Gear Fab 2001-(GF168) + Gear Fab 2007-(GF-226)
Het verhaal van The Oxfords uit Louisville, Kentucky, begon op high school in 1964, toen Jay Petach net als de meeste jongeren uit die tijd, in de ban van de muziek van The Beatles was geraakt.
Jay speelde al een jaar gitaar en had al in enkele bandjes gespeeld, maar die bleven nooit lang bestaan, totdat hij eindelijk een band bijeen had, waarmee hij optredens ging doen.
Ze noemden zich The Spectres en Jay speelde daarin sologitaar, Bill Tullis - zang, Bill Turner - basgitaar, Glen Howerton - drums en Danny Marshall - slaggitaar.
Toen in 1965 een andere band uit Louisville, genaamd The Oxfords, interne problemen had, wisselden de bands van drummer en de band van Jay kreeg Jim Guest als drummer en ging zich The Oxfords noemen, terwijl Glen Howerton verhuisde naar de oude Oxfords, die zich vanaf toen The Rugbys noemden (zie review The Rugbys).
Toen The Oxfords in 1966 voor de eerste keer een opname studio in gingen, was basgitarist Bill Turner vervangen door Ray Barrickman en slaggitarist Danny Marshall door Ronnie Brooks.
Hun allereerste opname was de Burt Bacharach song "(There's) Always Something There To Remind Me" die via het Bell records label werd uitgebracht en dat door Ray Barrickman gezongen werd.
Ray verliet de band in het najaar van 1966 om een studie buiten de stad te gaan doen, waardoor Ronnie over schakelde op basgitaar en Bill Tullis slaggitaar ging spelen.
Ook hun volgende single "Sun Flower Sun" / "Chicago Woman", uit 1967, werd door Bell records uitgebracht en het bracht het tot uitzending in Dick Clark's American Bandstand "Rate the record", maar de band haalde daar slechts 65 punten mee, wat betekende dat de single gedoemd was een flop te worden.
Later dat jaar verliet Ronnie de groep en zijn vervanger heette Gary Johnson, maar enkele maanden later stapte hij weer op om basgitaar te gaan spelen in de pas opgerichte band Elysian Field.
Ondertussen bestond er in Louisville een meiden band, genaamd The Hearby, waarvan Jill DeMarco de zangeres was, die geholpen door Jim Guest en Jay Petach, hun enige single hadden gemaakt en toen in 1968 er weer wisselingen in de band plaatsvonden, vroeg Jay haar om bij The Oxfords te komen zingen.
Drummer Jim Guest werd vervangen door Donnie Hale en Dill Asher werd de nieuwe basgitarist en in deze formatie werden de meeste songs voor hun LP opgenomen, waarvan het orchestrale gedeelte door Keith Spring gedaan werd, die een vriend van Donnie Hale was.
Dat jaar speelde de band regelmatig in Fort Knox gedurende de Vitnam oorlog en stond als voorprogramma op het podium van Frank Zappa & The Mother's Of Invention in de Louisville Rock Club en van The Grateful Dead in Bellamine College.
In 1969 deed zich nogmaals een bandwisseling voor en deze keer waren het Dill Asher, waarvoor basgitarist Larry Holt in de plaats kwam en drummer Donnie Hale, die door Paul Hoerni vervangen werd, Wiens broer Mike in The Rugbys basgitaar speelde.
Deze groep nam de rest van de songs voor de LP op plus de laatste single "Come On Back To Beer", die de eerste plaats haalde bij Rock Radio te Louisville en door Paula Records werd uitgebracht.
De LP was in 1970 eindelijk klaar en de band had de keus tussen twee labels om het uit te brengen, maar omdat beide labels komplete controle wilden, besloot de band de release en de promotie zelf te doen en werd hun LP "Flying Through The Sky", met daarop 9 songs, via het Union Jack label uitgebracht.
The Oxfords zouden tot 1972 blijven bestaan en nogmaals bandwisselingen ondergaan, voordat dat jaar het doek voor de band definitief zou vallen.
Wat er over is gebleven zijn 2 CD's met daarop totaal 36 songs, die in verschillende samenstellingen zijn opgenomen.
CD 1 opent met de songs van hun LP, waarin de zang in 8 van de 9 songs verzorgt wordt door Jill DeMarco en "My World", een schitterende popsong met een vrolijk aanstekelijk ritme, uit 1968, is daar de eerste van.
Ook "Lighter Than Air" heeft een opgewekt ritme en is een lekker in het gehoor klinkende popsong, die gevolgd wordt door het schitterende rustige psychedelische "Sung At Harvest Time", waarin de band op zijn best is.
Echt spannend wordt het in "Two Poems By E.E. Cummings", waarin je eerst oosterse klanken met een gesproken intro hoort, waarna de band uitpakt met een prima stukje psychedelische muziek gecombineerd met lichtelijke jazzy invloeden en de song afsluit met een gesproken outro.
De titelsong "Flying Up Through The Time" is weer zo'n schitterende popsong met vrolijk ritme en prachtige orchestrale begeleiding, net als de meeste andere songs van de CD, die in 1968 opgenomen zijn.
In "Come On 'Round", dat wel iets steviger klinkt, maar toch die vrolijkheid vast blijft houden, zitten zelfs wat rock en blues invloeden plus een geweldig stukje drumwerk en dit plus het volgende nummer "Young Girl's Lament", waarin de band ook meer rock heeft verwerkt, werden in 1969 opgenomen.
