Gear Fab 2008 (GF-234)
Psychedelic States - Wisconsin In The 60s is deel 17 in de schitterende serie Psychedelic States en bevat 31 songs waarvan er deze keer 9 bands met hun komplete single er op staan.
De CD begint met de band Gorde's Horde, uit Rhinelander, die hun single "I Don't Care" / "Please Tell Me" via het Hodag label uitbrachten in 1966.
De A-kant is een lekker in het gehoor klinkende popsong met psychedelische invloeden.
Vervolgens hoor je Mother's Worry, die in 1965 te Les Knoll op high school opgericht werd en 2 singles maakte.
De eerste van die twee, die overigens beide in Nashville werden opgenomen, werd in 1968 door het Look label uitgebracht en heet "Can Seem To Come Down" / "Funky Good", waarvan de A-kant, een popsong is en de B-kant een heerlijk stukje blues, gemixt met soul en pop.
In december 1966 brachten The Delcords, uit Kenosha, hun single "I Got Wise" via het Orlyn label uit, dat een prima popsong is, die in up tempo gespeeld wordt.
Syndicate, die uit Oshkosh kwamen, maakten in 1968 de single "Next 21st Of May" / "My Baby Kicked The Bucket", een lekkere popsong, die via Tee Pee verscheen.
De tweede band, die met 2 nummers op de CD staat heet Pynk Peach Mob en hun single "Love Captured Me", een popsong, met als B-kant "No Tears", eveneens een popsong, werd door het Night Owl label op de markt gebracht in 1970.
The Shags maakten in 1966 met "Dance Woman", dat het zelfde ritme als Hey Bo Diddly heeft, een goede popsong, maar de B-kant, "Cause I Love You", is helaas een rustig amateuristisch klinkend stukje muziek.
"World Of Dreams" van The Sandmen, dat in 1967 via Night Owl uitgebracht werd, is een garagerocksong met psychedelische invloeden en de B-kant "You And I" is een aardige popsong.
In het najaar van 1966 brachten The Blue Boys de single "Hey Ho", een prima garagerocksong, waarvan de kwaliteit van de opname niet helemaal lekker klinkt met als B-kant "I Know", ook een garagerocksong, maar dan in een lager tempo gespeeld, die een stuk lekkerder klinkt dan de A-kant.
Het volgende garagerock nummer swingt als een trein en heet "Gonna Miss Me", dat het psychedelische "Sometimes" als B-kant heeft en komt van Zoo, die deze schitterende single in 1967 via het PKC label uitbrachten.
"Fuzzy" heet de A-kant van de single van The Orbits, die uit Stevens Point kwamen en zo klinkt het ook.
Lekkere rock & Roll van een band, die al vanaf eind jaren 50 muziek maakte en hun single met als B-kant "Make Me Feel Good" verscheen in 1966 via het Big Sound label.
The Quest uit Genoa maakte een schitterend stukje psychedelische muziek met "Love", dat in 1970 via het JAB label verscheen en "The Last Days", een rustige garagerocksong, als B-kant had.
Ook The Bacardis staan met 2 nummers op de CD en de A-kant van hun single "Don't Sell Yourself" is duidelijk door de Britse beat invasie geïnspireerd, maar heeft toch die typische Amerikaanse garagerock sound, terwijl de poppy B-kant van de single, "This Time" totaal anders is en hierop klinkt de band niet verkeerd, maar na het beluisteren van de A-kant, krijg je toch andere verwachtingen.
Het volgende nummer "I've Gotta Shout", uit 1966, lijkt wel wat op "I'm A Man", maar is toch iets anders en een stukje ruiger en deze single, die "I'm Crying" als B-kant had, werd door The Dynasty, uit Superior, via het Royal Court label uitgebracht.
The Rubber Band, uit West Union, die in 1960 onder de naam Knob Prairie Boys opgericht was, maakte in 1968 de single "My Baby Left Me", een rustige popsong, die prima klinkt, met als B-kant "Five Foot Two", die via het Coulee label verscheen.
Ook in 1968 uitgebracht was de single "Never Sad", een heerlijke psychedelische song, die "Forever Be In Doubt" als andere kant had en uitgebracht werd door The Sunstone Lollypop uit Oshkosh via het KEL label.
Van This Lil' Ole Music Makers verscheen in 1965 de single "Hitchhike", een verdienstelijke cover van het Marvin Gaye nummer, dat ook door The Rolling Stones in een soortgelijke versie uitbracht werd en "You're Cheating On Me" als achterkant had.
The Journeymen uit Green Bay brachten in 1968 een geweldige garagerocksong uit via het Tee Pee label, getiteld "Realities In life" met als B-kant "You're A Better Man Than I", nadat ze een battle of the bands wedstrijd hadden gewonnen en de prijs het maken van een single was.
De uit Appleton afkomstige band No Names, die tussen 1964 en 1968 bestond, bracht ook in 1968 via Tee Pee hun single "Take It From me" uit, een aardige popsong, die "I Never Realized" als B-kant had en kort daarna veranderde de band van naam in Rainbow Crusade.
The Road Runners speelden als voorprogramma van o.a Rolling Stones, Herman's Hermits, Wayne Fontana & The Mindbenders en Dave Clark Five en maakten in 1965 de single "It's So Hard", een soulachtige song, met als andere kant "Do The Temptation", die door het Raynard label uitgebracht werd.
De single "I'm So Lonely" / "Away", van The Voyagers uit Racine, staat in zijn geheel op deze CD en de A-kant is een prima ballad, terwijl de B-kant een lekkere popsong is en op het Feature label uitgebracht in 1966.
Uit 1968 komt "Mood For Hurt", een garagepoprocksong, "A Long Time Coming, A Long Time Gone", die via het Revolution label verscheen en door Jack & The Beanstalks uit Milwaukee werd gemaakt.
The Galiphs, die van 1965 tot 1968 bestonden en uit Saulk City Plain kwamen, lieten hun single "Today, Tomorrow", een schitterend nummer met een sound, die eind jaren 70 door punk bands, die een zangeres in hun gelederen hadden, ook gebruikt werd en "Slow Down" als andere kant had, via het Sara label uitbrengen in 1967.
Ook nu weer kan je na beluisteren van deze CD alleen maar de conclusie trekken: Lekker, Lekker, Lekker!
maandag 26 september 2011
woensdag 21 september 2011
Review: Leslie's Motel - Dirty Sheets
Gear Fab 2009 (GF-235)
Leslie's Motel uit Louisville, Kentucky, werd in 1971 opgericht door Richard Bush - Hammond orgel / elektrische piano, Mike Seibold - sologitaar / zang en ex Oxfords lid Bill Tullis - zang / slaggitaar / tamboerijn.
