Gear Fab 2000-(GF-157)
Omstreeks 1966 begon Pete Miller, beter bekend als Big Boy Pete uit Norwich, Engeland, met het maken van psychedelische muziek.
In de periode 1961 - 1965 was hij gitarist in de band Peter Jay & The Jaywalkers en van 1966 - 1969 in The News.
Hun enige single, die het vinyl haalde was "Baby I Got News For You" uit 1966, waarop behalve Micky Waller ook diverse leden van The Herd meespeelden.
Tussen 1966 en 1968 nam hij in zijn home studio honderden songs op, waarvan er de laatste jaren al veel via CD verschenen.
In 1967 had hij een contract met Polydor Records, waar hij de single "Cold Turkey" / "My Love Is Like A Spaceship" voor het sublabel Camp voor maakte, maar doordat de maatschappij niet Pete's naam op de single zette, maar in plaats daarvan The Performing Light Society, flopte die volkomen en ook de commerciële vooruitzichten voor de single waren slecht, omdat Pete weigerde mee te werken de plaat te promoten.
Ook de opvolgende single, "Nasty Nazi", die Pete voor het label opnam, bracht hem niet verder, want het Duitse Polydor weigerde het nummer uit te brengen en Pete's carrière kwam niet van de grond, iets dat hem trouwens ook niet interesseerde.
Tot 1969 bleef hij in zijn huis te Norwich songs opnemen, totdat hij naar San Francisco, Californië, verhuisde, waar zijn eerste LP, met daarop 14 onuitgebrachte songs in 1996 via het Tenth Planet label verscheen onder de titel "Homage To Catatonia".
Door deze release kreeg Big Boy Pete de aandacht, die hij verdiende en kwam er een vervolg in de vorm van de LP "Summerland", die eveneens door Tenth Planet werd uitgebracht.
Diverse andere labels brachten muziek van hem op de markt, onder andere Gear Fab, die ook beide Tenth Planet releases op CD uitbracht (GF-139 + GF-147).
Ook bracht dit label "The Margetson Demos" (GF-206) en "Cold Turkey" (GF-258) uit, plus de CD "World War IV; A Symphonic Poem", waarvan de nummers van maart 1968 tot maart 1969 opgenomen zijn en in 1969 bijna door het Apple label werden uitgebracht.
Op de CD staan slechts 6 nummers en de eerste daarvan heet "Overture", de enige song, waarop Pete niet alle instrumenten speelt.
De muzikanten, die op dit nummer meespelen zijn: Rob Newton - drums, Pat Barriskil - basgitaar,Norman Samways - trompet, Johnny Byles - tenor saxofoon en Granville Hornsby - Hammond B3 orgel.
"Overture" is een lekker klinkende pop song, die tot ongeveer driekwart van het nummer een ritme bevat, waarbij het tromgeroffel de overhand heeft, maar dan verandert in een zwaar experimenteel nummer.
Daarna krijg ik het 13 minuten durende "Movement 2" te horen en dit is een psychedelische pop song met een kritische tekst, die in een vrij rustig tempo gespeeld wordt en gevolgd wordt door "Movement 3", dat slechts 26 seconden duurt en een voortzetting van het vorige nummer is.
Dan hoor ik "Movement 4", een psychedelische pop song, die hier en daar ook behoorlijk experimenteel klinkt en diverse tempowisselingen bevat.
Vervolgens krijg ik "Quietus" voorgeschoteld en dit is opnieuw zo'n schitterende psychedelische pop song, waarin Pete flink in experimenteert en regelmatig van tempo verandert.
De laatste song heet "Finale", waarin er weer psychedelische pop te beluisteren valt, die vergezeld gaat van experimentele geluiden, waarna het nummer verandert door een tempowisseling, die niet helemaal vlekkeloos verloopt en later in het nummer opnieuw over gaat in het experimentele, waarmee de song begon.