"Trix Rabbit" is een heerlijke popsong, waar de vrolijkheid van af straalt en de laatste song van de LP stamt uit 1966 en is de A-kant van hun eerste single "(There's) Always Something There To Remind Me", een prima uitvoering van dit nummer.
De B-kant staat niet op de LP, maar natuurlijk wel op de CD en het is dan ook de volgende song, die je te horen krijgt en ik prefereer deze kant, die een stuk progressiever klinkt.
Lichtelijk psychedelische pop hoor je in "Sun Flower Sun" en in "Chicago Woman" hoor je de invloed van The Beatles.
Dan volgt de laatst uitgebrachte single van de band "Come On Back To Beer", een bluesrocksong, die het folky "Your Own Way" als B-kant had.
Daarna hoor je "In The City" uit 1970, een lekkere progressieve popsong in de stijl van Jefferson Airplane.
De rest van de nummers komt uit 1972 en "Flute Thing", een progressief rock nummer, waarin de dwarsfluit centraal staat is daar de eerste van.
In "Cuttin' You Loose" hoor je de band countryrock spelen en evenzo in "Sweet Lover Man", maar in "Those Winds" gaat de band richting jazz en in het fantastische 6 minuten durende "Tornado Baby" krijgt dat een vervolg, alleen speelt de band hierin pure progressieve jazzrock, waarin de dwarsfluit optimaal wordt benut.
Op CD 2 staan alleen maar nummers, die niet uitgebracht zijn en tussen 1967 en 1971 opgenomen werden.
"The Harm I Do", een prachtige song, dat oorspronkelijk een song was van Jill DeMarco's band The Hearby, wordt hier ondersteund door het orkest van Keith Spring en stamt uit 1968 en was waarschijnlijk een song voor de LP, want het heeft dezelfde sfeer als de songs van de LP.
Vervolgens hoor je "Reno, Nevada", een nummer geschreven door Richard Farina, die het samen met zijn vrouw Mimi Baez, de jongere zus van Joan, uitbracht via Vanguard.
The Oxfords maakten de song een stukje sneller en pasten het aan aan de stem van Jill en maakten er een heerlijk swingend nummer van.
In "Lightning Sally" gaat de band vrolijk de richting van de country op en "Dance" is een swingende popsong, die aanzet tot dansen, hoe kan het ook anders met zo'n titel.
Dan volgt er een ballad, getiteld "I Can't Remember Your Name", waarna je een song over de oorlog in Vietnam hoort, genaamd "Goin'Home".
Daarna hoor je eerst de intro van "Year Of Jubilo", meteen gevolgd door de schitterende progpoprocksong, die je vrolijk maakt en daardoor is de overgang naar het volgende nummer "Sit Down", een prima country song weliswaar, te groot.
"Sunshine Can Still Feel Warm" is een nummer uit de beginperiode , toen Jill nog maar pas bij de band zat en daarin is te horen dat de positiviteit en vrolijkheid er vanaf straalt.
Vervolgens "Make Me One Of Your People", dat uit die zelfde periode komt en ook die opgewektheid heeft net als "I Gave You My Name".
Een nummer uit de beginjaren 70 is "When You Decide (To Say Goodbye)", waarin de stijl en bezetting van de band al totaal anders is, dus ook de muziek, hoewel deze prima popsong niet onder doet voor de rest van de nummers.
De cover van het Del Shannon nummer "Runaway" had de band wat mij betreft beter achterwege gelaten, want deze uitvoering vind ik niet te pruimen en een regelrechte verkrachting van de song.
Uit 1966 komt de Jesse Colin Young cover "Foolin' Around Waltz" en deze wordt niet onverdienstelijk door Jim Guest gezongen, waarna de CD wordt afgesloten met het rustige instrumentale "Underscore".
Ik vind beide CD's van The Oxfords geweldig en verplichte kost voor alle liefhebbers van jaren 60 muziek.
donderdag 24 november 2011
donderdag 17 november 2011
Review: The Palace Guards - The Palace Guards
Gear Fab 2006-(GF-224)
De band The Palace Guards, uit New Orleans, werd in het voorjaar van 1966 opgericht door Les Gray - zang en Frank Bua - drums.
Ze vroegen Richie Faber, die basgitaar, saxofoon en drums speelde en zijn eigen songs schreef, voor hun op te richten band en omdat hij liever basgitaar speelde dan drums, werd hij dus hun basgitarist.
Ook sloten de gitaristen Glenn Acombe en Jeff Miller zich bij dit trio aan en de band was compleet.
Na flink te hebben geoefend en een zich een stuk of 20 nummers eigen te hebben gemaakt, kregen ze na flink aandringen enkele optredens in lokale bars.
Één daarvan was de populaire Green Turtle in het Garden District en de band oogste daar zoveel succes, dat ze die zomer de huisband van de Green Turtle werden en hun schare aanhangers groeide daardoor.
Tevens traden ze veel op in een andere lokale bar, genaamd Fat Harry's en ook daar trokken ze veel publiek met hun covers van o.a.: Beatles, Rolling Stones, Beach Boys, Animals, Herman's Hermits, Dave Clark Five en Beau Brummels, maar ook speelden ze hun eigen songs met succes.
Ze namen in 1966 hun eerste 6 songs op in 's werelds beroemde Cosmo's recording studio's te New Orleans en hun eerste single "Better Things To Do" / "Sorry" werd via het U-DOE label, dat van Frank Udoe was, uitgebracht.
