Gear Fab 2010 - (GF-241)
Het trio Tarbaby kwam uit de omgeving van Tallahassee, Florida, waar ze ook erg populair waren en ze hadden een geheel eigen stijl; hun muziek was fris, rauw en orgineel.
De band bestond uit: Pat Muth - slaggitaar, sologitaar, harmonica en zang, Brewster Banks - basgitaar, piano en zang en Wally Knoelke - drums, percussie en trompet.
Tarbaby nam in 1973 hun LP Februari op in de Warehouse Studios te Jacksonville, Florida en deze werd in Nashville, Tennessee gemasterd.
Van de 10 songs, die de LP bevat, die overigens in april 1973 uitkwam, werden er 8 geschreven door Banks en Muth.
Het openingsnummer van de CD heet "Have You Seen My Baby?", een bluesy song, die in up-tempo gespeeld wordt en gevolgd wordt door "Swing", een swingende popsong, waarbij het gitaarspel tegen funk aanhangt.
De eerste cover is er één van het soulnummer "Mustang Sally" en omdat iedereen vergelijkt, doe ik dat ook maar en kan deze uitvoering me niet bekoren.
Zonder een vergelijk te maken, klinkt de song al een stuk beter en vind ik met name het gitaarspel sterk, al vind ik de zang nog steeds niet lekker klinken.
"I Need Your Love" is een ballad en "Gotta Find Me A Woman" een lekker swingende popsong, die naar mijn mening terecht in de top 20 te Panama City en in de top 5 te Tallahassee kwam.
Dan volgt de tweede cover, "Bootleg", geschreven door John Fogerty en deze song klinkt me als muziek in de oren, prima gespeeld en het geheel swingt als een trein.
De overgang naar de schitterende rustige popsong "So Long" is eigenlijk iets te groot, maar doordat dit nummer zo prachtig klinkt, kan ik daar wel mee leven.
Ook lekker klinken "My Back Door", dat het midden houdt tussen een progressieve rocksong en een popsong met hier en daar CCR invloeden, "Baked Tomato" een swingend nummer, waarbij het moeilijk is stil te blijven zitten en "New Song", een rustig instrumentaal nummer.
Tarbaby heeft met "Februari" een prima stuk muziek gemaakt, waarbij "Gotta Find Me A Woman" en "So Long" voor mij de absolute uitschieters zijn en de CD zeker aan te raden is.
vrijdag 29 juli 2011
vrijdag 22 juli 2011
Review: Maypole - The Real + Falling Angels
Gear Fab 2005 - (GF-219)
Gear Fab 2008 - (GF-232)
Maypole, genoemd naar een bekend verhaal van Nathaniel Hawthorne, was een band uit de streek rond Baltimore, die in 1969 opgericht werd.
Oprichters van de band waren Dennis Tobell – gitaar en Paul Welsh – drums, die elkaar in 1966 hadden leren kennen, toen ze beide in een andere band, op dezelfde plaats optraden.
Verder bestond de eerste formatie uit: Steve Mace – zang en gitaar, Kenny Ross – zang en John Nickel – basgitaar.
Ze oefenden in de slaapkamer van John in zijn appartement te Baltimore en via hun manager Pat Perticone, maakten ze een demo, met daarop 4 songs, in de Track studio te Washington, D.C. waarmee ze in 1970 binnen enkele weken een platendeal hadden met Colossus records te New York, die hun 3 dagen gaf om een LP op te nemen in de A & R studios.
In de eerste 19 uur nam de band de A-kant van hun LP live op zonder overdubs, behalve die op de zang en nadat de LP compleet opgenomen was, kreeg de band het resultaat te horen.
Dennis Tobell was niet tevreden over de opnamen en beklaagde zich daar over bij de directeur van Colossus, die hem vertelde, dat ze makkelijk een week of langer over het opnemen hadden mogen doen.
Ook stonden de namen van de bandleden niet vermeld op de hoes, net zomin als dat er achter de songs stond, wie de schrijvers er van waren, zodat ze geen royalties voor hun nummers kregen en dus geen cent ontvingen.
Op de van de LP getrokken single “Show Me The Way” / “Johnny” stonden wel de namen van de schrijvers, maar helaas de verkeerde en nadat ook nog eens het label op hield te bestaan, werd en de LP en single dus totaal niet gepromoot.
