toch iets anders en een stukje ruiger en deze single, die "I'm Crying" als B-kant had, werd door The Dynasty, uit Superior, via het Royal Court label uitgebracht.
The Rubber Band, uit West Union, die in 1960 onder de naam Knob Prairie Boys opgericht was, maakte in 1968 de single "My Baby Left Me", een rustige popsong, die prima klinkt, met als B-kant "Five Foot Two", die via het Coulee label verscheen.
Ook in 1968 uitgebracht was de single "Never Sad", een heerlijke psychedelische song, die "Forever Be In Doubt" als andere kant had en uitgebracht werd door The Sunstone Lollypop uit Oshkosh via het KEL label.
Van This Lil' Ole Music Makers verscheen in 1965 de single "Hitchhike", een verdienstelijke cover van het Marvin Gaye nummer, dat ook door The Rolling Stones in een soortgelijke versie uitbracht werd en "You're Cheating On Me" als achterkant had.
The Journeymen uit Green Bay brachten in 1968 een geweldige garagerocksong uit via het Tee Pee label, getiteld "Realities In life" met als B-kant "You're A Better Man Than I", nadat ze een battle of the bands wedstrijd hadden gewonnen en de prijs het maken van een single was.
De uit Appleton afkomstige band No Names, die tussen 1964 en 1968 bestond, bracht ook in 1968 via Tee Pee hun single "Take It From me" uit, een aardige popsong, die "I Never Realized" als B-kant had en kort daarna veranderde de band van naam in Rainbow Crusade.
The Road Runners speelden als voorprogramma van o.a Rolling Stones, Herman's Hermits, Wayne Fontana & The Mindbenders en Dave Clark Five en maakten in 1965 de single "It's So Hard", een soulachtige song, met als andere kant "Do The Temptation", die door het Raynard label uitgebracht werd.
De single "I'm So Lonely" / "Away", van The Voyagers uit Racine, staat in zijn geheel op deze CD en de A-kant is een prima ballad, terwijl de B-kant een lekkere popsong is en op het Feature label uitgebracht in 1966.
Uit 1968 komt "Mood For Hurt", een garagepoprocksong, "A Long Time Coming, A Long Time Gone", die via het Revolution label verscheen en door Jack & The Beanstalks uit Milwaukee werd gemaakt.
The Galiphs, die van 1965 tot 1968 bestonden en uit Saulk City Plain kwamen, lieten hun single "Today, Tomorrow", een schitterend nummer met een sound, die eind jaren 70 door punk bands, die een zangeres in hun gelederen hadden, ook gebruikt werd en "Slow Down" als andere kant had, via het Sara label uitbrengen in 1967.
Ook nu weer kan je na beluisteren van deze CD alleen maar de conclusie trekken: Lekker, Lekker, Lekker!
Psychedelic States - Wisconsin In The 60s is deel 17 in de schitterende serie Psychedelic States en bevat 31 songs waarvan er deze keer 9 bands met hun komplete single er op staan.
De CD begint met de band Gorde's Horde, uit Rhinelander, die hun single "I Don't Care" / "Please Tell Me" via het Hodag label uitbrachten in 1966.
De A-kant is een lekker in het gehoor klinkende popsong met psychedelische invloeden.
Vervolgens hoor je Mother's Worry, die in 1965 te Les Knoll op high school opgericht werd en 2 singles maakte.
De eerste van die twee, die overigens beide in Nashville werden opgenomen, werd in 1968 door het Look label uitgebracht en heet "Can Seem To Come Down" / "Funky Good", waarvan de A-kant, een popsong is en de B-kant een heerlijk stukje blues, gemixt met soul en pop.
In december 1966 brachten The Delcords, uit Kenosha, hun single "I Got Wise" via het Orlyn label uit, dat een prima popsong is, die in up tempo gespeeld wordt.
Syndicate, die uit Oshkosh kwamen, maakten in 1968 de single "Next 21st Of May" / "My Baby Kicked The Bucket", een lekkere popsong, die via Tee Pee verscheen.
De tweede band, die met 2 nummers op de CD staat heet Pynk Peach Mob en hun single "Love Captured Me", een popsong, met als B-kant "No Tears", eveneens een popsong, werd door het Night Owl label op de markt gebracht in 1970.
The Shags maakten in 1966 met "Dance Woman", dat het zelfde ritme als Hey Bo Diddly heeft, een goede popsong, maar de B-kant, "Cause I Love You", is helaas een rustig amateuristisch klinkend stukje muziek.
"World Of Dreams" van The Sandmen, dat in 1967 via Night Owl uitgebracht werd, is een garagerocksong met psychedelische invloeden en de B-kant "You And I" is een aardige popsong.
In het najaar van 1966 brachten The Blue Boys de single "Hey Ho", een prima garagerocksong, waarvan de kwaliteit van de opname niet helemaal lekker klinkt met als B-kant "I Know", ook een garagerocksong, maar dan in een lager tempo gespeeld, die een stuk lekkerder klinkt dan de A-kant.
Het volgende garagerock nummer swingt als een trein en heet "Gonna Miss Me", dat het psychedelische "Sometimes" als B-kant heeft en komt van Zoo, die deze schitterende single in 1967 via het PKC label uitbrachten.
"Fuzzy" heet de A-kant van de single van The Orbits, die uit Stevens Point kwamen en zo klinkt het ook.