Het trio oefende in een garage en om daar te komen, moesten ze langs een motel, dat Leslie's Motel heette, dus werd er besloten de band Leslie's Motel te noemen.
Later voegden Ray Barrickman - basgitaar / zang, waar Bill samen mee in de band The Specters had gespeeld en een ander ex Oxfords lid, Paul Hoerni - drums, zich bij dit trio.
Nadat de band in het voorprogramma van The Blues Project had gespeeld, kwam de drummer, Roy Blumenfield - drums / congas, van die band naar hen toe met het verzoek of hij ook bij hun in de band kon komen spelen, zodat Leslie's Motel een sextet werd en in die bezetting werd ook hun LP Dirty Sheets in 1972 opgenomen bij King Sound Productions, waarbij de producer, Jay Petach, ook een ex Oxfords lid was.
De band was openingsact voor gitaristen als: Ted Nugent, Charlie Daniels, Rory Gallagher, Harvey Mandel, Freddie King, Mike Bloomfield en Harvey Brooks, maar ook voor organist Billy Preston, zanger Mitch Ryder en voor The MC5.
Hun hoogtepunt was een optreden als voorprogramma van John Lee Hooker, waarin Bill Tullis uitgenodigd werd mee te spelen met John Lee.
De CD "Dirty Sheets" bevat 9 songs, waarvan "Step Down Baby", een heerlijk swingende progressieve bluesrocksong, de eerste is, die gevolgd wordt door het slechts 32 seconden durende "Interlude".
De tonen van "My Sweet Woman" pakken je meteen en dit is progressieve rocksong met zo nu en dan bluesriffs.
"Blister" is 1 van de 2 langere nummers, dat met het geluid van de bekkens begint, waarna de gitaar in valt,
gevolgd door de basgitaar.
Dit geweldige stuk instrumentale progressieve rock heeft alles wat een nummer goed maakt; felle gitaren, ruige
hammond orgel klanken, een hypnotiserend ritme, strakke drumpartijen, kompleet met solo en een up tempo.
Dan is het weer tijd voor een bluesrocksong, dat in up tempo gespeeld wordt en een eentonig licht hypnotiserend gitaarritme heeft, getiteld "Reason Why".
Het volgende nummer is weer instrumentaal en heet "Windmills" dat eveneens naar de bluesrock neigt, maar ook hier zit weer een progressief tintje aan.
Het langste nummer van de CD is "Latino Motel" en duurt bijna 9 minuten.
Dit is een schitterend progressief rocknummer, waarin Santana-achtige klanken verweven zijn en in een up tempo gespeeld met uitstapjes van gitaar en orgel.
"Movin' Rock & Roll" is, zoals de titel al doet vermoeden, een progressieve rocksong, die zo in een hitparade had kunnen staan, want dit is een vrij commerciel nummer.
Het laatste nummer van de CD heet "Dirty Sheets" en dit is de live opname van het nummer, die in the Morefill
South werd gespeeld.
Het nummer is instrumentaal en de band laat hiermee horen, hoe fantastisch ze live klonken.
Leslie's Motel maakte met "Dirty Sheets" een geweldige Lp, die niet in je collectie mag ontbreken.
Leslie's Motel uit Louisville, Kentucky, werd in 1971 opgericht door Richard Bush - Hammond orgel / elektrische piano, Mike Seibold - sologitaar / zang en ex Oxfords lid Bill Tullis - zang / slaggitaar / tamboerijn.
Het trio oefende in een garage en om daar te komen, moesten ze langs een motel, dat Leslie's Motel heette, dus werd er besloten de band Leslie's Motel te noemen.
Later voegden Ray Barrickman - basgitaar / zang, waar Bill samen mee in de band The Specters had gespeeld en een ander ex Oxfords lid, Paul Hoerni - drums, zich bij dit trio.
Nadat de band in het voorprogramma van The Blues Project had gespeeld, kwam de drummer, Roy Blumenfield - drums / congas, van die band naar hen toe met het verzoek of hij ook bij hun in de band kon komen spelen, zodat Leslie's Motel een sextet werd en in die bezetting werd ook hun LP Dirty Sheets in 1972 opgenomen bij King Sound Productions, waarbij de producer, Jay Petach, ook een ex Oxfords lid was.
De band was openingsact voor gitaristen als: Ted Nugent, Charlie Daniels, Rory Gallagher, Harvey Mandel, Freddie King, Mike Bloomfield en Harvey Brooks, maar ook voor organist Billy Preston, zanger Mitch Ryder en voor The MC5.
Hun hoogtepunt was een optreden als voorprogramma van John Lee Hooker, waarin Bill Tullis uitgenodigd werd mee te spelen met John Lee.
De CD "Dirty Sheets" bevat 9 songs, waarvan "Step Down Baby", een heerlijk swingende progressieve bluesrocksong, de eerste is, die gevolgd wordt door het slechts 32 seconden durende "Interlude".
De tonen van "My Sweet Woman" pakken je meteen en dit is progressieve rocksong met zo nu en dan bluesriffs.
"Blister" is 1 van de 2 langere nummers, dat met het geluid van de bekkens begint, waarna de gitaar in valt,
gevolgd door de basgitaar.
Dit geweldige stuk instrumentale progressieve rock heeft alles wat een nummer goed maakt; felle gitaren, ruige
hammond orgel klanken, een hypnotiserend ritme, strakke drumpartijen, kompleet met solo en een up tempo.
Dan is het weer tijd voor een bluesrocksong, dat in up tempo gespeeld wordt en een eentonig licht hypnotiserend gitaarritme heeft, getiteld "Reason Why".
Het volgende nummer is weer instrumentaal en heet "Windmills" dat eveneens naar de bluesrock neigt, maar ook hier zit weer een progressief tintje aan.
Het langste nummer van de CD is "Latino Motel" en duurt bijna 9 minuten.
Dit is een schitterend progressief rocknummer, waarin Santana-achtige klanken verweven zijn en in een up tempo gespeeld met uitstapjes van gitaar en orgel.
"Movin' Rock & Roll" is, zoals de titel al doet vermoeden, een progressieve rocksong, die zo in een hitparade had kunnen staan, want dit is een vrij commerciel nummer.