De band deed alle werk dus maar zelf en dat resulteerde er in, dat ze veel interviews gaven en openlucht concerten deden om hun LP te promoten.
In en rond Baltimore, Washington en Virginia werd hun muziek regelmatig door de radio stations gedraaid en kreeg de band lovende recensies van schrijvers van Rolling Stone Magazine.
Omdat de disco muziek zijn intrede deed, kreeg de band minder optredens en gingen ze in 1972 daardoor uit elkaar, om in 1974 in een andere formatie nogmaals een LP af te leveren.
Maypole was geen band zoals andere, maar één, die puur artistiek was en op een spiritueel niveau bezig met het maken van hun muziek.
De band probeerde een nieuwe weg te vinden om zich te manifesteren in de muziek en speelde stevig en met overtuiging, soms improviserend, waarbij het ze niet uit maakte hoe lang of kort een nummer duurde.
Hun live optredens waren een stuk energieker en emotierijker dan hun studio werk, maar helaas hebben ze dat niet op plaat vastgelegd.
De CD “The Real” bevat 14 songs, waarvan er 2 niet op de LP staan en de CD ”Falling Angels” bevat 12 songs.
“The Real” begint met een kort nummer, getiteld “Glance At The Past”, dat progressief en instrumentaal is en de band zet daarmee meteen de toon voor de rest van de CD.
“Show Me The Way” heet het volgende nummer, dat een schitterende popsong is en, zoals eerder vermeld, de A-kant van hun single, die feilloos over gaat in “Henry Stared”, een song van hetzelfde kaliber.
Ook “Changes Places” is zo’n nummer, een vrij progressieve popsong dus, die gevolgd wordt door het rustige, maar stevige “Under A Wave”.
Dan hoor je “Look At Me”, dat weer stevig progressief is en na dit nummer is het tijd voor “Johnny”, de B-kant van hun single, die net als de A-kant schitterend klinkt, al is hij wel een stuk progressiever.
Vervolgens hoor je de band weer in een rustige song, “Comeback”, daarna “You Were”, dat rustig begint, dan over gaat in een sneller stuk en vervolgens wordt dit nogmaals herhaald.
“In The Beginning” is eveneens een rustige song met de nodige tempowisselingen, “Dozy World” en “Stand Alone” twee schitterende progressieve popsongs.
Daarna volgen 2 songs, die niet op de LP staan: “Who Was She”, een fantastisch garagerock nummer en “All In The Past”, een progressieve rocksong.
Al met al een schitterende CD, die naar mijn mening niet in je collectie mag ontbreken.
Gear Fab 2008 - (GF-232)
Maypole, genoemd naar een bekend verhaal van Nathaniel Hawthorne, was een band uit de streek rond Baltimore, die in 1969 opgericht werd.
Oprichters van de band waren Dennis Tobell – gitaar en Paul Welsh – drums, die elkaar in 1966 hadden leren kennen, toen ze beide in een andere band, op dezelfde plaats optraden.
Verder bestond de eerste formatie uit: Steve Mace – zang en gitaar, Kenny Ross – zang en John Nickel – basgitaar.
Ze oefenden in de slaapkamer van John in zijn appartement te Baltimore en via hun manager Pat Perticone, maakten ze een demo, met daarop 4 songs, in de Track studio te Washington, D.C. waarmee ze in 1970 binnen enkele weken een platendeal hadden met Colossus records te New York, die hun 3 dagen gaf om een LP op te nemen in de A & R studios.
In de eerste 19 uur nam de band de A-kant van hun LP live op zonder overdubs, behalve die op de zang en nadat de LP compleet opgenomen was, kreeg de band het resultaat te horen.
Dennis Tobell was niet tevreden over de opnamen en beklaagde zich daar over bij de directeur van Colossus, die hem vertelde, dat ze makkelijk een week of langer over het opnemen hadden mogen doen.
Ook stonden de namen van de bandleden niet vermeld op de hoes, net zomin als dat er achter de songs stond, wie de schrijvers er van waren, zodat ze geen royalties voor hun nummers kregen en dus geen cent ontvingen.
Op de van de LP getrokken single “Show Me The Way” / “Johnny” stonden wel de namen van de schrijvers, maar helaas de verkeerde en nadat ook nog eens het label op hield te bestaan, werd en de LP en single dus totaal niet gepromoot.