Lekkere rock & Roll van een band, die al vanaf eind jaren 50 muziek maakte en hun single met als B-kant "Make Me Feel Good" verscheen in 1966 via het Big Sound label.
The Quest uit Genoa maakte een schitterend stukje psychedelische muziek met "Love", dat in 1970 via het JAB label verscheen en "The Last Days", een rustige garagerocksong, als B-kant had.
Ook The Bacardis staan met 2 nummers op de CD en de A-kant van hun single "Don't Sell Yourself" is duidelijk door de Britse beat invasie geïnspireerd, maar heeft toch die typische Amerikaanse garagerock sound, terwijl de poppy B-kant van de single, "This Time" totaal anders is en hierop klinkt de band niet verkeerd, maar na het beluisteren van de A-kant, krijg je toch andere verwachtingen.
Het volgende nummer "I've Gotta Shout", uit 1966, lijkt wel wat op "I'm A Man", maar is toch iets anders en een stukje ruiger en deze single, die "I'm Crying" als B-kant had, werd door The Dynasty, uit Superior, via het Royal Court label uitgebracht.
The Rubber Band, uit West Union, die in 1960 onder de naam Knob Prairie Boys opgericht was, maakte in 1968 de single "My Baby Left Me", een rustige popsong, die prima klinkt, met als B-kant "Five Foot Two", die via het Coulee label verscheen.
Ook in 1968 uitgebracht was de single "Never Sad", een heerlijke psychedelische song, die "Forever Be In Doubt" als andere kant had en uitgebracht werd door The Sunstone Lollypop uit Oshkosh via het KEL label.
Van This Lil' Ole Music Makers verscheen in 1965 de single "Hitchhike", een verdienstelijke cover van het Marvin Gaye nummer, dat ook door The Rolling Stones in een soortgelijke versie uitbracht werd en "You're Cheating On Me" als achterkant had.
The Journeymen uit Green Bay brachten in 1968 een geweldige garagerocksong uit via het Tee Pee label, getiteld "Realities In life" met als B-kant "You're A Better Man Than I", nadat ze een battle of the bands wedstrijd hadden gewonnen en de prijs het maken van een single was.
De uit Appleton afkomstige band No Names, die tussen 1964 en 1968 bestond, bracht ook in 1968 via Tee Pee hun single "Take It From me" uit, een aardige popsong, die "I Never Realized" als B-kant had en kort daarna veranderde de band van naam in Rainbow Crusade.
The Road Runners speelden als voorprogramma van o.a Rolling Stones, Herman's Hermits, Wayne Fontana & The Mindbenders en Dave Clark Five en maakten in 1965 de single "It's So Hard", een soulachtige song, met als andere kant "Do The Temptation", die door het Raynard label uitgebracht werd.
De single "I'm So Lonely" / "Away", van The Voyagers uit Racine, staat in zijn geheel op deze CD en de A-kant is een prima ballad, terwijl de B-kant een lekkere popsong is en op het Feature label uitgebracht in 1966.
Uit 1968 komt "Mood For Hurt", een garagepoprocksong, "A Long Time Coming, A Long Time Gone", die via het Revolution label verscheen en door Jack & The Beanstalks uit Milwaukee werd gemaakt.
The Galiphs, die van 1965 tot 1968 bestonden en uit Saulk City Plain kwamen, lieten hun single "Today, Tomorrow", een schitterend nummer met een sound, die eind jaren 70 door punk bands, die een zangeres in hun gelederen hadden, ook gebruikt werd en "Slow Down" als andere kant had, via het Sara label uitbrengen in 1967.
Ook nu weer kan je na beluisteren van deze CD alleen maar de conclusie trekken: Lekker, Lekker, Lekker!
woensdag 21 september 2011
Review: Leslie's Motel - Dirty Sheets
Gear Fab 2009 (GF-235)
Leslie's Motel uit Louisville, Kentucky, werd in 1971 opgericht door Richard Bush - Hammond orgel / elektrische piano, Mike Seibold - sologitaar / zang en ex Oxfords lid Bill Tullis - zang / slaggitaar / tamboerijn.
Het trio oefende in een garage en om daar te komen, moesten ze langs een motel, dat Leslie's Motel heette, dus werd er besloten de band Leslie's Motel te noemen.
Later voegden Ray Barrickman - basgitaar / zang, waar Bill samen mee in de band The Specters had gespeeld en een ander ex Oxfords lid, Paul Hoerni - drums, zich bij dit trio.
Nadat de band in het voorprogramma van The Blues Project had gespeeld, kwam de drummer, Roy Blumenfield - drums / congas, van die band naar hen toe met het verzoek of hij ook bij hun in de band kon komen spelen, zodat Leslie's Motel een sextet werd en in die bezetting werd ook hun LP Dirty Sheets in 1972 opgenomen bij King Sound Productions, waarbij de producer, Jay Petach, ook een ex Oxfords lid was.
De band was openingsact voor gitaristen als: Ted Nugent, Charlie Daniels, Rory Gallagher, Harvey Mandel, Freddie King, Mike Bloomfield en Harvey Brooks, maar ook voor organist Billy Preston, zanger Mitch Ryder en voor The MC5.
Hun hoogtepunt was een optreden als voorprogramma van John Lee Hooker, waarin Bill Tullis uitgenodigd werd mee te spelen met John Lee.
De CD "Dirty Sheets" bevat 9 songs, waarvan "Step Down Baby", een heerlijk swingende progressieve bluesrocksong, de eerste is, die gevolgd wordt door het slechts 32 seconden durende "Interlude".