"World War 4" is weliswaar niet zo geweldig als het andere werk van Big Boy Pete, maar desondanks toch een heerlijke CD om te beluisteren.
vrijdag 26 juli 2013
donderdag 18 juli 2013
Review: The Blues Train - The Blues Train
Gear Fab 2000-(GF-158)
In 1970 werd door een groep Canadese muzikanten de LP "The Blues Train" opgenomen en uitgebracht via het Condor label.
Helaas is er niets over de band The Blues Train bekend en staan alleen de schrijvers van de songs op de LP vermeld, maar waarschijnlijk heet één van de leden Joe Sanchez, die 4 van de nummers schreef.
De LP, die in 2000 door het Gear Fab label op CD werd uitgebracht, bevat 11 nummers, waarvan de eerste "Ride The Train" heet.
Dit nummer begint met het op gang brengen van een stoomtrein, waarna de muziek start en hierin maakt de band een swingende mix van soul en blues, die in uptempo gespeeld wordt.
Daarna hoor ik "Missin' You", een progressieve psychedelische rock song, waarin lichtelijk countryrock invloeden zitten en de muziek me aan die van Country Joe & The Fish doet denken en dit is de eerste van de 4 songs geschreven door Joe Sanchez.
Dan krijg ik "Pain In My Head" te horen en dit is een schitterende rustig gespeelde blues song, die gevolgd wordt door "Some Body To Love", een fantastische swingende psychedelische progressieve rock song, dat de volgende song van de hand van Joe Sanchez is.
Vervolgens krijg ik een uitstekende versie van "Hootchie Kootchie Man" voorgeschoteld en deze wordt gevolgd door "Busted In Chicago", dat eveneens een vrij rustige blues song is en hierin hoor ik de band spelen in de stijl van de Chicago blues.
In "A & R Man" speelt de band weer een swingende psychedelische progressieve rock song in de stijl van Country Joe en evenals het volgende nummer "Coast To Coast", een lekker swingende mix van blues en progressieve rock, geschreven door Joe Sanchez.
"Whole Lot O'Blues" is een instrumentaal blues nummer, waarin gebruik gemaakt wordt van blazers en daardoor een lichte soul invloed bevat.
Met "Got My Eyes On You" laat de band een song horen, die ik van The Animals ken onder de naam "Dimples" en deze versie swingt een stukje meer en hierin gebruikt de band opnieuw blazers.
Als afsluiter krijg ik "Mojo" te horen en deze swingende bluesrock song is beter bekend als "Got My Mojo Workin'" en al door veel blues bands gecovered.
De uitvoering, die ik hier te horen krijg en de snelheid, waarmee de song gespeeld wordt, maakt deze versie tot één van de betere en het nummer swingt dan ook als een trein.
"The Blues Train" is weer zo'n schitterende uitgave van het Gear Fab label, waar ik als muziekliefhebber alleen maar van kan zeggen: Geweldig!
In 1970 werd door een groep Canadese muzikanten de LP "The Blues Train" opgenomen en uitgebracht via het Condor label.
Helaas is er niets over de band The Blues Train bekend en staan alleen de schrijvers van de songs op de LP vermeld, maar waarschijnlijk heet één van de leden Joe Sanchez, die 4 van de nummers schreef.
De LP, die in 2000 door het Gear Fab label op CD werd uitgebracht, bevat 11 nummers, waarvan de eerste "Ride The Train" heet.
Dit nummer begint met het op gang brengen van een stoomtrein, waarna de muziek start en hierin maakt de band een swingende mix van soul en blues, die in uptempo gespeeld wordt.
Daarna hoor ik "Missin' You", een progressieve psychedelische rock song, waarin lichtelijk countryrock invloeden zitten en de muziek me aan die van Country Joe & The Fish doet denken en dit is de eerste van de 4 songs geschreven door Joe Sanchez.