Het laatste nummer van de CD heet "Dirty Sheets" en dit is de live opname van het nummer, die in the Morefill
South werd gespeeld.
Het nummer is instrumentaal en de band laat hiermee horen, hoe fantastisch ze live klonken.
Leslie's Motel maakte met "Dirty Sheets" een geweldige Lp, die niet in je collectie mag ontbreken.
vrijdag 16 september 2011
Review: Psychedelic States - Mississippi In The 60s
Gear Fab 2009 (GF-239)
Mississippi In The 60s is deel 18 in de Psychedelic States serie, waarop 29 nummers staan.
De CD start met Ravin'Blue uit Starksville, waarvan 3 songs op de CD staan en hun single "Love" / "It's Not Real" uit 1966 hier geheel op vertegenwoordigd zien plus "Colors", dat de A-kant van hun tweede single is.
Beide singles werden door het Monument label uitgebracht en "Love" is een schitterende stevige uptempo beatsong, die richting garagerock gaat en "It's Not Real" eveneens een beatsong, compleet met mondharmonica vind ik zelfs nog beter klinken, terwijl "Colors", duidelijk naar Britse voorbeelden gemaakt, een heerlijke beatsong is, die in een hitparade zeker niet had misstaan.
Vervolgens is het de beurt voor The Lancers uit Greenville met "Somebody Help Me" / "You've Got To Forget Her" en ook van deze band zijn beide nummers te beluisteren.
De beatsong "Somebody Help Me" is duidelijk na de Britse beatinvasie gemaakt, waar de band goed naar heeft geluisterd en ook "You've Got To Forget Her" is geinspireerd door de Britse beatmuziek en deze prima single werd in 1965 uitgebracht via het 3J label.
Garagerock komt van The Missing Links uit Oxford, die hun single "Come Inside My Heart" / "Night Train" via het Ventura label uitbrachten.
Ook Soule Survivors uit Biloxi staan hier met hun complete single op de CD en "Good-bye" / "Shadows" verscheen in 1967 via het River label.
Eerstgenoemde song is een vrij rustige popsong en de B-kant is eveneens een rustige song, die een licht psychedelische ondertoon heeft.
The Sandpypers uit University, brachten hun single "I Wanna Be your Man", een geweldige live uitvoering in garagerock stijl van de Beatlessong, met als B-kant "Dont Talk To Me" via het Tuscumbia label uit in 1965.
Nog meer garagerock klanken komen uit Meridian van Strags, die in 1967 de single "Psychedelic Soul" / "Seven Different Ways" via RAP zagen verschijnen.
De single "Go Away, Go Away" / "Love Is A Nescessary Evil" van Kicks, eveneens uit Meridian, staat in zijn geheel op de CD en de A-kant is een prachtige popsong, maar ik vind de B-kant, waarin meer ritme zit, beter.
De volgende band, kwam uit Hattiesburg en noemde zich James & The James Gang, waarvan in 1966 de single "Hey Girl" / "Sorrow" via het White Cliffs label uitkwam en de A-kant wel heel erg op "Hang On Sloopy" van The McCoys lijkt.
Ook The Soul Shakers uit Jackson zijn hier met 2 songs vertegenwoordigd; hun single "It Realy Works" / "Catch That Girl" werd in 1966 door het Ace label gereleased en beide kanten zijn een aardige popsongs, maar meer ook niet.
Anders is dat met The Herdsmen uit Meridian, want die maakten een prima garagerock song met "Fed Up", dat "House Of The Rising Sun" als B-kant had en hun single door RAP uitbrachten.
"Don't Go Away" uit 1967 van The Kelts uit Meridian werd door Sonora uitgebracht en was een aardige beatsong.
Heerlijk psychedelisch en experimenteel is "Mt. Olympus" van Flower Power uit Gulfport, die hun single in 1968 via Tune-Kel lieten verschijnen en zich daar helemaal in uitleefden met "Trivialities"als B-kant.
The Phinx uit Booneville maakten in 1966 met "My Baby Don't Care" een aardige popsong, die op het Pic 1 label verscheen en "Sometimes" als B-kant had.
in 1968 verscheen "Death Angel", een lekker in het gehoor klinkende popsong op het Groovy Grape label van de uit Biloxi afkomstige band Substantial Evidence, dat "Please Walk On By" op de andere kant had staan, maar ook verscheen het als B-kant op hun volgende single, die in 1969 verscheen.
Columbia bracht in 1966 de single "I'm The Place", een goede popsong, / "Wait" uit van Bob Morrison, die uit Biloxi kwam, die daarna nog 5 singles voor dit label uitbracht, in 1971 gevolgd door een LP, die via Capital verscheen.
The Riviaires uit Oxford maakten in 1965 de single "Bad Girl" / "Styx" voor het Steck label, die naar mijn mening een beetje te amateuristisch klinkt, door de leeftijd van de zanger, die nog erg jong is en ook zo klinkt.
Joe Frank & The Knights, die in 1961 waren opgericht, kwamen uit Jackson en brachten in 1966 de single "Can't Find A Way" / "Won't You Come on Home"via het Block label uit, een schitterende garagerock song.
Op het RAP label verscheen in juli 1966 de single "You Can Live It Up", een soul gerelateerd nummer van Rick's Continentals uit Meridian met "Cold Lonely Winter" als B-kant.
De band Bridge uit Booneville had prachtige close harmonie vocalen en het nummer "I Don't Think I'll Call You Again", uit 1968, is dan ook heerlijk om naar te luisteren en geschoold naar Brits voorbeeld.
Uitgebracht op het Shea label met "When You'd Gone" als B-kant.
"When You Brought Me" van The Reets uit Cleveland heeft een lekkere soul sound.
De band werd op de universiteit van Cleveland opgericht en bracht hun single, waarvan "Why Can't Time Stand Still" de B-kant is, in 1967 via het Dimac label uit.
The Continentals uit Greenville maakten in 1965 met "No Other Love" een prima song, die een lekker in het gehoor klinkend ritme heeft en je daardoor in beweging zet.
Het nummer had "Someone" als B-kant en werd door het Cynthia label uitgebracht.
In maart 1967 werd de single "Yard Dog" / "Girls, Girls" via het Apollo label uit gebracht door The One Way Street uit Biloxi, maar ook verscheen de single nationaal via het Smash label en "Yard Dog" is een kruising tussen beat en soul.
Ook Mississippi In The 60s is weer een schitterende CD geworden met dito bands en verdient het om gekocht te worden door elke liefhebber van zestiger jaren muziek.