De tonen van "My Sweet Woman" pakken je meteen en dit is progressieve rocksong met zo nu en dan bluesriffs.
"Blister" is 1 van de 2 langere nummers, dat met het geluid van de bekkens begint, waarna de gitaar in valt,
gevolgd door de basgitaar.
Dit geweldige stuk instrumentale progressieve rock heeft alles wat een nummer goed maakt; felle gitaren, ruige
hammond orgel klanken, een hypnotiserend ritme, strakke drumpartijen, kompleet met solo en een up tempo.
Dan is het weer tijd voor een bluesrocksong, dat in up tempo gespeeld wordt en een eentonig licht hypnotiserend gitaarritme heeft, getiteld "Reason Why".
Het volgende nummer is weer instrumentaal en heet "Windmills" dat eveneens naar de bluesrock neigt, maar ook hier zit weer een progressief tintje aan.
Het langste nummer van de CD is "Latino Motel" en duurt bijna 9 minuten.
Dit is een schitterend progressief rocknummer, waarin Santana-achtige klanken verweven zijn en in een up tempo gespeeld met uitstapjes van gitaar en orgel.
"Movin' Rock & Roll" is, zoals de titel al doet vermoeden, een progressieve rocksong, die zo in een hitparade had kunnen staan, want dit is een vrij commerciel nummer.
Het laatste nummer van de CD heet "Dirty Sheets" en dit is de live opname van het nummer, die in the Morefill
South werd gespeeld.
Het nummer is instrumentaal en de band laat hiermee horen, hoe fantastisch ze live klonken.
Leslie's Motel maakte met "Dirty Sheets" een geweldige Lp, die niet in je collectie mag ontbreken.
Leslie's Motel uit Louisville, Kentucky, werd in 1971 opgericht door Richard Bush - Hammond orgel / elektrische piano, Mike Seibold - sologitaar / zang en ex Oxfords lid Bill Tullis - zang / slaggitaar / tamboerijn.
Het trio oefende in een garage en om daar te komen, moesten ze langs een motel, dat Leslie's Motel heette, dus werd er besloten de band Leslie's Motel te noemen.
Later voegden Ray Barrickman - basgitaar / zang, waar Bill samen mee in de band The Specters had gespeeld en een ander ex Oxfords lid, Paul Hoerni - drums, zich bij dit trio.
Nadat de band in het voorprogramma van The Blues Project had gespeeld, kwam de drummer, Roy Blumenfield - drums / congas, van die band naar hen toe met het verzoek of hij ook bij hun in de band kon komen spelen, zodat Leslie's Motel een sextet werd en in die bezetting werd ook hun LP Dirty Sheets in 1972 opgenomen bij King Sound Productions, waarbij de producer, Jay Petach, ook een ex Oxfords lid was.
De band was openingsact voor gitaristen als: Ted Nugent, Charlie Daniels, Rory Gallagher, Harvey Mandel, Freddie King, Mike Bloomfield en Harvey Brooks, maar ook voor organist Billy Preston, zanger Mitch Ryder en voor The MC5.
Hun hoogtepunt was een optreden als voorprogramma van John Lee Hooker, waarin Bill Tullis uitgenodigd werd mee te spelen met John Lee.
De CD "Dirty Sheets" bevat 9 songs, waarvan "Step Down Baby", een heerlijk swingende progressieve bluesrocksong, de eerste is, die gevolgd wordt door het slechts 32 seconden durende "Interlude".
De tonen van "My Sweet Woman" pakken je meteen en dit is progressieve rocksong met zo nu en dan bluesriffs.
"Blister" is 1 van de 2 langere nummers, dat met het geluid van de bekkens begint, waarna de gitaar in valt,
gevolgd door de basgitaar.
Dit geweldige stuk instrumentale progressieve rock heeft alles wat een nummer goed maakt; felle gitaren, ruige
hammond orgel klanken, een hypnotiserend ritme, strakke drumpartijen, kompleet met solo en een up tempo.
Dan is het weer tijd voor een bluesrocksong, dat in up tempo gespeeld wordt en een eentonig licht hypnotiserend gitaarritme heeft, getiteld "Reason Why".
Het volgende nummer is weer instrumentaal en heet "Windmills" dat eveneens naar de bluesrock neigt, maar ook hier zit weer een progressief tintje aan.
Het langste nummer van de CD is "Latino Motel" en duurt bijna 9 minuten.
Dit is een schitterend progressief rocknummer, waarin Santana-achtige klanken verweven zijn en in een up tempo gespeeld met uitstapjes van gitaar en orgel.
"Movin' Rock & Roll" is, zoals de titel al doet vermoeden, een progressieve rocksong, die zo in een hitparade had kunnen staan, want dit is een vrij commerciel nummer.
Het laatste nummer van de CD heet "Dirty Sheets" en dit is de live opname van het nummer, die in the Morefill
South werd gespeeld.
Het nummer is instrumentaal en de band laat hiermee horen, hoe fantastisch ze live klonken.
Leslie's Motel maakte met "Dirty Sheets" een geweldige Lp, die niet in je collectie mag ontbreken.
vrijdag 16 september 2011
Review: Psychedelic States - Mississippi In The 60s
Gear Fab 2009 (GF-239)
Mississippi In The 60s is deel 18 in de Psychedelic States serie, waarop 29 nummers staan.