De band deed alle werk dus maar zelf en dat resulteerde er in, dat ze veel interviews gaven en openlucht concerten deden om hun LP te promoten.
In en rond Baltimore, Washington en Virginia werd hun muziek regelmatig door de radio stations gedraaid en kreeg de band lovende recensies van schrijvers van Rolling Stone Magazine.
Omdat de disco muziek zijn intrede deed, kreeg de band minder optredens en gingen ze in 1972 daardoor uit elkaar, om in 1974 in een andere formatie nogmaals een LP af te leveren.
Maypole was geen band zoals andere, maar één, die puur artistiek was en op een spiritueel niveau bezig met het maken van hun muziek.
De band probeerde een nieuwe weg te vinden om zich te manifesteren in de muziek en speelde stevig en met overtuiging, soms improviserend, waarbij het ze niet uit maakte hoe lang of kort een nummer duurde.
Hun live optredens waren een stuk energieker en emotierijker dan hun studio werk, maar helaas hebben ze dat niet op plaat vastgelegd.
De CD “The Real” bevat 14 songs, waarvan er 2 niet op de LP staan en de CD ”Falling Angels” bevat 12 songs.
“The Real” begint met een kort nummer, getiteld “Glance At The Past”, dat progressief en instrumentaal is en de band zet daarmee meteen de toon voor de rest van de CD.
“Show Me The Way” heet het volgende nummer, dat een schitterende popsong is en, zoals eerder vermeld, de A-kant van hun single, die feilloos over gaat in “Henry Stared”, een song van hetzelfde kaliber.
Ook “Changes Places” is zo’n nummer, een vrij progressieve popsong dus, die gevolgd wordt door het rustige, maar stevige “Under A Wave”.
Dan hoor je “Look At Me”, dat weer stevig progressief is en na dit nummer is het tijd voor “Johnny”, de B-kant van hun single, die net als de A-kant schitterend klinkt, al is hij wel een stuk progressiever.
Vervolgens hoor je de band weer in een rustige song, “Comeback”, daarna “You Were”, dat rustig begint, dan over gaat in een sneller stuk en vervolgens wordt dit nogmaals herhaald.
“In The Beginning” is eveneens een rustige song met de nodige tempowisselingen, “Dozy World” en “Stand Alone” twee schitterende progressieve popsongs.
Daarna volgen 2 songs, die niet op de LP staan: “Who Was She”, een fantastisch garagerock nummer en “All In The Past”, een progressieve rocksong.
Al met al een schitterende CD, die naar mijn mening niet in je collectie mag ontbreken.
zondag 17 juli 2011
Review: Owen-B - Gear Fab 2011
Gear Fab 2011 - (GF-250)
Owen-B uit Mansfield, Ohio, startte kort na de eerste Britse invasie van bands onder de naam The Wildlife zo halverwege de jaren 60.
De band bestond toen uit: Bob Ross, basgitaar, Charlie Baker – drums, Terry VanAuker – sologitaar en John Kinkle – slaggitaar.
Laatstgenoemde verliet al snel de band en werd vervangen door Tom Zinser en Louie Basso kwam de band als zanger versterken.
Na een jaar van oefenen en regelmatig optreden, kreeg de band een contract bij Columbia records, maar onder voorwaarde, dat zanger Louie Basso vervangen zou worden.
Dat gebeurde en zijn vervanger was Jim Krause, die eerder met Tom Zinser in de band Terry Z and the Sleepers had gespeeld.
Nadat The Wildlife 3 singles voor het Columbia label had uitgebracht, hield de band het daar wel voor gezien en kort daarop veranderde de bandnaam in Owen-B.
Ze deden extra ervaring op door als voorprogramma van grote nationale en internationale bands te spelen, zoals The Doors, The Who, Jefferson Airplane, The Young Rascals en Joe Cocker.
Eind 1969 schreef Tom Zinser het nummer “Mississippi Mama”, dat de band besloot op te nemen en de financiering hiervan uit eigen zak te betalen.
Toen ze in contact kwamen met Wes Farrell, een bekende New Yorkse producer, besloot die het nummer van ze te kopen en het uit te brengen via Janus Records.