Deze garandeerde de band, dat ze meer singles zouden verkopen dan hun concurerende band The Glory Rhodes, die eveneens bij het U-DOE label zaten.
De single kreeg ruime aandacht van de lokale zenders, die beide kanten draaiden met als resultaat dat de band meer optredens kreeg.
In het voorjaar van 1967 kreeg Lamb interesse in de band en vroeg ze naar Nashville te komen, om wat opnamesessies te doen en de band ging daar graag op in.
Richie had net een nieuwe song geschreven en die met hulp van Jeff uitgewerkt en het resultaat van de sessies was, dat de band 4 songs opnam.
Dat waren: "Wrong Side Of The Street" en "I'm Gonna Meet Her", geschreven door Glenn, plus nieuwe versies van "Barbara" en "No Coming Back", die eerder via het White Cliffs label waren verschenen, maar Lamb was niet onder de indruk van de songs en zou ze dus niet uitbrengen.
Ondanks dat was de band toch tevreden de trip naar Nashville te hebben gemaakt en hun voornaamste zorg op dat moment was een goed optreden neerzetten als hoofdact in Biloxi Beach, Mississippi en zich daar volledig op voor te bereiden.
In het najaar van 1967 deden zich enkele veranderingen in de band voor en in 1968 stopten Glenn en Richie beiden.
Glenn om zijn diploma rechten te halen en Richie om zijn muziekstudie verder te gaan volgen in California, waarna de band nog enkele jaren bleef bestaan, voor ze begin jaren 70 uit elkaar gingen en hun nalatenschap bestaat uit 5 singles en 10 onuitgebrachte songs plus 3 alternatieve versies.
Natuurlijk begint de CD met hun eerste single en dan met name met "Sorry", een up-tempo popsong, die prima in het gehoor klinkt en gevolgd wordt door de andere kant "Better Things To Do", een heerlijk aanstekelijk stukje popmuziek, dat je na enkele keren beluisteren al mee kan zingen.
Dan volgt "Barabara", een mooi rustig nummer, dat natuurlijk over de liefde gaat en het tegenovergestelde is van "No Coming Back", een garagerocksong, die in up-temo gespeeld wordt en lekker ruig klinkt.
Hun volgende single "Never Be Lonely", een opgewekte popsong, waarin de nodige tempowisselingen zitten had een kerstsong aan de andere kant staan, getiteld "Christmas Would Be Nothing", een draak van een song, die niet om aan te horen is.
Gelukkig maakt "Looking Everywhere" een hoop goed en deze prima popsong is de laatste, die via het White Cliffs label verscheen en had "Gas Station Boogaloo Downtown" als achterkant en hierin hoor je de stijl van de band al veranderen, doordat er een orgel aan het instrumentarium is toegevoegd en de band daardoor meer richting psychedelische pop neigt.
De laatste single van The Palace Guards verscheen via het RAE records label, waarvan "Sideshow" een mix is van garagerock, psychedelische pop en progrock en "Mr. Greene", duidelijk geïnspireerd door de Britse muziekscene, een schitterende song in de stijl van the Kinks is en vrij progressief klinkt.
In "And Then You" hoor je psychedelische klanken, die gevolgd worden door de alternatieve versie van "Barbara", waarvan ik het origineel beter vind, hoewel ook deze uitvoering zeker prima klinkt en "Don't Know Why I Feel Good", een aardige popsong.
Vervolgens het rustige "For You", dan "I'm Gonna Meet Her" en dit geweldige garagerocknummer is sneller en ruiger, dan de rest van de songs en de alternatieve uitvoering van "Looking Everywhere" valt dan meteen erg tegen en na het nogmaals beluisterd te hebben, vind ik ook nu weer het origineel beter.
"My Window" bevat wat progressieve funky klanken, de alternatieve versie van "Never Be Lonely" klinkt een beetje magertjes, "Slow Walk In The Sunshine" moet wel opgewekt klinken met zo'n titel en dat doet het ook, "Take A Good Look" is een prima popsong, "The Magician", een progrocksong, "Waltz For Alissa", een psychedelisch instrumentaal nummer en "Wrong Side Of The Street" een aardige popsong met hier en daar een hapering in de opname, die de CD afsluit.
Bij de CD van The Palace Guards valt op te merken, dat er hoogte- en dieptepunten in zitten, maar over het geheel genomen klinkt de muziek prima en is hij zeker het beluisteren meer dan waard.
De band The Palace Guards, uit New Orleans, werd in het voorjaar van 1966 opgericht door Les Gray - zang en Frank Bua - drums.
Ze vroegen Richie Faber, die basgitaar, saxofoon en drums speelde en zijn eigen songs schreef, voor hun op te richten band en omdat hij liever basgitaar speelde dan drums, werd hij dus hun basgitarist.
Ook sloten de gitaristen Glenn Acombe en Jeff Miller zich bij dit trio aan en de band was compleet.
Na flink te hebben geoefend en een zich een stuk of 20 nummers eigen te hebben gemaakt, kregen ze na flink aandringen enkele optredens in lokale bars.
Één daarvan was de populaire Green Turtle in het Garden District en de band oogste daar zoveel succes, dat ze die zomer de huisband van de Green Turtle werden en hun schare aanhangers groeide daardoor.
Tevens traden ze veel op in een andere lokale bar, genaamd Fat Harry's en ook daar trokken ze veel publiek met hun covers van o.a.: Beatles, Rolling Stones, Beach Boys, Animals, Herman's Hermits, Dave Clark Five en Beau Brummels, maar ook speelden ze hun eigen songs met succes.
