Gear Fab 1999-(GF-137)
Mason uit Tidewater-Cheapskate Bay, Virginia, werd in 1968 opgericht en bestond uit: Jim Gaylon - solo- en basgitaar, fluit, tenor en sopraan saxofoon, Steve Arcese - basgitaar, orgel en zang en Morgan Hampton - drums en conga's.
De band bleef tot 1974 actief en was sterk beïnvloed door groepen als Cream, Jimi Hendrix Experience, Traffic, Mountain en Blind Faith.
Net als andere bands uit die periode, zoals Steel Mill (met Bruce Springsteen), Lynyrd Skynyrd en Bruce Hornsby, traden ze regelmatig in dezelfde steden in Virginia op, maar Mason was de enige van deze bands, die een LP opnam en uitbracht in 1971.
De band nam 10 songs op, waarvan er 8 op hun enige LP terecht kwamen en Gear Fab heeft deze samen met de 2 songs, die waren blijven liggen, op CD uitgebracht.
Het openingsnummer heet "Let It Burn" en hierin laat Mason een schitterende progressieve rock song met blues invloeden horen, waarin het orgel een belangrijke rol speelt en de muziek me lichtelijk aan die van The Peddlers doet denken.
Het volgende nummer heet "Tell Me" en ook dit is een fantastische progressieve rock song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt en enkele prima tempowisselingen bevat en in deze song zit aan het eind van de song dezelfde zang als in het nummer "Sunshine Of Your Love" van Cream.
Daarna volgt "Electric Sox And All", een heerlijk instrumentaal progressief jazz nummer, dat met ritmisch congaspel begint, waarna de saxofoon invalt en de muziek grotendeels bepaalt.
Dan brengt de band een vrij rustige pop song ten gehore, getiteld "Golden Salis", waarin de muziek en zang sterk op die van Jethro Tull lijkt en deze wordt gevolgd door "Travelin'", een geweldige progressieve rock song, die me aan de muziek van Grand Funk Railroad doet denken.
In "Harbour" speelt de band een rustige stukje progressieve rock, dat langzaam begint, maar door een tempowisseling steeds sneller wordt om vervolgens terug te keren naar het rustige tempo, waarna de saxofoon medebepalend wordt voor de rest van het nummer.
Vervolgens laat de band een korte rock song horen, getiteld "Goin' Home", waarin ook nu weer invloeden van Grand Funk hoorbaar zijn en deze song wordt gevolgd door het rustig gespeelde "Charlotte", dat een prima pop song is.
Dan volgt "Carry Me Home", de eerste van de bonustracks en dit is een commerciël klinkende pop song, waarna "One More Drink" volgt, een kort stukje muziek van nog geen 40 seconden, waarin Jim Gaylon solo zingt, zichzelf begeleidend op akoestische gitaar.
Helaas vallen de beide bonus tracks nogal uit de toom en ik kan, na het beluisteren van deze opnamen, goed begrijpen waarom ze niet eerder uitgebracht zijn.
De CD "Harbour" is een fantastische uitgave van een zeer zeldzame LP en in de schitterende muziek van Mason zijn invloeden te horen van bands als Colosseum, Grand Funk Railroad en The Peddlers.
vrijdag 27 december 2013
vrijdag 20 december 2013
Review: Big Boy Pete - Return To Catatonia
Gear Fab 1999-(GF-139)
Omstreeks 1966 begon Pete Miller, beter bekend als Big Boy Pete uit Norwich, Engeland, met het maken van psychedelische muziek.
In de periode 1961 - 1965 was hij gitarist in de band Peter Jay & The Jaywalkers en van 1966 - 1969 in The News.
Hun enige single, die het vinyl haalde was "Baby I Got News For You" uit 1966, waarop behalve Micky Waller ook diverse leden van The Herd meespeelden.
Tussen 1966 en 1968 nam hij in zijn home studio honderden songs op, waarvan er de laatste jaren al veel via CD verschenen.
In 1967 had hij een contract met Polydor Records, waar hij de single "Cold Turkey" / "My Love Is Like A Spaceship" voor het sublabel Camp voor maakte, maar doordat de maatschappij niet Pete's naam op de single zette, maar in plaats daarvan The Performing Light Society, flopte die volkomen en ook de commerciële vooruitzichten voor de single waren slecht, omdat Pete weigerde mee te werken de plaat te promoten.