Dan krijg ik "Pain In My Head" te horen en dit is een schitterende rustig gespeelde blues song, die gevolgd wordt door "Some Body To Love", een fantastische swingende psychedelische progressieve rock song, dat de volgende song van de hand van Joe Sanchez is.
Vervolgens krijg ik een uitstekende versie van "Hootchie Kootchie Man" voorgeschoteld en deze wordt gevolgd door "Busted In Chicago", dat eveneens een vrij rustige blues song is en hierin hoor ik de band spelen in de stijl van de Chicago blues.
In "A & R Man" speelt de band weer een swingende psychedelische progressieve rock song in de stijl van Country Joe en evenals het volgende nummer "Coast To Coast", een lekker swingende mix van blues en progressieve rock, geschreven door Joe Sanchez.
"Whole Lot O'Blues" is een instrumentaal blues nummer, waarin gebruik gemaakt wordt van blazers en daardoor een lichte soul invloed bevat.
Met "Got My Eyes On You" laat de band een song horen, die ik van The Animals ken onder de naam "Dimples" en deze versie swingt een stukje meer en hierin gebruikt de band opnieuw blazers.
Als afsluiter krijg ik "Mojo" te horen en deze swingende bluesrock song is beter bekend als "Got My Mojo Workin'" en al door veel blues bands gecovered.
De uitvoering, die ik hier te horen krijg en de snelheid, waarmee de song gespeeld wordt, maakt deze versie tot één van de betere en het nummer swingt dan ook als een trein.
"The Blues Train" is weer zo'n schitterende uitgave van het Gear Fab label, waar ik als muziekliefhebber alleen maar van kan zeggen: Geweldig!
vrijdag 12 juli 2013
Review: Crash Coffin - Crash Coffin
Gear Fab 2013-(GF-267)
Neil Coffin kwam uit Berea, Ohio en groeide op in een gezin met 14 kinderen, waarvan hij de oudste was.
Hij werd muzikaal beïnvloed door de muziek, die radio dj Alan Freed in de late avond uren draaide.
Nadat hij met school gestopt was, kreeg hij van zijn moeder een gitaar, waar hij de muziek van rock & roll muzikanten zoals Chuck Berry op leerde spelen.
In 1959 had hij een rockabilly band, die Neil Coffin And The Pallbearers heette en daarmee deed hij zijn eerste optreden in de Columbia Station City Hall.
Daarna kreeg de band contract als huisband in de Detroiter Club te Detroit, Cleveland en speelde hoofdzakelijk nummers van Little Richard, Chuck Berry en Elvis Presley en in 1962 speelde de band 6 dagen per week in de Three Coins te Detroit.
2 Jaar later stopte Neil met de band en ging als folksinger verder, omdat hij door de muziek van Bob Dylan geïnspireerd werd.
Jaren later, in 1973, vroeg hij enkele muzikanten hem te begeleiden op zijn songs, die hij in een 16 sporen studio wilde opnemen.
De band bestond ten tijde van de opnamen uit: Neil Coffin - slaggitaar, mondharmonica, kazoo en zang, Tom Golli - sologitaar, Mike Shafter - basgitaar, Ron Miller - drums en Ken Miller - keyboards en de achtergrond zang werd gedaan door Tom Coffin en Chris Phillips.
Met deze opnamen ging hij naar een nieuw radio station in Cleveland, WMMS genaamd, die de muziek draaide, die anderen niet wilden draaien.
Tegen de tijd dat Neil thuis was, werd zijn muziek op de radio gedraaid, waarbij de dj zijn naam vermeldde als Crash Coffin en hij ook optredens onder die naam deed en hij jaren later, na uitbrengen van de LP, nog steeds als solo artiest optrad.
Op de LP staan 10 nummers, waarvan de eerste "Masochist Blues" heet en dit is een fantastische rock & roll song, waarin in het pianospel invloeden van Jerry Lee Lewis hoorbaar zijn en de kazoo de song iets extra's meegeeft.