Ze namen in 1966 hun eerste 6 songs op in 's werelds beroemde Cosmo's recording studio's te New Orleans en hun eerste single "Better Things To Do" / "Sorry" werd via het U-DOE label, dat van Frank Udoe was, uitgebracht.
Deze garandeerde de band, dat ze meer singles zouden verkopen dan hun concurerende band The Glory Rhodes, die eveneens bij het U-DOE label zaten.
De single kreeg ruime aandacht van de lokale zenders, die beide kanten draaiden met als resultaat dat de band meer optredens kreeg.
In het voorjaar van 1967 kreeg Lamb interesse in de band en vroeg ze naar Nashville te komen, om wat opnamesessies te doen en de band ging daar graag op in.
Richie had net een nieuwe song geschreven en die met hulp van Jeff uitgewerkt en het resultaat van de sessies was, dat de band 4 songs opnam.
Dat waren: "Wrong Side Of The Street" en "I'm Gonna Meet Her", geschreven door Glenn, plus nieuwe versies van "Barbara" en "No Coming Back", die eerder via het White Cliffs label waren verschenen, maar Lamb was niet onder de indruk van de songs en zou ze dus niet uitbrengen.
Ondanks dat was de band toch tevreden de trip naar Nashville te hebben gemaakt en hun voornaamste zorg op dat moment was een goed optreden neerzetten als hoofdact in Biloxi Beach, Mississippi en zich daar volledig op voor te bereiden.
In het najaar van 1967 deden zich enkele veranderingen in de band voor en in 1968 stopten Glenn en Richie beiden.
Glenn om zijn diploma rechten te halen en Richie om zijn muziekstudie verder te gaan volgen in California, waarna de band nog enkele jaren bleef bestaan, voor ze begin jaren 70 uit elkaar gingen en hun nalatenschap bestaat uit 5 singles en 10 onuitgebrachte songs plus 3 alternatieve versies.
Natuurlijk begint de CD met hun eerste single en dan met name met "Sorry", een up-tempo popsong, die prima in het gehoor klinkt en gevolgd wordt door de andere kant "Better Things To Do", een heerlijk aanstekelijk stukje popmuziek, dat je na enkele keren beluisteren al mee kan zingen.
Dan volgt "Barabara", een mooi rustig nummer, dat natuurlijk over de liefde gaat en het tegenovergestelde is van "No Coming Back", een garagerocksong, die in up-temo gespeeld wordt en lekker ruig klinkt.
Hun volgende single "Never Be Lonely", een opgewekte popsong, waarin de nodige tempowisselingen zitten had een kerstsong aan de andere kant staan, getiteld "Christmas Would Be Nothing", een draak van een song, die niet om aan te horen is.
Gelukkig maakt "Looking Everywhere" een hoop goed en deze prima popsong is de laatste, die via het White Cliffs label verscheen en had "Gas Station Boogaloo Downtown" als achterkant en hierin hoor je de stijl van de band al veranderen, doordat er een orgel aan het instrumentarium is toegevoegd en de band daardoor meer richting psychedelische pop neigt.
De laatste single van The Palace Guards verscheen via het RAE records label, waarvan "Sideshow" een mix is van garagerock, psychedelische pop en progrock en "Mr. Greene", duidelijk geïnspireerd door de Britse muziekscene, een schitterende song in de stijl van the Kinks is en vrij progressief klinkt.
In "And Then You" hoor je psychedelische klanken, die gevolgd worden door de alternatieve versie van "Barbara", waarvan ik het origineel beter vind, hoewel ook deze uitvoering zeker prima klinkt en "Don't Know Why I Feel Good", een aardige popsong.
Vervolgens het rustige "For You", dan "I'm Gonna Meet Her" en dit geweldige garagerocknummer is sneller en ruiger, dan de rest van de songs en de alternatieve uitvoering van "Looking Everywhere" valt dan meteen erg tegen en na het nogmaals beluisterd te hebben, vind ik ook nu weer het origineel beter.
"My Window" bevat wat progressieve funky klanken, de alternatieve versie van "Never Be Lonely" klinkt een beetje magertjes, "Slow Walk In The Sunshine" moet wel opgewekt klinken met zo'n titel en dat doet het ook, "Take A Good Look" is een prima popsong, "The Magician", een progrocksong, "Waltz For Alissa", een psychedelisch instrumentaal nummer en "Wrong Side Of The Street" een aardige popsong met hier en daar een hapering in de opname, die de CD afsluit.
Bij de CD van The Palace Guards valt op te merken, dat er hoogte- en dieptepunten in zitten, maar over het geheel genomen klinkt de muziek prima en is hij zeker het beluisteren meer dan waard.
vrijdag 11 november 2011
Review: Mourning Dayze - The Lost Recordings
Gear Fab 2007- (GF-225)
Mourning Dayze werd in 1965 te Whitewater, Wisconsin door Doug Henry en Rick Pfeifer onder de naam The Coachmen opgericht, maar omdat er al een andere band onder die naam actief was, werd de bandnaam veranderd in Mourning Dayze.
De band was erg populair in het mid-westen en speelde regelmatig op de vele campussen, die Wisconsin rijk was en in café's waar veel jongeren kwamen.
Niet alleen waren ze populair door hun muziek, maar ook door hun geweldige lichtshows en waren één van de eersten, die stroboscopes gebruikten.
Mourning Dayze speelde niet alleen in Wisconsin, maar trad ook op in de staten New York, New Jersey, Florida, Idaho en Canada.