Ook de opvolgende single, "Nasty Nazi", die Pete voor het label opnam, bracht hem niet verder, want het Duitse Polydor weigerde het nummer uit te brengen en Pete's carrière kwam niet van de grond, iets dat hem trouwens ook niet interesseerde.
Tot 1969 bleef hij in zijn huis te Norwich songs opnemen, totdat hij naar San Francisco, Californië, verhuisde, waar zijn eerste LP, met daarop 14 onuitgebrachte songs in 1996 via het Tenth Planet label verscheen onder de titel "Homage To Catatonia".
Door deze release kreeg Big Boy Pete de aandacht, die hij verdiende en kwam er een vervolg in de vorm van de LP "Summerland", die eveneens door Tenth Planet werd uitgebracht.
Diverse andere labels brachten muziek van hem op de markt, onder andere Gear Fab, die "Cold Turkey" (GF-258), "The Margetson Demos" (GF-206), "World War IV; A Symphonic Poem" (GF-157) plus beide Tenth Planet releases, "Summerland" (GF-147) en "Homage To Catatonia", maar nu onder de titel "Return To Catatonia" (GF-139) op CD uitbracht.
De CD "Return To Catatonia" begint met "'Twas Not So Short Ago", een oosters klinkende psychedelische pop song, waarin Pete van de sitar gebruik maakt.
Daarna krijg ik een geweldige psychedelische pop song te horen, getiteld "Me", waarin de zang en muziek op die van The Beatles lijkt en in uptempo gespeeld wordt, die gevolgd wordt door "Summerland", een heerlijke rustige pop song met een aangenaam ritme en diverse tempowisselingen.
Dan hoor ik "Nasty Nazi", een vrij zwaar klinkende rock song, die redelijk experimenteel klinkt en gevolgd wordt door "The Raid", dat me aan de song "Days" van The Kinks doet denken, waarna ik "Creosote And Cream" te horen krijg, een vrolijk klinkende pop song.
Vervolgens hoor ik "Crystal Clear", eveneens een vrolijke pop song met een hoog meedans gehalte, waarop "Strontium Ninety Nel" volgt, waarbij ik onmogelijk stil kan blijven zitten en deze song swingt.
In "Convercircles" speelt Pete een rustige psychedelische pop song en in "The Day Stares Straight Back" een aangenaam klinkende swingende pop song, waarbij de zang vervormd is en er muzikaal geëxperimenteerd wordt.
"Henry Nut (Part Two)" is een heerlijke experimentele versie van deze song, waarin de zang klinkt alsof Pete helium heeft gebruikt om zijn stem te vervormen.
Met "Hung Up" laat Pete opnieuw een lekkere opgewekte popsong horen en met "Sums" eveneens en met "The Shelter" een schitterende pop song, die met dezelfde tonen eindigt, als waar de CD mee begon, dus met het oosterse geluid van de sitar.
Big Boy Pete is één van de vele talenten, die helaas gedurende de jaren 60 ondergewaardeerd bleef, maar eigenlijk in het rijtje muziekvernieuwers uit die periode thuis hoort en zijn schitterende muziek hoort dan ook in iedere collectie van muziek verzamelaars thuis.
Omstreeks 1966 begon Pete Miller, beter bekend als Big Boy Pete uit Norwich, Engeland, met het maken van psychedelische muziek.
In de periode 1961 - 1965 was hij gitarist in de band Peter Jay & The Jaywalkers en van 1966 - 1969 in The News.
Hun enige single, die het vinyl haalde was "Baby I Got News For You" uit 1966, waarop behalve Micky Waller ook diverse leden van The Herd meespeelden.
Tussen 1966 en 1968 nam hij in zijn home studio honderden songs op, waarvan er de laatste jaren al veel via CD verschenen.
In 1967 had hij een contract met Polydor Records, waar hij de single "Cold Turkey" / "My Love Is Like A Spaceship" voor het sublabel Camp voor maakte, maar doordat de maatschappij niet Pete's naam op de single zette, maar in plaats daarvan The Performing Light Society, flopte die volkomen en ook de commerciële vooruitzichten voor de single waren slecht, omdat Pete weigerde mee te werken de plaat te promoten.
Ook de opvolgende single, "Nasty Nazi", die Pete voor het label opnam, bracht hem niet verder, want het Duitse Polydor weigerde het nummer uit te brengen en Pete's carrière kwam niet van de grond, iets dat hem trouwens ook niet interesseerde.
Tot 1969 bleef hij in zijn huis te Norwich songs opnemen, totdat hij naar San Francisco, Californië, verhuisde, waar zijn eerste LP, met daarop 14 onuitgebrachte songs in 1996 via het Tenth Planet label verscheen onder de titel "Homage To Catatonia".