De CD start met Ravin'Blue uit Starksville, waarvan 3 songs op de CD staan en hun single "Love" / "It's Not Real" uit 1966 hier geheel op vertegenwoordigd zien plus "Colors", dat de A-kant van hun tweede single is.
Beide singles werden door het Monument label uitgebracht en "Love" is een schitterende stevige uptempo beatsong, die richting garagerock gaat en "It's Not Real" eveneens een beatsong, compleet met mondharmonica vind ik zelfs nog beter klinken, terwijl "Colors", duidelijk naar Britse voorbeelden gemaakt, een heerlijke beatsong is, die in een hitparade zeker niet had misstaan.
Vervolgens is het de beurt voor The Lancers uit Greenville met "Somebody Help Me" / "You've Got To Forget Her" en ook van deze band zijn beide nummers te beluisteren.
De beatsong "Somebody Help Me" is duidelijk na de Britse beatinvasie gemaakt, waar de band goed naar heeft geluisterd en ook "You've Got To Forget Her" is geinspireerd door de Britse beatmuziek en deze prima single werd in 1965 uitgebracht via het 3J label.
Garagerock komt van The Missing Links uit Oxford, die hun single "Come Inside My Heart" / "Night Train" via het Ventura label uitbrachten.
Ook Soule Survivors uit Biloxi staan hier met hun complete single op de CD en "Good-bye" / "Shadows" verscheen in 1967 via het River label.
Eerstgenoemde song is een vrij rustige popsong en de B-kant is eveneens een rustige song, die een licht psychedelische ondertoon heeft.
The Sandpypers uit University, brachten hun single "I Wanna Be your Man", een geweldige live uitvoering in garagerock stijl van de Beatlessong, met als B-kant "Dont Talk To Me" via het Tuscumbia label uit in 1965.
Nog meer garagerock klanken komen uit Meridian van Strags, die in 1967 de single "Psychedelic Soul" / "Seven Different Ways" via RAP zagen verschijnen.
De single "Go Away, Go Away" / "Love Is A Nescessary Evil" van Kicks, eveneens uit Meridian, staat in zijn geheel op de CD en de A-kant is een prachtige popsong, maar ik vind de B-kant, waarin meer ritme zit, beter.
De volgende band, kwam uit Hattiesburg en noemde zich James & The James Gang, waarvan in 1966 de single "Hey Girl" / "Sorrow" via het White Cliffs label uitkwam en de A-kant wel heel erg op "Hang On Sloopy" van The McCoys lijkt.
Ook The Soul Shakers uit Jackson zijn hier met 2 songs vertegenwoordigd; hun single "It Realy Works" / "Catch That Girl" werd in 1966 door het Ace label gereleased en beide kanten zijn een aardige popsongs, maar meer ook niet.
Anders is dat met The Herdsmen uit Meridian, want die maakten een prima garagerock song met "Fed Up", dat "House Of The Rising Sun" als B-kant had en hun single door RAP uitbrachten.
"Don't Go Away" uit 1967 van The Kelts uit Meridian werd door Sonora uitgebracht en was een aardige beatsong.
Heerlijk psychedelisch en experimenteel is "Mt. Olympus" van Flower Power uit Gulfport, die hun single in 1968 via Tune-Kel lieten verschijnen en zich daar helemaal in uitleefden met "Trivialities"als B-kant.
The Phinx uit Booneville maakten in 1966 met "My Baby Don't Care" een aardige popsong, die op het Pic 1 label verscheen en "Sometimes" als B-kant had.
in 1968 verscheen "Death Angel", een lekker in het gehoor klinkende popsong op het Groovy Grape label van de uit Biloxi afkomstige band Substantial Evidence, dat "Please Walk On By" op de andere kant had staan, maar ook verscheen het als B-kant op hun volgende single, die in 1969 verscheen.
Columbia bracht in 1966 de single "I'm The Place", een goede popsong, / "Wait" uit van Bob Morrison, die uit Biloxi kwam, die daarna nog 5 singles voor dit label uitbracht, in 1971 gevolgd door een LP, die via Capital verscheen.
The Riviaires uit Oxford maakten in 1965 de single "Bad Girl" / "Styx" voor het Steck label, die naar mijn mening een beetje te amateuristisch klinkt, door de leeftijd van de zanger, die nog erg jong is en ook zo klinkt.
Joe Frank & The Knights, die in 1961 waren opgericht, kwamen uit Jackson en brachten in 1966 de single "Can't Find A Way" / "Won't You Come on Home"via het Block label uit, een schitterende garagerock song.
Op het RAP label verscheen in juli 1966 de single "You Can Live It Up", een soul gerelateerd nummer van Rick's Continentals uit Meridian met "Cold Lonely Winter" als B-kant.
De band Bridge uit Booneville had prachtige close harmonie vocalen en het nummer "I Don't Think I'll Call You Again", uit 1968, is dan ook heerlijk om naar te luisteren en geschoold naar Brits voorbeeld.
Uitgebracht op het Shea label met "When You'd Gone" als B-kant.
"When You Brought Me" van The Reets uit Cleveland heeft een lekkere soul sound.
De band werd op de universiteit van Cleveland opgericht en bracht hun single, waarvan "Why Can't Time Stand Still" de B-kant is, in 1967 via het Dimac label uit.
The Continentals uit Greenville maakten in 1965 met "No Other Love" een prima song, die een lekker in het gehoor klinkend ritme heeft en je daardoor in beweging zet.
Het nummer had "Someone" als B-kant en werd door het Cynthia label uitgebracht.