Enkele bekende muzikanten speelden in Mourning Dayze gedurende de eerste vijf jaar, dat de band bestond, zoals Curly Cook (gitarist van Steve Miller Band), Berry Oakley (basgitarist van Allman Brothers Band) en Mike Warner (drummer van Curtis Mayfield en The Impressions).
Ook opende de band voor verschillende bekende bands, zoals Ohio Express, Lemon Pipers, The Trashmen, New Colony Six en The Music Explosion.
Nog steeds treedt Mourning Dayze elk jaar op tijdens het voorjaar en herfst in de westelijke staten door hun special voorliefde voor het toeren en de band bestond in ieder geval tot 2007.
Het enige werk, dat de band uitbracht, was een single, getiteld "Fly My Paper Airplane" / "Sad Man's Dayze", die in 1967 op de markt verscheen via het Kiderian label.
De CD bevat 8 songs, waarvan de single er één is en hier begint de CD dan ook mee.
"Fly My Paper Airplane" is een geweldige pop progrocksong met een aanstekelijk swingend ritme, dat in sneltreinvaart gespeeld wordt en het volgende nummer, "Sad Man's Madness" is een psychedelische rocksong.
Dan volgen er zes onuitgebrachte songs, waarvan de opname kwaliteit niet helemaal lekker klinkt, maar dat wordt grotendeels gecompenseerd door de prima muziek, die de band ten gehore brengt.
"Man With The Thin Mind" is de eerste van die zes en dit is een heerlijke progrocksong, die gevolgd wordt door "Moon That Gives No Sunlight", een countrypop song, die in de stijl van late Byrds songs gespeeld wordt.
Daarna krijg je een schitterend psychedelisch stukje muziek voorgeschoteld in "Rain Time" en "The Mourning Dayze", zoals het volgende nummer heet, klinkt me erg bekend in de oren, al kan ik even niet bedenken waar ik dit van herken, in ieder geval is het een prima popsong, die zeker hitkansen had gehad, als het
uitgebracht was geweest.
Nu is het tijd voor een ballad moet de band gedacht hebben en met "Are We Going To Say Goodbye?" verrast The Mourning Dayze me, want dit rustige stukje muziek klinkt fantastisch.
Als afsluiter is er gekozen voor een altenatieve versie van "Fly My Paper Airplane", die helaas door de geluidskwaliteit een stuk minder klinkt, dan het origineel, dat op single verscheen.
Ondanks het feit dat de songs niet helemaal optimaal klinken, vind ik toch dat de CD van Mourning Dayze een waardevol document is, waarop schitterende songs staan en alleen al daarom verdiend om beluisterd te worden.
Mourning Dayze werd in 1965 te Whitewater, Wisconsin door Doug Henry en Rick Pfeifer onder de naam The Coachmen opgericht, maar omdat er al een andere band onder die naam actief was, werd de bandnaam veranderd in Mourning Dayze.
De band was erg populair in het mid-westen en speelde regelmatig op de vele campussen, die Wisconsin rijk was en in café's waar veel jongeren kwamen.
Niet alleen waren ze populair door hun muziek, maar ook door hun geweldige lichtshows en waren één van de eersten, die stroboscopes gebruikten.
Mourning Dayze speelde niet alleen in Wisconsin, maar trad ook op in de staten New York, New Jersey, Florida, Idaho en Canada.
Enkele bekende muzikanten speelden in Mourning Dayze gedurende de eerste vijf jaar, dat de band bestond, zoals Curly Cook (gitarist van Steve Miller Band), Berry Oakley (basgitarist van Allman Brothers Band) en Mike Warner (drummer van Curtis Mayfield en The Impressions).
Ook opende de band voor verschillende bekende bands, zoals Ohio Express, Lemon Pipers, The Trashmen, New Colony Six en The Music Explosion.
Nog steeds treedt Mourning Dayze elk jaar op tijdens het voorjaar en herfst in de westelijke staten door hun special voorliefde voor het toeren en de band bestond in ieder geval tot 2007.
Het enige werk, dat de band uitbracht, was een single, getiteld "Fly My Paper Airplane" / "Sad Man's Dayze", die in 1967 op de markt verscheen via het Kiderian label.
De CD bevat 8 songs, waarvan de single er één is en hier begint de CD dan ook mee.
"Fly My Paper Airplane" is een geweldige pop progrocksong met een aanstekelijk swingend ritme, dat in sneltreinvaart gespeeld wordt en het volgende nummer, "Sad Man's Madness" is een psychedelische rocksong.
Dan volgen er zes onuitgebrachte songs, waarvan de opname kwaliteit niet helemaal lekker klinkt, maar dat wordt grotendeels gecompenseerd door de prima muziek, die de band ten gehore brengt.
"Man With The Thin Mind" is de eerste van die zes en dit is een heerlijke progrocksong, die gevolgd wordt door "Moon That Gives No Sunlight", een countrypop song, die in de stijl van late Byrds songs gespeeld wordt.
Daarna krijg je een schitterend psychedelisch stukje muziek voorgeschoteld in "Rain Time" en "The Mourning Dayze", zoals het volgende nummer heet, klinkt me erg bekend in de oren, al kan ik even niet bedenken waar ik dit van herken, in ieder geval is het een prima popsong, die zeker hitkansen had gehad, als het
uitgebracht was geweest.
Nu is het tijd voor een ballad moet de band gedacht hebben en met "Are We Going To Say Goodbye?" verrast The Mourning Dayze me, want dit rustige stukje muziek klinkt fantastisch.