Door deze release kreeg Big Boy Pete de aandacht, die hij verdiende en kwam er een vervolg in de vorm van de LP "Summerland", die eveneens door Tenth Planet werd uitgebracht.
Diverse andere labels brachten muziek van hem op de markt, onder andere Gear Fab, die "Cold Turkey" (GF-258), "The Margetson Demos" (GF-206), "World War IV; A Symphonic Poem" (GF-157) plus beide Tenth Planet releases, "Summerland" (GF-147) en "Homage To Catatonia", maar nu onder de titel "Return To Catatonia" (GF-139) op CD uitbracht.
De CD "Return To Catatonia" begint met "'Twas Not So Short Ago", een oosters klinkende psychedelische pop song, waarin Pete van de sitar gebruik maakt.
Daarna krijg ik een geweldige psychedelische pop song te horen, getiteld "Me", waarin de zang en muziek op die van The Beatles lijkt en in uptempo gespeeld wordt, die gevolgd wordt door "Summerland", een heerlijke rustige pop song met een aangenaam ritme en diverse tempowisselingen.
Dan hoor ik "Nasty Nazi", een vrij zwaar klinkende rock song, die redelijk experimenteel klinkt en gevolgd wordt door "The Raid", dat me aan de song "Days" van The Kinks doet denken, waarna ik "Creosote And Cream" te horen krijg, een vrolijk klinkende pop song.
Vervolgens hoor ik "Crystal Clear", eveneens een vrolijke pop song met een hoog meedans gehalte, waarop "Strontium Ninety Nel" volgt, waarbij ik onmogelijk stil kan blijven zitten en deze song swingt.
In "Convercircles" speelt Pete een rustige psychedelische pop song en in "The Day Stares Straight Back" een aangenaam klinkende swingende pop song, waarbij de zang vervormd is en er muzikaal geëxperimenteerd wordt.
"Henry Nut (Part Two)" is een heerlijke experimentele versie van deze song, waarin de zang klinkt alsof Pete helium heeft gebruikt om zijn stem te vervormen.
Met "Hung Up" laat Pete opnieuw een lekkere opgewekte popsong horen en met "Sums" eveneens en met "The Shelter" een schitterende pop song, die met dezelfde tonen eindigt, als waar de CD mee begon, dus met het oosterse geluid van de sitar.
Big Boy Pete is één van de vele talenten, die helaas gedurende de jaren 60 ondergewaardeerd bleef, maar eigenlijk in het rijtje muziekvernieuwers uit die periode thuis hoort en zijn schitterende muziek hoort dan ook in iedere collectie van muziek verzamelaars thuis.
vrijdag 13 december 2013
Review: Soul, Inc.- Volume 2
Gear Fab 1999-(GF-138)
Soul, Inc. was een band uit Louisville, Kentucky, die halverwege de jaren 60 werd opgericht en bestond toen uit: Wayne Young - sologitaar, Jimmie Orten - basgitaar, Marvin Maxwell - drums, Tom Jolly - trompet en Eddie Humphries - saxofoon.
In maart 1965 maakte hun eerste grote tournee als één van de acts van Dick Clark's Caravan of Stars tour en speelde gedurende de tournee zowel als eigen act als begeleidings-band voor Lou Christi, Round Robin, The Tradewinds, Repareta & The Delrons en Louise Harrison (de zuster van Beatle George) voor duizenden schreeuwende rock & roll fans.
Na de tournee begon de band met de regelmaat van de klok optredens te doen in zowel Kentucky als in Florida en deed dienst als begeleidingsband voor Ian Whitcomb, Billy Joe Royal en andere soloartiesten, als die in Louisville optraden.
De band nam een mix van eigen songs en covers op in de Sambo Studios te Louisville, maar omdat die in een garage gevestigd was, waar ook het geluid van krekels, die de garage binnen gekomen waren, te horen was, was opnemen niet altijd even gemakkelijk.
Toch slaagde de band er in daar de single "Who Do You Love" op te nemen en uit te brengen via Sambo's Boss Records label, waarna Orten uit de band stapte en samen met 2 andere muzikanten uit Louisville naar Florida verhuisde en de New Rhythm Blues Quartet oprichtte.
Hij werd vervangen door zanger Jim Settle, die pas basgitaar had leren spelen en ook zanger Wayne McDonald kwam de band tijdelijk versterken.