In maart 1967 werd de single "Yard Dog" / "Girls, Girls" via het Apollo label uit gebracht door The One Way Street uit Biloxi, maar ook verscheen de single nationaal via het Smash label en "Yard Dog" is een kruising tussen beat en soul.
Ook Mississippi In The 60s is weer een schitterende CD geworden met dito bands en verdient het om gekocht te worden door elke liefhebber van zestiger jaren muziek.
Mississippi In The 60s is deel 18 in de Psychedelic States serie, waarop 29 nummers staan.
De CD start met Ravin'Blue uit Starksville, waarvan 3 songs op de CD staan en hun single "Love" / "It's Not Real" uit 1966 hier geheel op vertegenwoordigd zien plus "Colors", dat de A-kant van hun tweede single is.
Beide singles werden door het Monument label uitgebracht en "Love" is een schitterende stevige uptempo beatsong, die richting garagerock gaat en "It's Not Real" eveneens een beatsong, compleet met mondharmonica vind ik zelfs nog beter klinken, terwijl "Colors", duidelijk naar Britse voorbeelden gemaakt, een heerlijke beatsong is, die in een hitparade zeker niet had misstaan.
Vervolgens is het de beurt voor The Lancers uit Greenville met "Somebody Help Me" / "You've Got To Forget Her" en ook van deze band zijn beide nummers te beluisteren.
De beatsong "Somebody Help Me" is duidelijk na de Britse beatinvasie gemaakt, waar de band goed naar heeft geluisterd en ook "You've Got To Forget Her" is geinspireerd door de Britse beatmuziek en deze prima single werd in 1965 uitgebracht via het 3J label.
Garagerock komt van The Missing Links uit Oxford, die hun single "Come Inside My Heart" / "Night Train" via het Ventura label uitbrachten.
Ook Soule Survivors uit Biloxi staan hier met hun complete single op de CD en "Good-bye" / "Shadows" verscheen in 1967 via het River label.
Eerstgenoemde song is een vrij rustige popsong en de B-kant is eveneens een rustige song, die een licht psychedelische ondertoon heeft.
The Sandpypers uit University, brachten hun single "I Wanna Be your Man", een geweldige live uitvoering in garagerock stijl van de Beatlessong, met als B-kant "Dont Talk To Me" via het Tuscumbia label uit in 1965.
Nog meer garagerock klanken komen uit Meridian van Strags, die in 1967 de single "Psychedelic Soul" / "Seven Different Ways" via RAP zagen verschijnen.
De single "Go Away, Go Away" / "Love Is A Nescessary Evil" van Kicks, eveneens uit Meridian, staat in zijn geheel op de CD en de A-kant is een prachtige popsong, maar ik vind de B-kant, waarin meer ritme zit, beter.
De volgende band, kwam uit Hattiesburg en noemde zich James & The James Gang, waarvan in 1966 de single "Hey Girl" / "Sorrow" via het White Cliffs label uitkwam en de A-kant wel heel erg op "Hang On Sloopy" van The McCoys lijkt.
Ook The Soul Shakers uit Jackson zijn hier met 2 songs vertegenwoordigd; hun single "It Realy Works" / "Catch That Girl" werd in 1966 door het Ace label gereleased en beide kanten zijn een aardige popsongs, maar meer ook niet.
Anders is dat met The Herdsmen uit Meridian, want die maakten een prima garagerock song met "Fed Up", dat "House Of The Rising Sun" als B-kant had en hun single door RAP uitbrachten.
"Don't Go Away" uit 1967 van The Kelts uit Meridian werd door Sonora uitgebracht en was een aardige beatsong.
Heerlijk psychedelisch en experimenteel is "Mt. Olympus" van Flower Power uit Gulfport, die hun single in 1968 via Tune-Kel lieten verschijnen en zich daar helemaal in uitleefden met "Trivialities"als B-kant.
The Phinx uit Booneville maakten in 1966 met "My Baby Don't Care" een aardige popsong, die op het Pic 1 label verscheen en "Sometimes" als B-kant had.
in 1968 verscheen "Death Angel", een lekker in het gehoor klinkende popsong op het Groovy Grape label van de uit Biloxi afkomstige band Substantial Evidence, dat "Please Walk On By" op de andere kant had staan, maar ook verscheen het als B-kant op hun volgende single, die in 1969 verscheen.
Columbia bracht in 1966 de single "I'm The Place", een goede popsong, / "Wait" uit van Bob Morrison, die uit Biloxi kwam, die daarna nog 5 singles voor dit label uitbracht, in 1971 gevolgd door een LP, die via Capital verscheen.
The Riviaires uit Oxford maakten in 1965 de single "Bad Girl" / "Styx" voor het Steck label, die naar mijn mening een beetje te amateuristisch klinkt, door de leeftijd van de zanger, die nog erg jong is en ook zo klinkt.
Joe Frank & The Knights, die in 1961 waren opgericht, kwamen uit Jackson en brachten in 1966 de single "Can't Find A Way" / "Won't You Come on Home"via het Block label uit, een schitterende garagerock song.
Op het RAP label verscheen in juli 1966 de single "You Can Live It Up", een soul gerelateerd nummer van Rick's Continentals uit Meridian met "Cold Lonely Winter" als B-kant.
De band Bridge uit Booneville had prachtige close harmonie vocalen en het nummer "I Don't Think I'll Call You Again", uit 1968, is dan ook heerlijk om naar te luisteren en geschoold naar Brits voorbeeld.