Mississippi In The 60s is deel 18 in de Psychedelic States serie, waarop 29 nummers staan.
De CD start met Ravin'Blue uit Starksville, waarvan 3 songs op de CD staan en hun single "Love" / "It's Not Real" uit 1966 hier geheel op vertegenwoordigd zien plus "Colors", dat de A-kant van hun tweede single is.
Beide singles werden door het Monument label uitgebracht en "Love" is een schitterende stevige uptempo beatsong, die richting garagerock gaat en "It's Not Real" eveneens een beatsong, compleet met mondharmonica vind ik zelfs nog beter klinken, terwijl "Colors", duidelijk naar Britse voorbeelden gemaakt, een heerlijke beatsong is, die in een hitparade zeker niet had misstaan.
Vervolgens is het de beurt voor The Lancers uit Greenville met "Somebody Help Me" / "You've Got To Forget Her" en ook van deze band zijn beide nummers te beluisteren.
De beatsong "Somebody Help Me" is duidelijk na de Britse beatinvasie gemaakt, waar de band goed naar heeft geluisterd en ook "You've Got To Forget Her" is geinspireerd door de Britse beatmuziek en deze prima single werd in 1965 uitgebracht via het 3J label.
Garagerock komt van The Missing Links uit Oxford, die hun single "Come Inside My Heart" / "Night Train" via het Ventura label uitbrachten.
Ook Soule Survivors uit Biloxi staan hier met hun complete single op de CD en "Good-bye" / "Shadows" verscheen in 1967 via het River label.
Eerstgenoemde song is een vrij rustige popsong en de B-kant is eveneens een rustige song, die een licht psychedelische ondertoon heeft.
The Sandpypers uit University, brachten hun single "I Wanna Be your Man", een geweldige live uitvoering in garagerock stijl van de Beatlessong, met als B-kant "Dont Talk To Me" via het Tuscumbia label uit in 1965.
Nog meer garagerock klanken komen uit Meridian van Strags, die in 1967 de single "Psychedelic Soul" / "Seven Different Ways" via RAP zagen verschijnen.
De single "Go Away, Go Away" / "Love Is A Nescessary Evil" van Kicks, eveneens uit Meridian, staat in zijn geheel op de CD en de A-kant is een prachtige popsong, maar ik vind de B-kant, waarin meer ritme zit, beter.
De volgende band, kwam uit Hattiesburg en noemde zich James & The James Gang, waarvan in 1966 de single "Hey Girl" / "Sorrow" via het White Cliffs label uitkwam en de A-kant wel heel erg op "Hang On Sloopy" van The McCoys lijkt.
Ook The Soul Shakers uit Jackson zijn hier met 2 songs vertegenwoordigd; hun single "It Realy Works" / "Catch That Girl" werd in 1966 door het Ace label gereleased en beide kanten zijn een aardige popsongs, maar meer ook niet.
Anders is dat met The Herdsmen uit Meridian, want die maakten een prima garagerock song met "Fed Up", dat "House Of The Rising Sun" als B-kant had en hun single door RAP uitbrachten.
"Don't Go Away" uit 1967 van The Kelts uit Meridian werd door Sonora uitgebracht en was een aardige beatsong.
Heerlijk psychedelisch en experimenteel is "Mt. Olympus" van Flower Power uit Gulfport, die hun single in 1968 via Tune-Kel lieten verschijnen en zich daar helemaal in uitleefden met "Trivialities"als B-kant.
The Phinx uit Booneville maakten in 1966 met "My Baby Don't Care" een aardige popsong, die op het Pic 1 label verscheen en "Sometimes" als B-kant had.
in 1968 verscheen "Death Angel", een lekker in het gehoor klinkende popsong op het Groovy Grape label van de uit Biloxi afkomstige band Substantial Evidence, dat "Please Walk On By" op de andere kant had staan, maar ook verscheen het als B-kant op hun volgende single, die in 1969 verscheen.
Columbia bracht in 1966 de single "I'm The Place", een goede popsong, / "Wait" uit van Bob Morrison, die uit Biloxi kwam, die daarna nog 5 singles voor dit label uitbracht, in 1971 gevolgd door een LP, die via Capital verscheen.
The Riviaires uit Oxford maakten in 1965 de single "Bad Girl" / "Styx" voor het Steck label, die naar mijn mening een beetje te amateuristisch klinkt, door de leeftijd van de zanger, die nog erg jong is en ook zo klinkt.
Joe Frank & The Knights, die in 1961 waren opgericht, kwamen uit Jackson en brachten in 1966 de single "Can't Find A Way" / "Won't You Come on Home"via het Block label uit, een schitterende garagerock song.
Op het RAP label verscheen in juli 1966 de single "You Can Live It Up", een soul gerelateerd nummer van Rick's Continentals uit Meridian met "Cold Lonely Winter" als B-kant.
De band Bridge uit Booneville had prachtige close harmonie vocalen en het nummer "I Don't Think I'll Call You Again", uit 1968, is dan ook heerlijk om naar te luisteren en geschoold naar Brits voorbeeld.
Uitgebracht op het Shea label met "When You'd Gone" als B-kant.
"When You Brought Me" van The Reets uit Cleveland heeft een lekkere soul sound.
De band werd op de universiteit van Cleveland opgericht en bracht hun single, waarvan "Why Can't Time Stand Still" de B-kant is, in 1967 via het Dimac label uit.
The Continentals uit Greenville maakten in 1965 met "No Other Love" een prima song, die een lekker in het gehoor klinkend ritme heeft en je daardoor in beweging zet.
Het nummer had "Someone" als B-kant en werd door het Cynthia label uitgebracht.
In maart 1967 werd de single "Yard Dog" / "Girls, Girls" via het Apollo label uit gebracht door The One Way Street uit Biloxi, maar ook verscheen de single nationaal via het Smash label en "Yard Dog" is een kruising tussen beat en soul.
Ook Mississippi In The 60s is weer een schitterende CD geworden met dito bands en verdient het om gekocht te worden door elke liefhebber van zestiger jaren muziek.
dinsdag 13 september 2011
Review: Psychedelic States - New York In The 60s Volume 3
Gear Fab 2011 (GF-252)
Psychedelic States - New York In The 60s Volume 3 is de 19e in deze serie verzamel CD´s, waarop 27 nummers staan van 26 verschillende bands staan.
Enkele van die bands kwamen ook al voor op New York In The 60s Volume 1 en 2, zoals The Chain Reaction en The Trashing Butterflys Of Divine Happiness.