In deze formatie deed de band een tweede Dick Clark's Caravan of Stars toernee in november 1965, waar onder andere The Byrds, We Five, Paul Revere & The Raiders en Bo Diddley aan meewerkten.
Kort na de tweede tour stapte Humphries over naar de band van Brenda Lee en ook Jolly verliet de band en in hun plaats werd Frank Bugbee als tweede sologitarist aangetrokken, zodat de band nu bestond uit: Wayne Young - sologitaar, Frank Bugbee - sologitaar, Jim Settle - basgitaar en zang en Marvin Maxwell - drums en in deze bezetting werd hun single "Stronger Than Dirt" via het Boss Records label uitgebracht.
Omdat in Engeland in die tijd de psychedelisch muziek zijn intrede had gemaakt en daarbij ook de sitar, veranderde de stijl van Soul, Inc. ook, maar in plaats van de sitar, gebruikte de band een banjo, die met veel nagalm gespeeld werd .
Daarna nam de band nog enige singles op, waaronder hun grootste hit "I Belong To Nobody", die begin 1968 op nummer 1 in de hitlijsten van WKLO en WAKY radio kwam, maar tevens het einde voor de band zou betekenen, want binnen enkele maanden gingen Maxwell, Settle en Bugbee als trio verder.
Ze kregen een contract bij het Imperial label en veranderden de bandnaam in Elysian Field, waarna Bugbee de band kort daarna verliet.
Wayne Young zocht nieuwe leden voor Soul, Inc. en diverse muzikanten kwamen en gingen, totdat de uiteindelijke samenstelling bestond uit : Wayne Young - sologitaar, Wes Scott - basgitaar, Chi Howerton - drums, Steve Ulrich - saxofoon en Frank Brentzel - trompet, maar ook maakte sologitarist Denny Lyle een tijdje deel uit van de band, totdat hij de overstap naar Elysian Field maakte.
Ook in deze formatie werden enkele singles uitgebracht en nadat de oorspronkelijke leden Young, Maxwell, Orten en Bugbee in 1999 een reünie hielden, waarbij ze "Subterranean Homesick Blues" speelden, tijdens een benefiet concert ten gunste van een publiek radio station uit Lousville, werd er besloten een nieuwe plaat op te nemen.
Op "Volume 2" staan 17 nummers, waarvan enkele covers en de eerste daarvan is "Connection", dat door Jagger/Richards geschreven werd.
De band speelt de song goed na en het nummer klinkt dan ook niet onverdienstelijk, waarna ik een eigen compositie te horen krijg, die "Nothing But A Dream" heet en dit is een lekker in het gehoor klinkende rustige pop song, die niet eerder uitgebracht werd.
Daarna volgt "Midnight Hour", een cover van het Wilson Picket nummer en ook deze song klinkt redelijk goed, al is het origineel een stuk beter en hierna vervolgt de band met een volgende soul cover, die "Hanging Out My Tears" heet en hierin hoor ik de band een schitterende versie van deze song vertolken.
Dan hoor ik "Laryngitis", een uitstekend instrumentale stukje gitaarrock, dat gevolgd wordt door "Don't You Go", een prima rustige soul song, waarin de eerste formatie van de band te horen is en dit was hun allereerste single.
"Love Me When I'm Down" is eveneens een soul song en hierin zit een lekker swingend uptempo ritme en deze song wordt gevolgd door "When I Stopped Dreaming", een zeurderige pop song, waarna "Alligator" volgt en dit is een fantastische obscuur klinkende rock song.
Vervolgens krijg ik een geweldig stukje instrumentale rock te horen, getiteld "Soul Jam" en hierin is de band op hun best en dit wordt gevolgd door de instrumentale versie "Hanging Out My Tears".
In "Stronger Than Dirt #3" laat de band de derde versie van deze song horen en deze klinkt een stukje minder vol dan de eerste uitvoering, maar dit blijft desondanks een heerlijke rock song.
De CD gaat verder met "Midnight Hour" in een andere uitvoering en hierin voegt de band er iets extra's aan toe, dat naar mijn mening niet helemaal geslaagd is en deze song wordt gevolgd door "Satisfied", een lekker klinkende swingende soul song, waarin uitstekend gitaarspel te horen is.
Met "Ready, Willing And Able" hoor ik een goede pop song en "Get Right With Your Man" is eveneens een aardig klinkende pop song, terwijl het laatste nummer "Mother Hate" van Elysian Field één van de beste songs van de CD is en dit swingt niet alleen, maar klinkt ook nog eens progressief.