Uitgebracht op het Shea label met "When You'd Gone" als B-kant.
"When You Brought Me" van The Reets uit Cleveland heeft een lekkere soul sound.
De band werd op de universiteit van Cleveland opgericht en bracht hun single, waarvan "Why Can't Time Stand Still" de B-kant is, in 1967 via het Dimac label uit.
The Continentals uit Greenville maakten in 1965 met "No Other Love" een prima song, die een lekker in het gehoor klinkend ritme heeft en je daardoor in beweging zet.
Het nummer had "Someone" als B-kant en werd door het Cynthia label uitgebracht.
In maart 1967 werd de single "Yard Dog" / "Girls, Girls" via het Apollo label uit gebracht door The One Way Street uit Biloxi, maar ook verscheen de single nationaal via het Smash label en "Yard Dog" is een kruising tussen beat en soul.
Ook Mississippi In The 60s is weer een schitterende CD geworden met dito bands en verdient het om gekocht te worden door elke liefhebber van zestiger jaren muziek.
dinsdag 13 september 2011
Review: Psychedelic States - New York In The 60s Volume 3
Gear Fab 2011 (GF-252)
Psychedelic States - New York In The 60s Volume 3 is de 19e in deze serie verzamel CD´s, waarop 27 nummers staan van 26 verschillende bands staan.
Enkele van die bands kwamen ook al voor op New York In The 60s Volume 1 en 2, zoals The Chain Reaction en The Trashing Butterflys Of Divine Happiness.
De CD is bijna 10 jaar na de katasrofale aanslagen van 11 september 2001 uitgebracht en in de liner-notes is te lezen, dat de CD opgedragen is aan de nagedachtenis van de mensen, die die dag hun leven verloren en aan degenen, die nooit uit Irak en Afganistan terug kwamen.
Het openingsnummer van de CD komt van de band The Upward Movement uit Richmond Hills, Queens en heet "What Ever Happened To Us?" een goede vraag dus, gezien het voorafgaande stukje en een beter begin had de CD niet kunnen hebben.
Deze garagerock song, die als B-kant "Won't You Help A Poor Man Out" heeft, werd in april 1969 uitgebracht via het Sanfris label en de muziek is net als de meeste nummers van New Yorkse bands over het algemeen een stukje rauwer dan die van andere bands uit andere staten.
Eveneens uit april 1969 komt de single van Sound Solution, uit Flushing, Queens, getiteld "Hide Your Face In Shame" / "Ken's Blues", die door Kapp uitgebracht werd en waarvan je hier de A-kant hoort, een kruising tussen garagerock en pop.
"So Good" heet de volgende popsong, die "She Belongs To Another" als B-kant heeft en uitgebracht werd door het SD label door The O'Aces, waarvan ik vind dat de opname kwaliteit beter had gekund, want het klinkt me allemaal een beetje te schel.
Pebble Episode uit Brooklyn bracht het schitterende instrumentale "Tripsy" uit met "The Plum Song" als achterkant via het J-2 label in 1967.
Ook prachtig is "You Lied To Me" van The Aggregation uit Long Island, dat een mix is van garagerock en pop, die in 1966 uitgebracht werd, gevolgd wordt door "het fantastische "I'll give You More" van de uit Hempstead, Long Island afkomstige band Erik & The Smoke Ponies uit 1967, dat hun single via het Kama Sutra label uitgebracht zag worden en hun volgende single in 1969 door Cobblestone uitbrachten.
Psychedelische klanken komen van The Whether Bureau uit New York City, die hun in 1967 opgenomen single "White And Frosty" / "Why Can't You And I?" in 1968 door het Laurie label uit lieten brengen.
In 1966 bracht Buff de single "Love Me Girl", een rustige popsong, met als B-kant "Close That Door" uit van The Tigerman uit Olean.
Dan volgt Cucumber, die met "Don't Make Me Cry", uit 1968, een geweldige garagerock song ten gehore brengen, die via Cobblestone verscheen.
Daarna is het de beurt aan Luv Ones, uit de Bronx, die met 2 songs op deze CD vertegenwoordigd zijn en de eerste daarvan heet "Please Don't", een toegankelijke popsong, terwijl de B-kant "Summertime", de cover van het George Gershwin nummer later op de CD te horen is in een garagerock / pop uitvoering.
Nog meer pop hoor je in het in 1968 gereleasde "We Got Time" van The Tweeds uit Buffalo, dat "I Want Her To Know" op de B-kant had staan.
"Mean Woman"/ "I'll Be A Man" werd door Columbia uitgebracht in 1965 en door Fugitives uit New York City gespeeld, waar je goed hoort, dat de band sterk beïnvloed was door de Britse beat.
In de stijl van Sonny & Cher zaten The Overtones met hun "Home Type Girl" uit 1967, dat op het Ajax label werd uitgebracht en "There's A Girl Down The Way" als B-kant had.
The Overtones kwamen uit de Bronx en de band maakte nog 4 singles, die allen via datzelfde Ajax label werden uitgebracht in de periode 1966-1967.
The Household Sprongs, uit Brooklyn, die later van naam veranderden in The Head Shop en een geweldige LP zouden uitbrengen, hadden goed naar The Doors geluisterd en maakten soortgelijke muziek, maar als je naar "Second Beat" uit 1967 luistert, hoor je daarin toch een eigen stijl doorklinken.