Als afsluiter is er gekozen voor een altenatieve versie van "Fly My Paper Airplane", die helaas door de geluidskwaliteit een stuk minder klinkt, dan het origineel, dat op single verscheen.
Ondanks het feit dat de songs niet helemaal optimaal klinken, vind ik toch dat de CD van Mourning Dayze een waardevol document is, waarop schitterende songs staan en alleen al daarom verdiend om beluisterd te worden.
zondag 6 november 2011
Review: Psychedelic States Colorado In The 60s (2CD)
Gear Fab 2007 - (GF227)
In de fantastische serie Psychedelic States komt dit keer Colorado aan bod en er staan op deze dubbel CD 48 nummers van 32 bands.
Het openingsnummer komt van The Monocles uit Greely en heet "Psychedelic, That's Where It's At" en dit nummer verscheen in oktober 1966 via het Denco label op single met "Boogie Man" als B-kant (zie review Gear Fab GF-231).
Het volgende werkje is van The Soothsayers, die met 4 nummers op de CD´s vertegenwoordigd zijn en heet "I Don't Know Why", een song in de stijl van The Byrds, die zeer aangenaam klinkt en heeft het schitterende "Please Don't Be Mad", een garagepoprock song, als andere kant en in werd maart 1966 uitgebracht via het Acropolis label.
Ook hun volgende single "Black Nor Blue", een garagerocksong uit december 1966 staat op de CD's en dit heeft "Do You Need Me", dat op de tweede CD staat, als achterkant en ook een redelijk geslaagde garagerock song is.
"She's Got The Time" van Poor met Randy Meisner (The Eagles) in de gelederen, werd in april 1967 door het York label uitgebracht en is een lekker in het gehoor klinkende popsong, die gevolgd wordt door "Stomach" van Magic, een instrumentaal nummer uit 1969, dat via Sizzlebee verscheen en "Angel Baby" als
achterkant had, waarna je weer een prima popsong van Poor hoort, getiteld "My Mind Goes High", dat eveneens uit 1967 stamt en door het York label uitgebracht werd.
Dan volgt het bekende "Unchain My Heart", dat een hit werd voor Joe Cocker, maar deze poprock uitvoering van The Chasers, die door het Top Ten label werd gereleased was de B-kant van "Let Me Kiss Away Those Teardrops", dat de derde en laatste single van de band zou zijn en komt uit 1967.
Een andere song van The Chasers, uit Colorado Springs, die op de CD staat, heet "Believe Me" en is een prime poprocksong, die in 1967 door het Round & Round label werd uitgebracht.
Ook White Lightning uit Pueblo, staat met 2 nummers op de CD's en de progrocksong "Leaves" uit 1970, die via Sandoz verscheen is daar de eerste van en de B-kant hiervan "Blue Man", eveneens een prima progrocksong, staat op CD 2.
Rusty Young speelde voordat hij bij Poco kwam in The Boenzee Cryque, uit Denver, die in 1967 een proefpersing maakten, die niet uitgebracht zou worden.
Beide songs staan op de CD's en "Candy Coated Lady" is een prachtige poprocksong, terwijl de B-kant "I've Never Known A Girl" meer de garagerock kant op gaat.
"Sweet Sweet Sadie" heet het garagerock nummer van Teardrops uit Pueblo en komt uit mei 1966, uitgebracht door het 004 label.
De single van The Obvious "Here I Stood Before You", een schitterende song in de stijl van een jonge Bob Dylan, die "I Don't Believe You", een hypnotiserende garagerocksong als B-kant had, staat er in zijn geheel op.
De band kwam uit Dever en bracht hun single via het Cheeta label uit in 1966.
Een band, die met 4 nummers op de CD's staat, is The Ceeds uit Colorado Springs, waarvan "Louie Come Home" / "Motherless Children" uit 1967 van een onuitgebrachte proefpersing komt en de andere 2 songs, "Too Many People" / "You Won't Do That" via het Emlar label in 1966 verschenen.
"Louie Come Home" is een psychedelisch klinkend stukje garagerock, "Motherless Children", een progrocksong, "Too Many People", een heerlijke garagerocksong en "You Won't Do That" een progrocksong met beatinvloeden.
The Fogcutters brachten "It's My World", een garagerocksong uit 1966 via het Charter label uit, dat "That's Where I'll Be" als B-kant had en dit is een mix van pop en garagerock.
The Trolls uit Pueblo vervolgen de CD met "That's The Way My Love Is", een fantastische gararerocksong, die in 1966 via het Ruff label uitgebracht werd en een andere song van deze band is "I Don't Recall", dat in 1967 via Warrior verscheen en een kruising van pop en garagerock is.
"God Is Alive In Argentina" werd door Ego records uitgebracht in 1966 en is een prima popsong, gemaakt door The Doppler Effect.
The Teeny Titans kwamen uit Denver en maakten de single "Don't Cry Girl", een popsong, die in 1968 door het Amber label op de markt gebracht werd.
De gemiddelde leeftijd van de groep was 14 jaar en Greg Schriener van The Teeny Titans, zou in de periode 1984-1991 basgitaar spelen in The Borrowed Times, een oldies band, waarin ook Roger Maglio, eigenaar en uitgever van het Gear Fab label, speelde.
Our Gang uit Colorado Springs maakten "Rapunzel", een aardige popsong uit 1967, die via Round & Round uitgebracht werd, terwijl The Chandells uit Pueblo het jaar daar voor het nummer "We Are The Ones", een popsong, op het Chanteur label zagen uitkomen.