De CD is bijna 10 jaar na de katasrofale aanslagen van 11 september 2001 uitgebracht en in de liner-notes is te lezen, dat de CD opgedragen is aan de nagedachtenis van de mensen, die die dag hun leven verloren en aan degenen, die nooit uit Irak en Afganistan terug kwamen.
Het openingsnummer van de CD komt van de band The Upward Movement uit Richmond Hills, Queens en heet "What Ever Happened To Us?" een goede vraag dus, gezien het voorafgaande stukje en een beter begin had de CD niet kunnen hebben.
Deze garagerock song, die als B-kant "Won't You Help A Poor Man Out" heeft, werd in april 1969 uitgebracht via het Sanfris label en de muziek is net als de meeste nummers van New Yorkse bands over het algemeen een stukje rauwer dan die van andere bands uit andere staten.
Eveneens uit april 1969 komt de single van Sound Solution, uit Flushing, Queens, getiteld "Hide Your Face In Shame" / "Ken's Blues", die door Kapp uitgebracht werd en waarvan je hier de A-kant hoort, een kruising tussen garagerock en pop.
"So Good" heet de volgende popsong, die "She Belongs To Another" als B-kant heeft en uitgebracht werd door het SD label door The O'Aces, waarvan ik vind dat de opname kwaliteit beter had gekund, want het klinkt me allemaal een beetje te schel.
Pebble Episode uit Brooklyn bracht het schitterende instrumentale "Tripsy" uit met "The Plum Song" als achterkant via het J-2 label in 1967.
Ook prachtig is "You Lied To Me" van The Aggregation uit Long Island, dat een mix is van garagerock en pop, die in 1966 uitgebracht werd, gevolgd wordt door "het fantastische "I'll give You More" van de uit Hempstead, Long Island afkomstige band Erik & The Smoke Ponies uit 1967, dat hun single via het Kama Sutra label uitgebracht zag worden en hun volgende single in 1969 door Cobblestone uitbrachten.
Psychedelische klanken komen van The Whether Bureau uit New York City, die hun in 1967 opgenomen single "White And Frosty" / "Why Can't You And I?" in 1968 door het Laurie label uit lieten brengen.
In 1966 bracht Buff de single "Love Me Girl", een rustige popsong, met als B-kant "Close That Door" uit van The Tigerman uit Olean.
Dan volgt Cucumber, die met "Don't Make Me Cry", uit 1968, een geweldige garagerock song ten gehore brengen, die via Cobblestone verscheen.
Daarna is het de beurt aan Luv Ones, uit de Bronx, die met 2 songs op deze CD vertegenwoordigd zijn en de eerste daarvan heet "Please Don't", een toegankelijke popsong, terwijl de B-kant "Summertime", de cover van het George Gershwin nummer later op de CD te horen is in een garagerock / pop uitvoering.
Nog meer pop hoor je in het in 1968 gereleasde "We Got Time" van The Tweeds uit Buffalo, dat "I Want Her To Know" op de B-kant had staan.
"Mean Woman"/ "I'll Be A Man" werd door Columbia uitgebracht in 1965 en door Fugitives uit New York City gespeeld, waar je goed hoort, dat de band sterk beïnvloed was door de Britse beat.
In de stijl van Sonny & Cher zaten The Overtones met hun "Home Type Girl" uit 1967, dat op het Ajax label werd uitgebracht en "There's A Girl Down The Way" als B-kant had.
The Overtones kwamen uit de Bronx en de band maakte nog 4 singles, die allen via datzelfde Ajax label werden uitgebracht in de periode 1966-1967.
The Household Sprongs, uit Brooklyn, die later van naam veranderden in The Head Shop en een geweldige LP zouden uitbrengen, hadden goed naar The Doors geluisterd en maakten soortgelijke muziek, maar als je naar "Second Beat" uit 1967 luistert, hoor je daarin toch een eigen stijl doorklinken.
The Chain Reaction, uit de Bronx, met Steve Tallercio als laed zanger in de gelederen, die later zijn naam zou veranderen in Steven Tyler en Aerosmith zou oprichten, was al op Volume 1 te horen en "Ever Lovin' Man" uit 1968, dat via Verve verscheen, is een stevige popsong.
Later werk komt van Glass uit Brooklyn, die hun single "And You Hurry" / "Lonely Woman", een swingende popsong, in 1971 uitgebracht zagen door Superbird.
Uit Brooklyn kwam eveneens Tony Dee, die zijn single "Velvet Acid", een schitterend stukje instrumentale garagerock met "Aimless"als B-kant, via Mecca in 1967 uitbracht.
Een hit hadden III And A 1/2 uit Woodmere, Long island, volgens mij kunnen hebben met het nummer "Don't Cry To Me Babe", een lekker aanstekelijk stukje beat muziek, dat in 1966 verscheen via het Cameo Parkway label, waarvan de B-kant "R And B And C" heet.
Ze speelden in het voorprogramma van o.a. Lovin' Spoonful, The Rascals, Animals en Herman's Hermits en maakten nog 3 singles voor Cameo.
The Druids, die uit Buffalo kwamen maakten in 1967 de single "Doctor Friend" / "She's Got A Secret (to Hide)", een prima nummer dat ook op het Kinks repertoire had kunnen staan en dat via Thunderbird verscheen.
The Jazzmasters uit Messina, maakten met "Walkin'" een schitterende garagerock song, maar waarvan de eerste tonen regelrecht gejat zijn van het Kinks nummer "Till The End Of The Day", maar desondanks is het nummer, dat in 1966 via D & C verscheen, niet te versmaden.
In Maart 1970 werd de single "I Don't Need You Today" / "Dream" door de uit Walden afkomstige band via het Third Wave label uitgebracht en de A-kant was een vrij psychedelische garagerock song.
Het begin van "Last Time", uit 1967, lijkt op het begin van "La Bamba", maar daarna verandert het in een prima beat en Sonic Lyne uit Dunkirk heeft daarmee een lekker in het gehoor klinkend stukje muziek afgeleverd.
De vergelijking met "Sealed With A Kiss" geldt voor "Freedom" van The Peep! uit New York City en kan me hiermee niet bekoren.
Hun single werd in 1967 via Roaring Records uitgebracht met "Please Take My Life" als B-kant.
Ook The Front End uit is niet echt één van mijn favorieten van deze CD, hoewel het popnummer "The Real Thing" niet verkeerd klinkt.