The Chain Reaction, uit de Bronx, met Steve Tallercio als laed zanger in de gelederen, die later zijn naam zou veranderen in Steven Tyler en Aerosmith zou oprichten, was al op Volume 1 te horen en "Ever Lovin' Man" uit 1968, dat via Verve verscheen, is een stevige popsong.
Later werk komt van Glass uit Brooklyn, die hun single "And You Hurry" / "Lonely Woman", een swingende popsong, in 1971 uitgebracht zagen door Superbird.
Uit Brooklyn kwam eveneens Tony Dee, die zijn single "Velvet Acid", een schitterend stukje instrumentale garagerock met "Aimless"als B-kant, via Mecca in 1967 uitbracht.
Een hit hadden III And A 1/2 uit Woodmere, Long island, volgens mij kunnen hebben met het nummer "Don't Cry To Me Babe", een lekker aanstekelijk stukje beat muziek, dat in 1966 verscheen via het Cameo Parkway label, waarvan de B-kant "R And B And C" heet.
Ze speelden in het voorprogramma van o.a. Lovin' Spoonful, The Rascals, Animals en Herman's Hermits en maakten nog 3 singles voor Cameo.
The Druids, die uit Buffalo kwamen maakten in 1967 de single "Doctor Friend" / "She's Got A Secret (to Hide)", een prima nummer dat ook op het Kinks repertoire had kunnen staan en dat via Thunderbird verscheen.
The Jazzmasters uit Messina, maakten met "Walkin'" een schitterende garagerock song, maar waarvan de eerste tonen regelrecht gejat zijn van het Kinks nummer "Till The End Of The Day", maar desondanks is het nummer, dat in 1966 via D & C verscheen, niet te versmaden.
In Maart 1970 werd de single "I Don't Need You Today" / "Dream" door de uit Walden afkomstige band via het Third Wave label uitgebracht en de A-kant was een vrij psychedelische garagerock song.
Het begin van "Last Time", uit 1967, lijkt op het begin van "La Bamba", maar daarna verandert het in een prima beat en Sonic Lyne uit Dunkirk heeft daarmee een lekker in het gehoor klinkend stukje muziek afgeleverd.
De vergelijking met "Sealed With A Kiss" geldt voor "Freedom" van The Peep! uit New York City en kan me hiermee niet bekoren.
Hun single werd in 1967 via Roaring Records uitgebracht met "Please Take My Life" als B-kant.
Ook The Front End uit is niet echt één van mijn favorieten van deze CD, hoewel het popnummer "The Real Thing" niet verkeerd klinkt.
Mustache Wax, uit de Bronx en Kew Gardens, maakte met "I'm Gonna Get You" uit 1965 een schitterende beatsong, die in een hitparade zeker niet had misstaan, maar het beste nummer komt dit keer als laatste in de vorm van "Destruction", een fantastisch progressieve rock song van The Trashing Butterflys Of Devine
Happiness, die iets meer dan 10 minuten duurt, waarvan je al eerder een schitterende song kon horen op Volume 2.
De band, die in 1966 werd opgericht, kwam uit Plainview, Long Island en dit nummer uit 1968, dat 1 van de 4 nummers van hun demo was, werd om mij onverklaarbare reden nooit uitgebracht.
De serie Psychedelic States is een "Must" voor elke muziekliefhebber en verdient daarom het predikaat: Aanrader!
Psychedelic States - New York In The 60s Volume 3 is de 19e in deze serie verzamel CD´s, waarop 27 nummers staan van 26 verschillende bands staan.
Enkele van die bands kwamen ook al voor op New York In The 60s Volume 1 en 2, zoals The Chain Reaction en The Trashing Butterflys Of Divine Happiness.
De CD is bijna 10 jaar na de katasrofale aanslagen van 11 september 2001 uitgebracht en in de liner-notes is te lezen, dat de CD opgedragen is aan de nagedachtenis van de mensen, die die dag hun leven verloren en aan degenen, die nooit uit Irak en Afganistan terug kwamen.
Het openingsnummer van de CD komt van de band The Upward Movement uit Richmond Hills, Queens en heet "What Ever Happened To Us?" een goede vraag dus, gezien het voorafgaande stukje en een beter begin had de CD niet kunnen hebben.
Deze garagerock song, die als B-kant "Won't You Help A Poor Man Out" heeft, werd in april 1969 uitgebracht via het Sanfris label en de muziek is net als de meeste nummers van New Yorkse bands over het algemeen een stukje rauwer dan die van andere bands uit andere staten.
Eveneens uit april 1969 komt de single van Sound Solution, uit Flushing, Queens, getiteld "Hide Your Face In Shame" / "Ken's Blues", die door Kapp uitgebracht werd en waarvan je hier de A-kant hoort, een kruising tussen garagerock en pop.
"So Good" heet de volgende popsong, die "She Belongs To Another" als B-kant heeft en uitgebracht werd door het SD label door The O'Aces, waarvan ik vind dat de opname kwaliteit beter had gekund, want het klinkt me allemaal een beetje te schel.
Pebble Episode uit Brooklyn bracht het schitterende instrumentale "Tripsy" uit met "The Plum Song" als achterkant via het J-2 label in 1967.
Ook prachtig is "You Lied To Me" van The Aggregation uit Long Island, dat een mix is van garagerock en pop, die in 1966 uitgebracht werd, gevolgd wordt door "het fantastische "I'll give You More" van de uit Hempstead, Long Island afkomstige band Erik & The Smoke Ponies uit 1967, dat hun single via het Kama Sutra label uitgebracht zag worden en hun volgende single in 1969 door Cobblestone uitbrachten.