"Volume 2" van Soul, Inc. is een afwisselende CD, die een goed overzicht geeft in de ontwikkeling en verschillende fases van de band.
Soul, Inc. was een band uit Louisville, Kentucky, die halverwege de jaren 60 werd opgericht en bestond toen uit: Wayne Young - sologitaar, Jimmie Orten - basgitaar, Marvin Maxwell - drums, Tom Jolly - trompet en Eddie Humphries - saxofoon.
In maart 1965 maakte hun eerste grote tournee als één van de acts van Dick Clark's Caravan of Stars tour en speelde gedurende de tournee zowel als eigen act als begeleidings-band voor Lou Christi, Round Robin, The Tradewinds, Repareta & The Delrons en Louise Harrison (de zuster van Beatle George) voor duizenden schreeuwende rock & roll fans.
Na de tournee begon de band met de regelmaat van de klok optredens te doen in zowel Kentucky als in Florida en deed dienst als begeleidingsband voor Ian Whitcomb, Billy Joe Royal en andere soloartiesten, als die in Louisville optraden.
De band nam een mix van eigen songs en covers op in de Sambo Studios te Louisville, maar omdat die in een garage gevestigd was, waar ook het geluid van krekels, die de garage binnen gekomen waren, te horen was, was opnemen niet altijd even gemakkelijk.
Toch slaagde de band er in daar de single "Who Do You Love" op te nemen en uit te brengen via Sambo's Boss Records label, waarna Orten uit de band stapte en samen met 2 andere muzikanten uit Louisville naar Florida verhuisde en de New Rhythm Blues Quartet oprichtte.
Hij werd vervangen door zanger Jim Settle, die pas basgitaar had leren spelen en ook zanger Wayne McDonald kwam de band tijdelijk versterken.
In deze formatie deed de band een tweede Dick Clark's Caravan of Stars toernee in november 1965, waar onder andere The Byrds, We Five, Paul Revere & The Raiders en Bo Diddley aan meewerkten.
Kort na de tweede tour stapte Humphries over naar de band van Brenda Lee en ook Jolly verliet de band en in hun plaats werd Frank Bugbee als tweede sologitarist aangetrokken, zodat de band nu bestond uit: Wayne Young - sologitaar, Frank Bugbee - sologitaar, Jim Settle - basgitaar en zang en Marvin Maxwell - drums en in deze bezetting werd hun single "Stronger Than Dirt" via het Boss Records label uitgebracht.
Omdat in Engeland in die tijd de psychedelisch muziek zijn intrede had gemaakt en daarbij ook de sitar, veranderde de stijl van Soul, Inc. ook, maar in plaats van de sitar, gebruikte de band een banjo, die met veel nagalm gespeeld werd .
Daarna nam de band nog enige singles op, waaronder hun grootste hit "I Belong To Nobody", die begin 1968 op nummer 1 in de hitlijsten van WKLO en WAKY radio kwam, maar tevens het einde voor de band zou betekenen, want binnen enkele maanden gingen Maxwell, Settle en Bugbee als trio verder.
Ze kregen een contract bij het Imperial label en veranderden de bandnaam in Elysian Field, waarna Bugbee de band kort daarna verliet.
Wayne Young zocht nieuwe leden voor Soul, Inc. en diverse muzikanten kwamen en gingen, totdat de uiteindelijke samenstelling bestond uit : Wayne Young - sologitaar, Wes Scott - basgitaar, Chi Howerton - drums, Steve Ulrich - saxofoon en Frank Brentzel - trompet, maar ook maakte sologitarist Denny Lyle een tijdje deel uit van de band, totdat hij de overstap naar Elysian Field maakte.
Ook in deze formatie werden enkele singles uitgebracht en nadat de oorspronkelijke leden Young, Maxwell, Orten en Bugbee in 1999 een reünie hielden, waarbij ze "Subterranean Homesick Blues" speelden, tijdens een benefiet concert ten gunste van een publiek radio station uit Lousville, werd er besloten een nieuwe plaat op te nemen.
Op "Volume 2" staan 17 nummers, waarvan enkele covers en de eerste daarvan is "Connection", dat door Jagger/Richards geschreven werd.
De band speelt de song goed na en het nummer klinkt dan ook niet onverdienstelijk, waarna ik een eigen compositie te horen krijg, die "Nothing But A Dream" heet en dit is een lekker in het gehoor klinkende rustige pop song, die niet eerder uitgebracht werd.