De song behaalde de 81ste plaats in de Cashbox hitlijst en de opvolger “Never Goin’ Home” haalde zelfs de eerste plaats bij een lokaal radio station en kreeg een eervolle vermelding in Billboard Magazine.
Na enige meningsverschillen besloot Bob Ross de band te verlaten en Tom Zinser ging over naar basgitaar, terwijl Charlie Baker de band verliet om weer naar school te gaan en hij werd vervangen door Bobby Tousignant.
In deze formatie nam Owen-B hun LP op, waarop 10 eigen composities (8 van Tom Zinser en 2 van Bobby Tousignant) staan.
De eerste song van de CD, “Share”, laat meteen weten, hoe de zangkwaliteiten van de band zijn, want dit is een 52 seconden durende close harmonie song, die over gaat in “Daily News”, een vrij stevig nummer, waarbij het tempo echter niet te hoog ligt en de song gewoon lekker klinkt.
“All We Are Asking” is een folk song, waarin de close harmonie zang weer goed tot zijn recht komt en in de bluespop mix “Mellow Meadow” laat de band horen, dat ze dat genre ook beheerst en dit 8 minuten durende stuk vind ik één van de beste songs van de CD.
Dan is het weer tijd voor “Share”, dat de band in een vervolg versie laat horen, waarin strijkers zijn toegevoegd en deze vondst vind ik ronduit geweldig.
Vervolgens één van de twee composities, die door Bobby Tousignant geschreven zijn, “My Friends”, dat een prachtige popsong is.
Ook “Weekend” is een schitterende popsong, die gevolgd wordt door “Leavin’ It All Up To You” en het uit de toon vallende “Out On Our Own”, dat experimenteel begint en zowaar in een rocksong blijkt uit te monden.
Het laatste nummer van de LP heet “Thank You For Listening”, een prima klinkende rocksong en sluit de LP waardig af.
De CD bevat ook beide singles, die Owen-B via Janus records uitbracht.
Owen-B uit Mansfield, Ohio, startte kort na de eerste Britse invasie van bands onder de naam The Wildlife zo halverwege de jaren 60.
De band bestond toen uit: Bob Ross, basgitaar, Charlie Baker – drums, Terry VanAuker – sologitaar en John Kinkle – slaggitaar.
Laatstgenoemde verliet al snel de band en werd vervangen door Tom Zinser en Louie Basso kwam de band als zanger versterken.
Na een jaar van oefenen en regelmatig optreden, kreeg de band een contract bij Columbia records, maar onder voorwaarde, dat zanger Louie Basso vervangen zou worden.
Dat gebeurde en zijn vervanger was Jim Krause, die eerder met Tom Zinser in de band Terry Z and the Sleepers had gespeeld.
Nadat The Wildlife 3 singles voor het Columbia label had uitgebracht, hield de band het daar wel voor gezien en kort daarop veranderde de bandnaam in Owen-B.
Ze deden extra ervaring op door als voorprogramma van grote nationale en internationale bands te spelen, zoals The Doors, The Who, Jefferson Airplane, The Young Rascals en Joe Cocker.
Eind 1969 schreef Tom Zinser het nummer “Mississippi Mama”, dat de band besloot op te nemen en de financiering hiervan uit eigen zak te betalen.
Toen ze in contact kwamen met Wes Farrell, een bekende New Yorkse producer, besloot die het nummer van ze te kopen en het uit te brengen via Janus Records.
De song behaalde de 81ste plaats in de Cashbox hitlijst en de opvolger “Never Goin’ Home” haalde zelfs de eerste plaats bij een lokaal radio station en kreeg een eervolle vermelding in Billboard Magazine.
Na enige meningsverschillen besloot Bob Ross de band te verlaten en Tom Zinser ging over naar basgitaar, terwijl Charlie Baker de band verliet om weer naar school te gaan en hij werd vervangen door Bobby Tousignant.
In deze formatie nam Owen-B hun LP op, waarop 10 eigen composities (8 van Tom Zinser en 2 van Bobby Tousignant) staan.
De eerste song van de CD, “Share”, laat meteen weten, hoe de zangkwaliteiten van de band zijn, want dit is een 52 seconden durende close harmonie song, die over gaat in “Daily News”, een vrij stevig nummer, waarbij het tempo echter niet te hoog ligt en de song gewoon lekker klinkt.