Vervolgens krijg ik een country song te horen, genaamd "Lily" en deze wordt in een rustig tempo gespeeld, waarna er weer een rock & roll song volgt, genaamd "Amazon Woman" en hierin zit een swingend jungle ritme.
Daarna hoor ik "God Loves The Loser" en ook dit is een heerlijk stukje muziek, dat een gemiddeld tempo heeft en licht psychedelisch orgelspel bevat.
In "Mama" speelt de band een swingende uptempo mix van funk en rock en in "Alone Together" laat Crash Coffin een geweldige mix van psychedelische rock en progressieve rock horen.
"Freedom Cake" is een lekkere swingende song in de stijl van Country Joe & The Fish en "The Swing" een licht psychedelisch nummer.
Met "Looney Polka" laat de band horen, hoe een meezinger moet klinken en bij deze dijenkletser is het dan ook moeilijk stil te blijven zitten.
De laatste song heet "Blue Kazoo" en gaat over het geloof en dan met name over Jezus en deze relie pop song wordt in country rock stijl gespeeld, waarbij het ritme aanstekelijk is en hier en daar aan de muziek van Johnny Cash doet denken.
De CD "Crash Coffin" is er één waarop diverse muziekstijlen gespeeld worden, waardoor de veelzijdigheid van Crash Coffin goed naar voren komt en te horen is,
hoe zijn muzikale invloeden van de jaren 50, 60 en begin 70, zijn muziek mede bepaald hebben.
Dit is een CD van grote klasse, die zonder de zoektocht van Roger Maglio waarschijnlijk onopgemerkt was gebleven.
Neil Coffin kwam uit Berea, Ohio en groeide op in een gezin met 14 kinderen, waarvan hij de oudste was.
Hij werd muzikaal beïnvloed door de muziek, die radio dj Alan Freed in de late avond uren draaide.
Nadat hij met school gestopt was, kreeg hij van zijn moeder een gitaar, waar hij de muziek van rock & roll muzikanten zoals Chuck Berry op leerde spelen.
In 1959 had hij een rockabilly band, die Neil Coffin And The Pallbearers heette en daarmee deed hij zijn eerste optreden in de Columbia Station City Hall.
Daarna kreeg de band contract als huisband in de Detroiter Club te Detroit, Cleveland en speelde hoofdzakelijk nummers van Little Richard, Chuck Berry en Elvis Presley en in 1962 speelde de band 6 dagen per week in de Three Coins te Detroit.
2 Jaar later stopte Neil met de band en ging als folksinger verder, omdat hij door de muziek van Bob Dylan geïnspireerd werd.
Jaren later, in 1973, vroeg hij enkele muzikanten hem te begeleiden op zijn songs, die hij in een 16 sporen studio wilde opnemen.
De band bestond ten tijde van de opnamen uit: Neil Coffin - slaggitaar, mondharmonica, kazoo en zang, Tom Golli - sologitaar, Mike Shafter - basgitaar, Ron Miller - drums en Ken Miller - keyboards en de achtergrond zang werd gedaan door Tom Coffin en Chris Phillips.
Met deze opnamen ging hij naar een nieuw radio station in Cleveland, WMMS genaamd, die de muziek draaide, die anderen niet wilden draaien.
Tegen de tijd dat Neil thuis was, werd zijn muziek op de radio gedraaid, waarbij de dj zijn naam vermeldde als Crash Coffin en hij ook optredens onder die naam deed en hij jaren later, na uitbrengen van de LP, nog steeds als solo artiest optrad.
Op de LP staan 10 nummers, waarvan de eerste "Masochist Blues" heet en dit is een fantastische rock & roll song, waarin in het pianospel invloeden van Jerry Lee Lewis hoorbaar zijn en de kazoo de song iets extra's meegeeft.