Psychedelische klanken komen van The Whether Bureau uit New York City, die hun in 1967 opgenomen single "White And Frosty" / "Why Can't You And I?" in 1968 door het Laurie label uit lieten brengen.
In 1966 bracht Buff de single "Love Me Girl", een rustige popsong, met als B-kant "Close That Door" uit van The Tigerman uit Olean.
Dan volgt Cucumber, die met "Don't Make Me Cry", uit 1968, een geweldige garagerock song ten gehore brengen, die via Cobblestone verscheen.
Daarna is het de beurt aan Luv Ones, uit de Bronx, die met 2 songs op deze CD vertegenwoordigd zijn en de eerste daarvan heet "Please Don't", een toegankelijke popsong, terwijl de B-kant "Summertime", de cover van het George Gershwin nummer later op de CD te horen is in een garagerock / pop uitvoering.
Nog meer pop hoor je in het in 1968 gereleasde "We Got Time" van The Tweeds uit Buffalo, dat "I Want Her To Know" op de B-kant had staan.
"Mean Woman"/ "I'll Be A Man" werd door Columbia uitgebracht in 1965 en door Fugitives uit New York City gespeeld, waar je goed hoort, dat de band sterk beïnvloed was door de Britse beat.
In de stijl van Sonny & Cher zaten The Overtones met hun "Home Type Girl" uit 1967, dat op het Ajax label werd uitgebracht en "There's A Girl Down The Way" als B-kant had.
The Overtones kwamen uit de Bronx en de band maakte nog 4 singles, die allen via datzelfde Ajax label werden uitgebracht in de periode 1966-1967.
The Household Sprongs, uit Brooklyn, die later van naam veranderden in The Head Shop en een geweldige LP zouden uitbrengen, hadden goed naar The Doors geluisterd en maakten soortgelijke muziek, maar als je naar "Second Beat" uit 1967 luistert, hoor je daarin toch een eigen stijl doorklinken.
The Chain Reaction, uit de Bronx, met Steve Tallercio als laed zanger in de gelederen, die later zijn naam zou veranderen in Steven Tyler en Aerosmith zou oprichten, was al op Volume 1 te horen en "Ever Lovin' Man" uit 1968, dat via Verve verscheen, is een stevige popsong.
Later werk komt van Glass uit Brooklyn, die hun single "And You Hurry" / "Lonely Woman", een swingende popsong, in 1971 uitgebracht zagen door Superbird.
Uit Brooklyn kwam eveneens Tony Dee, die zijn single "Velvet Acid", een schitterend stukje instrumentale garagerock met "Aimless"als B-kant, via Mecca in 1967 uitbracht.
Een hit hadden III And A 1/2 uit Woodmere, Long island, volgens mij kunnen hebben met het nummer "Don't Cry To Me Babe", een lekker aanstekelijk stukje beat muziek, dat in 1966 verscheen via het Cameo Parkway label, waarvan de B-kant "R And B And C" heet.
Ze speelden in het voorprogramma van o.a. Lovin' Spoonful, The Rascals, Animals en Herman's Hermits en maakten nog 3 singles voor Cameo.
The Druids, die uit Buffalo kwamen maakten in 1967 de single "Doctor Friend" / "She's Got A Secret (to Hide)", een prima nummer dat ook op het Kinks repertoire had kunnen staan en dat via Thunderbird verscheen.
The Jazzmasters uit Messina, maakten met "Walkin'" een schitterende garagerock song, maar waarvan de eerste tonen regelrecht gejat zijn van het Kinks nummer "Till The End Of The Day", maar desondanks is het nummer, dat in 1966 via D & C verscheen, niet te versmaden.
In Maart 1970 werd de single "I Don't Need You Today" / "Dream" door de uit Walden afkomstige band via het Third Wave label uitgebracht en de A-kant was een vrij psychedelische garagerock song.
Het begin van "Last Time", uit 1967, lijkt op het begin van "La Bamba", maar daarna verandert het in een prima beat en Sonic Lyne uit Dunkirk heeft daarmee een lekker in het gehoor klinkend stukje muziek afgeleverd.
De vergelijking met "Sealed With A Kiss" geldt voor "Freedom" van The Peep! uit New York City en kan me hiermee niet bekoren.
Hun single werd in 1967 via Roaring Records uitgebracht met "Please Take My Life" als B-kant.
Ook The Front End uit is niet echt één van mijn favorieten van deze CD, hoewel het popnummer "The Real Thing" niet verkeerd klinkt.
Mustache Wax, uit de Bronx en Kew Gardens, maakte met "I'm Gonna Get You" uit 1965 een schitterende beatsong, die in een hitparade zeker niet had misstaan, maar het beste nummer komt dit keer als laatste in de vorm van "Destruction", een fantastisch progressieve rock song van The Trashing Butterflys Of Devine
Happiness, die iets meer dan 10 minuten duurt, waarvan je al eerder een schitterende song kon horen op Volume 2.
De band, die in 1966 werd opgericht, kwam uit Plainview, Long Island en dit nummer uit 1968, dat 1 van de 4 nummers van hun demo was, werd om mij onverklaarbare reden nooit uitgebracht.
De serie Psychedelic States is een "Must" voor elke muziekliefhebber en verdient daarom het predikaat: Aanrader!
Abonneren op:
Posts (Atom)