“All We Are Asking” is een folk song, waarin de close harmonie zang weer goed tot zijn recht komt en in de bluespop mix “Mellow Meadow” laat de band horen, dat ze dat genre ook beheerst en dit 8 minuten durende stuk vind ik één van de beste songs van de CD.
Dan is het weer tijd voor “Share”, dat de band in een vervolg versie laat horen, waarin strijkers zijn toegevoegd en deze vondst vind ik ronduit geweldig.
Vervolgens één van de twee composities, die door Bobby Tousignant geschreven zijn, “My Friends”, dat een prachtige popsong is.
Ook “Weekend” is een schitterende popsong, die gevolgd wordt door “Leavin’ It All Up To You” en het uit de toon vallende “Out On Our Own”, dat experimenteel begint en zowaar in een rocksong blijkt uit te monden.
Het laatste nummer van de LP heet “Thank You For Listening”, een prima klinkende rocksong en sluit de LP waardig af.
De CD bevat ook beide singles, die Owen-B via Janus records uitbracht.
vrijdag 8 juli 2011
Review: Julius Victor - From The Nest - Gear Fab 2010
Gear Fab 2010 - (GF-245)
Hun LP “From The Nest” werd 18, 19, 21 en 22 december 1969 opgenomen in New York City en geproduceerd door de beroemde jazz muzikant Ahmad Jamal.
De LP werd door het ALP (Ahmad Jamal Productions) label uitgebracht in 1969.
De band bestond uit: Mark Schneider – gitaar, Jim Cutsinger – basgitaar, Kimball Lee – orgel en piano en Lawrence Zea Engstrom – drums en tevens schrijver van al hun songs.
Aangezien de informatie niet vermeldt wie de zang voor zijn rekening neemt, blijft dat voor mij dus een vraagteken.
“From The Nest” bevat 8 songs, die bij elkaar zo’n 38 ½ minuut duren.
Het eerste nummer van de CD heet “Stubborn Kind Of Woman”, dat ingetogen begint en langzaam uitgebouwd wordt naar een stevige rock song met een hoofdrol voor het orgel.
“Legend Of The Indian Boy” is het volgende nummer en dit is een vrij rustige progressieve rock song met een lekker in het gehoor klinkende melodie en diverse tempowisselingen en ook hierin speelt het orgel weer een grote rol.
Vervolgens een stevigere song, genaamd “Black Knife” en dit is zoals ik de band graag hoor, swingende invloeden uit de jazz en blues, maar ook uit de progressieve rock en soms te vergelijken in stijl met de beginperiode van Chicago Transit Authority, maar dan zonder blazers.
Het nummer dat erop volgt heet “Circus Lady” en dit is een song, waarbij het ritme regelmatig verandert en daardoor klinkt het zo nu en dan een beetje rommelig vind ik.
Dan krijg je een onvervalst stukje swingende hammondorgel rock voorgeschoteld, dat gelukkig maar iets meer dan een minuut duurt en volgens mij moet het wel een grap geweest zijn, dat de band dit opnam.
“Judiann” is weer een swingende rock song en deze wordt gevolgd door het bijna 13 minuten durende “Fall Of Days”.
Lange nummers zijn meestal de beste vind ik, zeker uit deze muziek periode en ook nu geldt dat weer en “Fall Of Days” is dan ook een progressieve rock song, waarin de band goed gebruik maakt van de ruimte om te improviseren en het geheel laat swingen als een trein, met invloeden uit de jazz en progressieve rock en het is dan ook moeilijk om bij dit schitterende stuk muziek stil te blijven zitten.
De afsluiter van de CD heet “Slide Rule”, dat eveneens een stevige progressieve rock song is waarin goede tempowisselingen zitten en hierin speelt het gitaarwerk samen met het orgel en de zang de belangrijkste rol.
“From The Nest” is een lekkere CD en het beluisteren meer dan waard.
dinsdag 5 juli 2011
Review: Rock Island - Rock Island - Gear Fab 2010
Gear Fab 2010 - (GF-243)
Rock Island werd in 1969 te Philadelphia opgericht en voordat ze hun gelijknamige LP opnamen, hadden ze al verscheidene bezettingswisselingen ondergaan. De band bestond uit: Cobb Bussinger – keyboards en zang, Mike Kennedy – gitaar en zang, Frank Schallis – drum en zang, B.J. Taylor – zang en Tony Curcio – basgitaar. Cobb, Mike en Frank speelden eerder samen in de band The Many Few.