'Moment In Time" is een popsong, die door The Eight Penny Matter uit Denver samen met "Rain", een psychedelisch nummer, op een proefpersing werden gezet, maar deze zou niet uitgebracht worden.
Misrious uit Littleton maakte in 1967 de single "Barney Oldfield", een heerlijke popsong, / "Who Killed The Goose That Layed The Golden Egg?", dat eveneens een prima klinkende popsong is, die niet uitgebracht werd..
Ook erg lekker klinkt "Have It All Your Way" van The Soul uit Colorado Springs, die dat in 1967 op hun demo hadden staan.
The Elopers, een band die uit Manitou Springs kwam, bracht in 1967 de single "Music To Smoke Babanas", een instrumentaal nummer, met als B-kant "Peak Beat", via RLW uit.
In 1969 bracht het Jade label, "I'm Leaving You", een progrocksong van The Jades uit Pueblo uit.
Dan volgt er weer een band, waarvan de complete single op de cD staat, namelijk The Flame Outs, van de US Air Force Academy en de eerste van de 2 songs heet "I Won't Cry", dat een heerlijke popsong is en de rock & roll song "Fun Girl" als B-kant had en deze single werd door het Cadet Wellfare Fund uitgebracht in
1966.
Super Band uit Denver bracht in 1967 "Acid Indigestion", een popsong, via het Capricorn label uit, The Moonrakers maakten in 1966 een proefpersing in California, getiteld "Ode To Miss Representation" en een schitterende song in Byrds stijl.
Lothar & The Hand People maakten rond 1965 het nummer "TV Weatherman", dat niet uitgebracht werd en het nummer heeft een Beach Boys achtige sound, die prima klinkt en Penetration uit Denver maakte in 1966 "The Longer You Hang Around", een geweldige garagerocksong, terwijl The Golden Gate Doorknob in 1969 hun single "Grass Roots", een nummer in de stijl van Cher, door Corona en later door Philips uitgebracht zagen worden.
In 1968 maakte Collection een proefpersing in de Summit studios te Denver van "Face The Really", een fantastische poprocksong en The Higher Elevation bracht in 1969 de single "Odyssey" / "Highway 101" via Liberty uit (zie review Gear Fab GF-231 ).
Psychedelisch en schitterend is "What's Happening At The Psychiatrist Club?" van Big Bird & The Steam Shovel, die uit Denver kwamen en hun single door het Capricorn label uitgebracht zagen.
The Fantastic Zoo, die eerde onder de naam Fogcutters speelden, brachten in 1967 "Light Show", een zeer psychedelisch nummer, via het Double-Shot label uit en The Fabulous Raindrops uit Denver brachten in 1966 "People Need A Beat", een stukje progrock met soul invloeden, via het Infal label uit.
Ook deze zestiende Psychedelic States Colorado In The 60s is weer een fantastische nalatenschap uit de jaren 60 en mag natuurlijk niet in je collectie ontbreken.
In de fantastische serie Psychedelic States komt dit keer Colorado aan bod en er staan op deze dubbel CD 48 nummers van 32 bands.
Het openingsnummer komt van The Monocles uit Greely en heet "Psychedelic, That's Where It's At" en dit nummer verscheen in oktober 1966 via het Denco label op single met "Boogie Man" als B-kant (zie review Gear Fab GF-231).
Het volgende werkje is van The Soothsayers, die met 4 nummers op de CD´s vertegenwoordigd zijn en heet "I Don't Know Why", een song in de stijl van The Byrds, die zeer aangenaam klinkt en heeft het schitterende "Please Don't Be Mad", een garagepoprock song, als andere kant en in werd maart 1966 uitgebracht via het Acropolis label.
Ook hun volgende single "Black Nor Blue", een garagerocksong uit december 1966 staat op de CD's en dit heeft "Do You Need Me", dat op de tweede CD staat, als achterkant en ook een redelijk geslaagde garagerock song is.
"She's Got The Time" van Poor met Randy Meisner (The Eagles) in de gelederen, werd in april 1967 door het York label uitgebracht en is een lekker in het gehoor klinkende popsong, die gevolgd wordt door "Stomach" van Magic, een instrumentaal nummer uit 1969, dat via Sizzlebee verscheen en "Angel Baby" als
achterkant had, waarna je weer een prima popsong van Poor hoort, getiteld "My Mind Goes High", dat eveneens uit 1967 stamt en door het York label uitgebracht werd.
Dan volgt het bekende "Unchain My Heart", dat een hit werd voor Joe Cocker, maar deze poprock uitvoering van The Chasers, die door het Top Ten label werd gereleased was de B-kant van "Let Me Kiss Away Those Teardrops", dat de derde en laatste single van de band zou zijn en komt uit 1967.
Een andere song van The Chasers, uit Colorado Springs, die op de CD staat, heet "Believe Me" en is een prime poprocksong, die in 1967 door het Round & Round label werd uitgebracht.
Ook White Lightning uit Pueblo, staat met 2 nummers op de CD's en de progrocksong "Leaves" uit 1970, die via Sandoz verscheen is daar de eerste van en de B-kant hiervan "Blue Man", eveneens een prima progrocksong, staat op CD 2.
Rusty Young speelde voordat hij bij Poco kwam in The Boenzee Cryque, uit Denver, die in 1967 een proefpersing maakten, die niet uitgebracht zou worden.