Mustache Wax, uit de Bronx en Kew Gardens, maakte met "I'm Gonna Get You" uit 1965 een schitterende beatsong, die in een hitparade zeker niet had misstaan, maar het beste nummer komt dit keer als laatste in de vorm van "Destruction", een fantastisch progressieve rock song van The Trashing Butterflys Of Devine
Happiness, die iets meer dan 10 minuten duurt, waarvan je al eerder een schitterende song kon horen op Volume 2.
De band, die in 1966 werd opgericht, kwam uit Plainview, Long Island en dit nummer uit 1968, dat 1 van de 4 nummers van hun demo was, werd om mij onverklaarbare reden nooit uitgebracht.
De serie Psychedelic States is een "Must" voor elke muziekliefhebber en verdient daarom het predikaat: Aanrader!
Psychedelic States - New York In The 60s Volume 3 is de 19e in deze serie verzamel CD´s, waarop 27 nummers staan van 26 verschillende bands staan.
Enkele van die bands kwamen ook al voor op New York In The 60s Volume 1 en 2, zoals The Chain Reaction en The Trashing Butterflys Of Divine Happiness.
De CD is bijna 10 jaar na de katasrofale aanslagen van 11 september 2001 uitgebracht en in de liner-notes is te lezen, dat de CD opgedragen is aan de nagedachtenis van de mensen, die die dag hun leven verloren en aan degenen, die nooit uit Irak en Afganistan terug kwamen.
Het openingsnummer van de CD komt van de band The Upward Movement uit Richmond Hills, Queens en heet "What Ever Happened To Us?" een goede vraag dus, gezien het voorafgaande stukje en een beter begin had de CD niet kunnen hebben.
Deze garagerock song, die als B-kant "Won't You Help A Poor Man Out" heeft, werd in april 1969 uitgebracht via het Sanfris label en de muziek is net als de meeste nummers van New Yorkse bands over het algemeen een stukje rauwer dan die van andere bands uit andere staten.
Eveneens uit april 1969 komt de single van Sound Solution, uit Flushing, Queens, getiteld "Hide Your Face In Shame" / "Ken's Blues", die door Kapp uitgebracht werd en waarvan je hier de A-kant hoort, een kruising tussen garagerock en pop.
"So Good" heet de volgende popsong, die "She Belongs To Another" als B-kant heeft en uitgebracht werd door het SD label door The O'Aces, waarvan ik vind dat de opname kwaliteit beter had gekund, want het klinkt me allemaal een beetje te schel.
Pebble Episode uit Brooklyn bracht het schitterende instrumentale "Tripsy" uit met "The Plum Song" als achterkant via het J-2 label in 1967.
Ook prachtig is "You Lied To Me" van The Aggregation uit Long Island, dat een mix is van garagerock en pop, die in 1966 uitgebracht werd, gevolgd wordt door "het fantastische "I'll give You More" van de uit Hempstead, Long Island afkomstige band Erik & The Smoke Ponies uit 1967, dat hun single via het Kama Sutra label uitgebracht zag worden en hun volgende single in 1969 door Cobblestone uitbrachten.
Psychedelische klanken komen van The Whether Bureau uit New York City, die hun in 1967 opgenomen single "White And Frosty" / "Why Can't You And I?" in 1968 door het Laurie label uit lieten brengen.
In 1966 bracht Buff de single "Love Me Girl", een rustige popsong, met als B-kant "Close That Door" uit van The Tigerman uit Olean.
Dan volgt Cucumber, die met "Don't Make Me Cry", uit 1968, een geweldige garagerock song ten gehore brengen, die via Cobblestone verscheen.
Daarna is het de beurt aan Luv Ones, uit de Bronx, die met 2 songs op deze CD vertegenwoordigd zijn en de eerste daarvan heet "Please Don't", een toegankelijke popsong, terwijl de B-kant "Summertime", de cover van het George Gershwin nummer later op de CD te horen is in een garagerock / pop uitvoering.
Nog meer pop hoor je in het in 1968 gereleasde "We Got Time" van The Tweeds uit Buffalo, dat "I Want Her To Know" op de B-kant had staan.
"Mean Woman"/ "I'll Be A Man" werd door Columbia uitgebracht in 1965 en door Fugitives uit New York City gespeeld, waar je goed hoort, dat de band sterk beïnvloed was door de Britse beat.
In de stijl van Sonny & Cher zaten The Overtones met hun "Home Type Girl" uit 1967, dat op het Ajax label werd uitgebracht en "There's A Girl Down The Way" als B-kant had.
The Overtones kwamen uit de Bronx en de band maakte nog 4 singles, die allen via datzelfde Ajax label werden uitgebracht in de periode 1966-1967.
The Household Sprongs, uit Brooklyn, die later van naam veranderden in The Head Shop en een geweldige LP zouden uitbrengen, hadden goed naar The Doors geluisterd en maakten soortgelijke muziek, maar als je naar "Second Beat" uit 1967 luistert, hoor je daarin toch een eigen stijl doorklinken.
The Chain Reaction, uit de Bronx, met Steve Tallercio als laed zanger in de gelederen, die later zijn naam zou veranderen in Steven Tyler en Aerosmith zou oprichten, was al op Volume 1 te horen en "Ever Lovin' Man" uit 1968, dat via Verve verscheen, is een stevige popsong.
Later werk komt van Glass uit Brooklyn, die hun single "And You Hurry" / "Lonely Woman", een swingende popsong, in 1971 uitgebracht zagen door Superbird.
Uit Brooklyn kwam eveneens Tony Dee, die zijn single "Velvet Acid", een schitterend stukje instrumentale garagerock met "Aimless"als B-kant, via Mecca in 1967 uitbracht.
Een hit hadden III And A 1/2 uit Woodmere, Long island, volgens mij kunnen hebben met het nummer "Don't Cry To Me Babe", een lekker aanstekelijk stukje beat muziek, dat in 1966 verscheen via het Cameo Parkway label, waarvan de B-kant "R And B And C" heet.
Ze speelden in het voorprogramma van o.a. Lovin' Spoonful, The Rascals, Animals en Herman's Hermits en maakten nog 3 singles voor Cameo.
The Druids, die uit Buffalo kwamen maakten in 1967 de single "Doctor Friend" / "She's Got A Secret (to Hide)", een prima nummer dat ook op het Kinks repertoire had kunnen staan en dat via Thunderbird verscheen.