Nadat ze een demo met daarop 4 songs hadden opgenomen, ging de band daarmee naar New York om te proberen een platencontract te krijgen.
Dat lukte ze, nadat producer Jeff Hest van Project 3 Records de demo had gehoord en ook label eigenaar Enoch Light enthousiast over de groep was.
Er werd besloten dat Rock Isaland een LP mocht maken voor het label en nadat de songs voor de LP waren uitgezocht, reisde de band regelmatig naar New York om die op te nemen.
Gelijk met de LP werd de single “Hard And Never Easy” in 1970 uitgebracht, die in diverse delen van Europa vrij goed ontvangen werd.
In mei 1970 was de band op zijn muzikale hoogtepunt en enkele maanden later kwamen er interne moeilijkheden binnen de groep, waardoor de één na de ander de band verliet, maar met hun vervangers werd nooit het niveau van de oorspronkelijke formatie gehaald en werden er verder geen platen meer uitgebracht .
De CD, die 36 minuten duurt, bevat 12 nummers, die op één na, allen door de band geschreven werden.
Het openingsnummer “Blue, Blue Lady” is een up-tempo rock song, met prettig klinkende close-harmony zang, die gevolgd wordt door het schitterende “Runnin’ Through My Mind”.
In deze song, die door producer Jeff Hest geschreven werd, doet het intro enigszins aan “In A Broken Dream” van Python Lee Jackson denken en schakelt de band tussen progressieve rock en jazz met het orgel als één van de toonaangevende instrumenten.
Dat is ook zo in het volgende nummer “When I Was A Boy”, dat met gitaar en zang begint, maar waarin het keyboard langzaam maar zeker meer terrein weet te winnen, totdat de overschakeling naar het jazzy geluid er weer is, om vervolgens terug te keren naar het ingetogen begin.
“I Keep On Tryin’” heet de volgende song en deze komt met een redelijke snelheid mijn oren binnen gescheurd, waarbij blues en rock het nummer maken.
Dan volgt de single “Hard And Never Easy”, dat niet commerciel genoeg klinkt om een hit te worden, maar desondanks weet het nummer me toch op één of andere manier te boeien.
“She Has Left Me” begint als een ballad, maar al snel verandert de snelheid van de song en wordt het tempo opgevoerd tot een lekker rockend nummer.
Ook de volgende rock songs “Won’t You Stay Another Day”, “I Remember” en “Babe, I’m Gonna Leave You” klinken me prima in de oren, maar het afsluitende “Blues” is voor mij het beste nummer van de CD.
Dit is een schitterende rock song, die wisselt tussen blues en progressieve rock , die 2 vervolgen krijgt in “Blues Reprise #1” en “Blues Reprise #2”.
De CD “Rock Island” van Rock Island is er één, die meer dan het beluisteren waard is.
Rock Island werd in 1969 te Philadelphia opgericht en voordat ze hun gelijknamige LP opnamen, hadden ze al verscheidene bezettingswisselingen ondergaan. De band bestond uit: Cobb Bussinger – keyboards en zang, Mike Kennedy – gitaar en zang, Frank Schallis – drum en zang, B.J. Taylor – zang en Tony Curcio – basgitaar. Cobb, Mike en Frank speelden eerder samen in de band The Many Few.
Nadat ze een demo met daarop 4 songs hadden opgenomen, ging de band daarmee naar New York om te proberen een platencontract te krijgen.
Dat lukte ze, nadat producer Jeff Hest van Project 3 Records de demo had gehoord en ook label eigenaar Enoch Light enthousiast over de groep was.
Er werd besloten dat Rock Isaland een LP mocht maken voor het label en nadat de songs voor de LP waren uitgezocht, reisde de band regelmatig naar New York om die op te nemen.
Gelijk met de LP werd de single “Hard And Never Easy” in 1970 uitgebracht, die in diverse delen van Europa vrij goed ontvangen werd.