Beide songs staan op de CD's en "Candy Coated Lady" is een prachtige poprocksong, terwijl de B-kant "I've Never Known A Girl" meer de garagerock kant op gaat.
"Sweet Sweet Sadie" heet het garagerock nummer van Teardrops uit Pueblo en komt uit mei 1966, uitgebracht door het 004 label.
De single van The Obvious "Here I Stood Before You", een schitterende song in de stijl van een jonge Bob Dylan, die "I Don't Believe You", een hypnotiserende garagerocksong als B-kant had, staat er in zijn geheel op.
De band kwam uit Dever en bracht hun single via het Cheeta label uit in 1966.
Een band, die met 4 nummers op de CD's staat, is The Ceeds uit Colorado Springs, waarvan "Louie Come Home" / "Motherless Children" uit 1967 van een onuitgebrachte proefpersing komt en de andere 2 songs, "Too Many People" / "You Won't Do That" via het Emlar label in 1966 verschenen.
"Louie Come Home" is een psychedelisch klinkend stukje garagerock, "Motherless Children", een progrocksong, "Too Many People", een heerlijke garagerocksong en "You Won't Do That" een progrocksong met beatinvloeden.
The Fogcutters brachten "It's My World", een garagerocksong uit 1966 via het Charter label uit, dat "That's Where I'll Be" als B-kant had en dit is een mix van pop en garagerock.
The Trolls uit Pueblo vervolgen de CD met "That's The Way My Love Is", een fantastische gararerocksong, die in 1966 via het Ruff label uitgebracht werd en een andere song van deze band is "I Don't Recall", dat in 1967 via Warrior verscheen en een kruising van pop en garagerock is.
"God Is Alive In Argentina" werd door Ego records uitgebracht in 1966 en is een prima popsong, gemaakt door The Doppler Effect.
The Teeny Titans kwamen uit Denver en maakten de single "Don't Cry Girl", een popsong, die in 1968 door het Amber label op de markt gebracht werd.
De gemiddelde leeftijd van de groep was 14 jaar en Greg Schriener van The Teeny Titans, zou in de periode 1984-1991 basgitaar spelen in The Borrowed Times, een oldies band, waarin ook Roger Maglio, eigenaar en uitgever van het Gear Fab label, speelde.
Our Gang uit Colorado Springs maakten "Rapunzel", een aardige popsong uit 1967, die via Round & Round uitgebracht werd, terwijl The Chandells uit Pueblo het jaar daar voor het nummer "We Are The Ones", een popsong, op het Chanteur label zagen uitkomen.
'Moment In Time" is een popsong, die door The Eight Penny Matter uit Denver samen met "Rain", een psychedelisch nummer, op een proefpersing werden gezet, maar deze zou niet uitgebracht worden.
Misrious uit Littleton maakte in 1967 de single "Barney Oldfield", een heerlijke popsong, / "Who Killed The Goose That Layed The Golden Egg?", dat eveneens een prima klinkende popsong is, die niet uitgebracht werd..
Ook erg lekker klinkt "Have It All Your Way" van The Soul uit Colorado Springs, die dat in 1967 op hun demo hadden staan.
The Elopers, een band die uit Manitou Springs kwam, bracht in 1967 de single "Music To Smoke Babanas", een instrumentaal nummer, met als B-kant "Peak Beat", via RLW uit.
In 1969 bracht het Jade label, "I'm Leaving You", een progrocksong van The Jades uit Pueblo uit.
Dan volgt er weer een band, waarvan de complete single op de cD staat, namelijk The Flame Outs, van de US Air Force Academy en de eerste van de 2 songs heet "I Won't Cry", dat een heerlijke popsong is en de rock & roll song "Fun Girl" als B-kant had en deze single werd door het Cadet Wellfare Fund uitgebracht in
1966.
Super Band uit Denver bracht in 1967 "Acid Indigestion", een popsong, via het Capricorn label uit, The Moonrakers maakten in 1966 een proefpersing in California, getiteld "Ode To Miss Representation" en een schitterende song in Byrds stijl.
Lothar & The Hand People maakten rond 1965 het nummer "TV Weatherman", dat niet uitgebracht werd en het nummer heeft een Beach Boys achtige sound, die prima klinkt en Penetration uit Denver maakte in 1966 "The Longer You Hang Around", een geweldige garagerocksong, terwijl The Golden Gate Doorknob in 1969 hun single "Grass Roots", een nummer in de stijl van Cher, door Corona en later door Philips uitgebracht zagen worden.
In 1968 maakte Collection een proefpersing in de Summit studios te Denver van "Face The Really", een fantastische poprocksong en The Higher Elevation bracht in 1969 de single "Odyssey" / "Highway 101" via Liberty uit (zie review Gear Fab GF-231 ).
Psychedelisch en schitterend is "What's Happening At The Psychiatrist Club?" van Big Bird & The Steam Shovel, die uit Denver kwamen en hun single door het Capricorn label uitgebracht zagen.
The Fantastic Zoo, die eerde onder de naam Fogcutters speelden, brachten in 1967 "Light Show", een zeer psychedelisch nummer, via het Double-Shot label uit en The Fabulous Raindrops uit Denver brachten in 1966 "People Need A Beat", een stukje progrock met soul invloeden, via het Infal label uit.
Ook deze zestiende Psychedelic States Colorado In The 60s is weer een fantastische nalatenschap uit de jaren 60 en mag natuurlijk niet in je collectie ontbreken.
Abonneren op:
Posts (Atom)