Daarna volgt "Midnight Hour", een cover van het Wilson Picket nummer en ook deze song klinkt redelijk goed, al is het origineel een stuk beter en hierna vervolgt de band met een volgende soul cover, die "Hanging Out My Tears" heet en hierin hoor ik de band een schitterende versie van deze song vertolken.
Dan hoor ik "Laryngitis", een uitstekend instrumentale stukje gitaarrock, dat gevolgd wordt door "Don't You Go", een prima rustige soul song, waarin de eerste formatie van de band te horen is en dit was hun allereerste single.
"Love Me When I'm Down" is eveneens een soul song en hierin zit een lekker swingend uptempo ritme en deze song wordt gevolgd door "When I Stopped Dreaming", een zeurderige pop song, waarna "Alligator" volgt en dit is een fantastische obscuur klinkende rock song.
Vervolgens krijg ik een geweldig stukje instrumentale rock te horen, getiteld "Soul Jam" en hierin is de band op hun best en dit wordt gevolgd door de instrumentale versie "Hanging Out My Tears".
In "Stronger Than Dirt #3" laat de band de derde versie van deze song horen en deze klinkt een stukje minder vol dan de eerste uitvoering, maar dit blijft desondanks een heerlijke rock song.
De CD gaat verder met "Midnight Hour" in een andere uitvoering en hierin voegt de band er iets extra's aan toe, dat naar mijn mening niet helemaal geslaagd is en deze song wordt gevolgd door "Satisfied", een lekker klinkende swingende soul song, waarin uitstekend gitaarspel te horen is.
Met "Ready, Willing And Able" hoor ik een goede pop song en "Get Right With Your Man" is eveneens een aardig klinkende pop song, terwijl het laatste nummer "Mother Hate" van Elysian Field één van de beste songs van de CD is en dit swingt niet alleen, maar klinkt ook nog eens progressief.
"Volume 2" van Soul, Inc. is een afwisselende CD, die een goed overzicht geeft in de ontwikkeling en verschillende fases van de band.
vrijdag 6 december 2013
Review: Century Expanded - Concerto For Wah Wah
Het Wah Wah pedaal werd halverwege de jaren 60 zo populair, dat de meeste bands het gingen gebruiken, om zo hun gitaar klanken iets extra's mee te geven.
Eind jaren 60 ontstond de term "Exploito", toen de muziek industrie handig inhaakte op de laatste muzikale rage en tegen lage kosten muzikanten inhuurde om ze covers en arrangementen te laten opnemen, waarna deze opnamen uitgebracht werden op kleine onbekende labels.
In de meeste gevallen gebeurde het, dat deze muzikanten niet met hun namen op deze uitgaven verschenen, zodat de muziek industrie ze daar dus ook verder geen geld voor hoefde te betalen en deze muzikanten over het algemeen onbekend bleven.
Één van die groepen muzikanten maakte onder de naam Century Expanded in 1970 een LP, getiteld "Concerto For Wah Wah", die via het Perception label uit New York City, New York, verscheen met daarop 3 nummers, die totaal nog geen half uur duren en geschreven zijn door Jimmy Curtiss.
De LP, die door het Gear Fab label opnieuw is uitgebracht, maar nu op CD, start met "Melodic Variations In D Minor", een bijna 11 minuten durend nummer, waarin de Wah Wah natuurlijk de boventoon voert.
De muziek wordt in een rustig tempo gespeeld, waarbij het ritme tot iets over de helft van het nummer onveranderd blijft en bevat tot die tijd eerlijk gezegd niet veel variatie, maar daarna verandert het en wordt het iets psychedelischer, waarna er Chipmunks achtige klanken aan toe gevoegd worden.
Het volgende nummer, het kortste van de LP/CD (3 minuten), heet "Prelude" en hierin laat de band experimentele psychedelische viool klanken horen, die over gaan in het volgende en laatste nummer, getiteld "Rhythmic Variations In E Minor" en dit is werkelijk een geweldig stukje psychedelische rock, dat enkele tempowisselingen en experimentele klanken bevat en in uptempo gespeeld wordt, waarbij het ritme aanstekelijk klinkt.
Roger Maglio van het Gear Fab label heeft opnieuw een obscuur stukje uitstekende muziek weten te lokaliseren, dat vooral veel liefhebbers van eind jaren 60 begin jaren 70 muziek zeker zal aanspreken, maar ook de huidige generatie zal deze muziek wel weten te waarderen.
Abonneren op:
Posts (Atom)