In mei 1970 was de band op zijn muzikale hoogtepunt en enkele maanden later kwamen er interne moeilijkheden binnen de groep, waardoor de één na de ander de band verliet, maar met hun vervangers werd nooit het niveau van de oorspronkelijke formatie gehaald en werden er verder geen platen meer uitgebracht .
De CD, die 36 minuten duurt, bevat 12 nummers, die op één na, allen door de band geschreven werden.
Het openingsnummer “Blue, Blue Lady” is een up-tempo rock song, met prettig klinkende close-harmony zang, die gevolgd wordt door het schitterende “Runnin’ Through My Mind”.
In deze song, die door producer Jeff Hest geschreven werd, doet het intro enigszins aan “In A Broken Dream” van Python Lee Jackson denken en schakelt de band tussen progressieve rock en jazz met het orgel als één van de toonaangevende instrumenten.
Dat is ook zo in het volgende nummer “When I Was A Boy”, dat met gitaar en zang begint, maar waarin het keyboard langzaam maar zeker meer terrein weet te winnen, totdat de overschakeling naar het jazzy geluid er weer is, om vervolgens terug te keren naar het ingetogen begin.
“I Keep On Tryin’” heet de volgende song en deze komt met een redelijke snelheid mijn oren binnen gescheurd, waarbij blues en rock het nummer maken.
Dan volgt de single “Hard And Never Easy”, dat niet commerciel genoeg klinkt om een hit te worden, maar desondanks weet het nummer me toch op één of andere manier te boeien.
“She Has Left Me” begint als een ballad, maar al snel verandert de snelheid van de song en wordt het tempo opgevoerd tot een lekker rockend nummer.
Ook de volgende rock songs “Won’t You Stay Another Day”, “I Remember” en “Babe, I’m Gonna Leave You” klinken me prima in de oren, maar het afsluitende “Blues” is voor mij het beste nummer van de CD.
Dit is een schitterende rock song, die wisselt tussen blues en progressieve rock , die 2 vervolgen krijgt in “Blues Reprise #1” en “Blues Reprise #2”.
De CD “Rock Island” van Rock Island is er één, die meer dan het beluisteren waard is.
vrijdag 1 juli 2011
Review: The Elders - Looking For The Answer - Gear Fab 2010
Gear Fab 2010 - (GF-244)
Over de band The Elders is weinig bekend, behalve dan dat die uit Dayton, Ohio, kwam en ontstond nadat de band Jerry & The Others uit elkaar was gegaan.
Laatstgenoemde band had het door gitarist Robert Budeliney geschreven nummer “Don’t Cry To Me” via de verzamel LP “WONE”, The Dayton Scene uitgebracht, nadat ze in 1966 als één van de twaalf bands mee hadden gedaan aan een drie dagen durende band battle in Dayton, die door ONE werd gesponsord.
Solo gitarist Robert Budeliney was ook één van de bandleden van The Elders, die verder bestond uit:
Jerry Behring – basgitaar, Ron Skinner – drums en Pat Smith – keyboards.
The Elders brachten in 1971 hun LP “Looking For The Answer”, waarop 9 songs staan, via het Audio Fidelity label uit.
De eerste van die 9 is meteen het titelnummer “Looking For The Answer”, een funky song in de stijl van Johnny Guitar Watson, al had toen nog niemand van hem gehoord.
“Too Late To Change” heet de volgende song e dit is een lekker in het gehoor klinkende vrij commerciële poprocksong, die volgens mij in één of andere hitparade niet had misstaan.
Dan volgen “Sissy Strut”, een instrumentaal nummer, dat aanzet tot meebewegen en het 1 minuut durende “Fort Lauderdale”, een popsong.
Vervolgens is het tijd voor “25 Miles”, dat een mix is van funk, pop en rock en door Edwin Starr mede geschreven werd, die in 1969 het gelijknamige album uitbracht.
Daarna hoor je “By The Size Of My Shoes”, dat een prima popsong is, met een vrij stevig ritme.
“Everybody Say Yeah” is een progressieve rocksong met een swingend ritme en voor mij de beste song van de CD.
Als laatste 2 nummers staan “Hip Hug Her”, een lekker swingend klinkend instrumentaal nummer en het 1 minuut durende “Your Mother Chews Tobacco”, dat een geintje moet zijn volgens mij, op de CD, die over het geheel genomen prima klinkt.
Abonneren op:
Posts (Atom)