The Jazzmasters uit Messina, maakten met "Walkin'" een schitterende garagerock song, maar waarvan de eerste tonen regelrecht gejat zijn van het Kinks nummer "Till The End Of The Day", maar desondanks is het nummer, dat in 1966 via D & C verscheen, niet te versmaden.
In Maart 1970 werd de single "I Don't Need You Today" / "Dream" door de uit Walden afkomstige band via het Third Wave label uitgebracht en de A-kant was een vrij psychedelische garagerock song.
Het begin van "Last Time", uit 1967, lijkt op het begin van "La Bamba", maar daarna verandert het in een prima beat en Sonic Lyne uit Dunkirk heeft daarmee een lekker in het gehoor klinkend stukje muziek afgeleverd.
De vergelijking met "Sealed With A Kiss" geldt voor "Freedom" van The Peep! uit New York City en kan me hiermee niet bekoren.
Hun single werd in 1967 via Roaring Records uitgebracht met "Please Take My Life" als B-kant.
Ook The Front End uit is niet echt één van mijn favorieten van deze CD, hoewel het popnummer "The Real Thing" niet verkeerd klinkt.
Mustache Wax, uit de Bronx en Kew Gardens, maakte met "I'm Gonna Get You" uit 1965 een schitterende beatsong, die in een hitparade zeker niet had misstaan, maar het beste nummer komt dit keer als laatste in de vorm van "Destruction", een fantastisch progressieve rock song van The Trashing Butterflys Of Devine
Happiness, die iets meer dan 10 minuten duurt, waarvan je al eerder een schitterende song kon horen op Volume 2.
De band, die in 1966 werd opgericht, kwam uit Plainview, Long Island en dit nummer uit 1968, dat 1 van de 4 nummers van hun demo was, werd om mij onverklaarbare reden nooit uitgebracht.
De serie Psychedelic States is een "Must" voor elke muziekliefhebber en verdient daarom het predikaat: Aanrader!
woensdag 7 september 2011
Review: Filet Of Soul - Freedom
Gear Fab 2011 (GF-253)
Attilla And The Huns was een band uit de streek rond Chicago en werd op highschool opgericht.
Een jaar na oprichting brachten ze hun debuutsingle, die ze uit eigen zak bekostigd hadden, via het Sara Records label uit, waarvan er lokaal rond de 20.000 exemplaren van werden verkocht.
Nadat ze een band battle hadden gewonnen, met als prijs een nationale toer met optredens, ontmoetten ze producer Lenny Lacour, die hun een contract aanbood voor het maken van 4 singles en een LP in de Chess studios te Chicago, maar dan moest de band wel hun naam veranderen.
Ze gingen daarmee akkoord en als nieuwe naam werd er voor Filet Of Soul gekozen en onder die naam toerden ze 2 jaar lang door Amerika, maar ook traden ze in Groenland op.
De band maakte 11 singles plus 2 LP's, waarvan 1 voor Chess en de andere, "Freedom", in 1969, met daarop 12 songs, waarvan de meeste door zanger Mike Peace geschreven werden, voor het Moniquid label.
Filet Of Soul bestond uit: Mike Peace - vocals, gitaar, Ben Wiesneiwski - gitaar, Denny Lewan - basgitaar en Rich Legault - drums.
De CD begint met "Freedom", een vrij stevige popsong met wat soul en funk invloeden, gevolgd door "Come To Me", dat een lekker swingend ritme heeft en je aanzet tot bewegen.
"Heres Where I Get Off" is een rustige song, die me hier en daar aan de muziek van the Four Seasons doet denken, maar ook hoor ik er Britse beat invloeden in doorklinken.
De Zombies cover "Tell Her No", die door Rod Argent geschreven werd, herhaalt die invloed nogmaals en deze prima uitvoering benadert het origineel vrij dicht.
Ook lekker klinkt de up-tempo song "Sweet Lovin'", maar het volgende nummer "Treat Her Right", dat naar de oude rock & roll neigt, is toch wel één van mijn favorieten.
Blues en soul kruisen elkaar in "Big City USA" en het blues gebeuren krijgt een vervolg in het schitterende "Standing At The Wrong Machine", compleet met mondharmonica, waarin de band voor mij op zijn best is.
Dan volgt er weer een cover en deze keer is dat de William (Smokie) Robinson compositie "Get Ready", dat iedereen natuurlijk van Rare Earth kent, maar ook deze uitvoering is zeker niet verkeerd.
In "Steppin' Into Your Fire" laat de band horen ook het ruigere gitaarwerk onder de knie te hebben en dit stukje muziek á la Jimi Hendrix mag er 100% zijn, schitterend!
De volgende song, "Learn How To Love", doet me denken aan "Anyone Who Have A Heart" van Dionne Warwick en dit vind ik het minste nummer van de CD.
Gelukkig sluit de band af met een soul song, getiteld "Do Your Own Thing" en hierin hoor je dat Filet Of Soul zich met deze muzieksoort als een vis in het water voelt.
Mijn conclusie is, dat dit een schitterende CD is, die een welkome aanvulling op je collectie kan zijn.
Attilla And The Huns was een band uit de streek rond Chicago en werd op highschool opgericht.
Een jaar na oprichting brachten ze hun debuutsingle, die ze uit eigen zak bekostigd hadden, via het Sara Records label uit, waarvan er lokaal rond de 20.000 exemplaren van werden verkocht.
Nadat ze een band battle hadden gewonnen, met als prijs een nationale toer met optredens, ontmoetten ze producer Lenny Lacour, die hun een contract aanbood voor het maken van 4 singles en een LP in de Chess studios te Chicago, maar dan moest de band wel hun naam veranderen.
Ze gingen daarmee akkoord en als nieuwe naam werd er voor Filet Of Soul gekozen en onder die naam toerden ze 2 jaar lang door Amerika, maar ook traden ze in Groenland op.
De band maakte 11 singles plus 2 LP's, waarvan 1 voor Chess en de andere, "Freedom", in 1969, met daarop 12 songs, waarvan de meeste door zanger Mike Peace geschreven werden, voor het Moniquid label.
Filet Of Soul bestond uit: Mike Peace - vocals, gitaar, Ben Wiesneiwski - gitaar, Denny Lewan - basgitaar en Rich Legault - drums.
De CD begint met "Freedom", een vrij stevige popsong met wat soul en funk invloeden, gevolgd door "Come To Me", dat een lekker swingend ritme heeft en je aanzet tot bewegen.
"Heres Where I Get Off" is een rustige song, die me hier en daar aan de muziek van the Four Seasons doet denken, maar ook hoor ik er Britse beat invloeden in doorklinken.
De Zombies cover "Tell Her No", die door Rod Argent geschreven werd, herhaalt die invloed nogmaals en deze prima uitvoering benadert het origineel vrij dicht.
Ook lekker klinkt de up-tempo song "Sweet Lovin'", maar het volgende nummer "Treat Her Right", dat naar de oude rock & roll neigt, is toch wel één van mijn favorieten.
Blues en soul kruisen elkaar in "Big City USA" en het blues gebeuren krijgt een vervolg in het schitterende "Standing At The Wrong Machine", compleet met mondharmonica, waarin de band voor mij op zijn best is.
Dan volgt er weer een cover en deze keer is dat de William (Smokie) Robinson compositie "Get Ready", dat iedereen natuurlijk van Rare Earth kent, maar ook deze uitvoering is zeker niet verkeerd.
In "Steppin' Into Your Fire" laat de band horen ook het ruigere gitaarwerk onder de knie te hebben en dit stukje muziek á la Jimi Hendrix mag er 100% zijn, schitterend!
De volgende song, "Learn How To Love", doet me denken aan "Anyone Who Have A Heart" van Dionne Warwick en dit vind ik het minste nummer van de CD.
Gelukkig sluit de band af met een soul song, getiteld "Do Your Own Thing" en hierin hoor je dat Filet Of Soul zich met deze muzieksoort als een vis in het water voelt.
Mijn conclusie is, dat dit een schitterende CD is, die een welkome aanvulling op je collectie kan zijn.
vrijdag 2 september 2011
Review: Polyphony - Without Introduction
Gear Fab 2011 (GF-251)
Polyphonic uit Virginia Beach, Virginia, maakte in 1971 hun LP "Without Introduction", die in 1972 via het Eleventh Hour label werd uitgebracht en bevat slechts 4 songs, die door de bandleden zelf geschreven werden.
De band bestond uit: Graig Massey - zang, orgel en moog synthesizer, Mary Ruddy - basgitaar en zang, Chris Spong - drums, Chatty Cooper - drums, percussie en tamboerijn en Glenn Howard - zang en sologitaar.
De muziek van Polyphonic wordt vaak vergeleken met die van King Crimson en Emerson, Lake & Palmer, maar dat is niet een juiste vergelijking, want de band heeft een eigen stijl en maakt een totaal andere soort progrock.
Het openingsnummer "Juggernaut", dat ongeveer 14 minuten duurt, pakt me meteen en de afwisselende tempo's van deze progrock klanken, die zo nu en dan met vrij hoge snelheid mijn gehoor binnen vliegen, doen me verlangen naar meer.
Het nummer is sterk opgebouwd en varieërt nogal van snel naar rustig en andersom en pas de laatste minuten van dit schitterende nummer wordt de zang erbij betrokken.
Deze wordt gevolgd door een heftig gespeeld stukje op de moog en meteen het kortste nummer van de CD, getiteld "Forty Second Thing In 39 Seconds", dat 1 minuut en 9 seconden duurt.
Vervolgens "Ariels Flight", dat uit drie delen bestaat: a) "Gorgons Of The Glade", b) "The Oneiroritic Man", c)
"The Frog Prince" en het langste nummer van de CD is met ruim 15 minuten.
Het nummer begint met vrij experimenteel gitaarwerk, dat ondersteund door drums en moog meteen je aandacht opeist en gevolgd wordt door een stuk complexe muziek, waarin hypnotiserende klanken zitten en de band er vrijelijk op los lijkt te jammen, maar niets is minder waar, want deze geschoolde muzikanten weten precies waar ze mee bezig zijn, namelijk het maken van een stuk progrock, dat zijn weerga niet kent.
"Crimson Dagger" heet het laatste nummer en ook dit is weer een prachtig stuk complexe progrock met de nodige tempo wisselingen en een heerlijke zang, dat niet te versmaden is.
Na het beluisteren van de complete CD, heb ik er eigenlijk maar één woord voor en dat is: Fantastisch!
Aanschaffen dus, als je van progrock houdt!
Polyphonic uit Virginia Beach, Virginia, maakte in 1971 hun LP "Without Introduction", die in 1972 via het Eleventh Hour label werd uitgebracht en bevat slechts 4 songs, die door de bandleden zelf geschreven werden.
De band bestond uit: Graig Massey - zang, orgel en moog synthesizer, Mary Ruddy - basgitaar en zang, Chris Spong - drums, Chatty Cooper - drums, percussie en tamboerijn en Glenn Howard - zang en sologitaar.
De muziek van Polyphonic wordt vaak vergeleken met die van King Crimson en Emerson, Lake & Palmer, maar dat is niet een juiste vergelijking, want de band heeft een eigen stijl en maakt een totaal andere soort progrock.
Het openingsnummer "Juggernaut", dat ongeveer 14 minuten duurt, pakt me meteen en de afwisselende tempo's van deze progrock klanken, die zo nu en dan met vrij hoge snelheid mijn gehoor binnen vliegen, doen me verlangen naar meer.
Het nummer is sterk opgebouwd en varieërt nogal van snel naar rustig en andersom en pas de laatste minuten van dit schitterende nummer wordt de zang erbij betrokken.
Deze wordt gevolgd door een heftig gespeeld stukje op de moog en meteen het kortste nummer van de CD, getiteld "Forty Second Thing In 39 Seconds", dat 1 minuut en 9 seconden duurt.
Vervolgens "Ariels Flight", dat uit drie delen bestaat: a) "Gorgons Of The Glade", b) "The Oneiroritic Man", c)
"The Frog Prince" en het langste nummer van de CD is met ruim 15 minuten.
Het nummer begint met vrij experimenteel gitaarwerk, dat ondersteund door drums en moog meteen je aandacht opeist en gevolgd wordt door een stuk complexe muziek, waarin hypnotiserende klanken zitten en de band er vrijelijk op los lijkt te jammen, maar niets is minder waar, want deze geschoolde muzikanten weten precies waar ze mee bezig zijn, namelijk het maken van een stuk progrock, dat zijn weerga niet kent.
"Crimson Dagger" heet het laatste nummer en ook dit is weer een prachtig stuk complexe progrock met de nodige tempo wisselingen en een heerlijke zang, dat niet te versmaden is.
Na het beluisteren van de complete CD, heb ik er eigenlijk maar één woord voor en dat is: Fantastisch!
Aanschaffen dus, als je van progrock houdt!
Abonneren op:
Posts (Atom)