Vervolgens krijg ik een country song te horen, genaamd "Lily" en deze wordt in een rustig tempo gespeeld, waarna er weer een rock & roll song volgt, genaamd "Amazon Woman" en hierin zit een swingend jungle ritme.
Daarna hoor ik "God Loves The Loser" en ook dit is een heerlijk stukje muziek, dat een gemiddeld tempo heeft en licht psychedelisch orgelspel bevat.
In "Mama" speelt de band een swingende uptempo mix van funk en rock en in "Alone Together" laat Crash Coffin een geweldige mix van psychedelische rock en progressieve rock horen.
"Freedom Cake" is een lekkere swingende song in de stijl van Country Joe & The Fish en "The Swing" een licht psychedelisch nummer.
Met "Looney Polka" laat de band horen, hoe een meezinger moet klinken en bij deze dijenkletser is het dan ook moeilijk stil te blijven zitten.
De laatste song heet "Blue Kazoo" en gaat over het geloof en dan met name over Jezus en deze relie pop song wordt in country rock stijl gespeeld, waarbij het ritme aanstekelijk is en hier en daar aan de muziek van Johnny Cash doet denken.
De CD "Crash Coffin" is er één waarop diverse muziekstijlen gespeeld worden, waardoor de veelzijdigheid van Crash Coffin goed naar voren komt en te horen is,
hoe zijn muzikale invloeden van de jaren 50, 60 en begin 70, zijn muziek mede bepaald hebben.
Dit is een CD van grote klasse, die zonder de zoektocht van Roger Maglio waarschijnlijk onopgemerkt was gebleven.
vrijdag 5 juli 2013
Review: The Underground Electrics - Hey Jude / The Generation Gap - Up Up And Away
Uitgave 266 van het Gear Fab label bestaat deze keer weer uit 2 LP's, die beide uit 1968 stammen.
De eerste daarvan heet "Hey Jude", die uitgebracht werd via het Crown label en komt van The Underground Electrics met daarop 10 nummers en de plaat start met de titel song "Hey Jude", een cover van The Beatles song.
Het is wel even schrikken als ik deze uitvoering hoor, want die wordt in zo'n langzaam tempo uitgevoerd en met zo'n beroerde zang, dat ik de neiging krijg de CD meteen af te zetten, maar nadat ik toch besluit verder te luisteren, krijg ik een geweldig stukje bluesrock te horen in "Standing At The Crossroads" en hierin klinkt de zang al een stuk beter.
Ook het vervolg "Boogie Children", een progressieve bluesrock, klinkt fantastisch en swingt als een trein.
In "The Syndicator" gaat de band verder met het maken van schitterende progressieve bluesrock en in "No Love In My Heart" krijg ik een lekker swingende blues te horen.
"Goodbye Baby" is een blues ballad en hiermee laat de band horen ook rustigere blues op uitstekende wijze te kunnen spelen en met "Queen Bee" keert de band terug naar het maken van progressieve bluesrock, die deze keer instrumentaal is.
Vervolgens hoor ik meer traditionele bluesrock in "Sunnyland" en die klinkt gewoon lekker, terwijl "Dark And Dreary" weer een geweldig stukje instrumentale progressieve bluesrock is.
Het afsluitende nummer heet "Dust My Blues", een door Elmore James geschreven song en door de band hier op schitterende wijze vertolkt.
Dan krijg ik de LP "Up Up And Away" van The Generation Gap te horen die via Custom verscheen en ook deze start met de titelsong, dus met "Up Up And Away" en ook dit nummer vind ik ondermaats klinken.
Dan krijg ik "I'm A Man" te horen en hierin gaat het tempo omhoog en verrast de band me met een nummer, dat met lichtelijk aan "Can't Help Myself" van The Four Tops doet denken, die een zelfde soort ritme voor hun song gebruikten.
Vervolgens hoor ik "Make Up Powder And Paint", een rustige pop song met invloeden uit de soul en beat, die gevolgd wordt door "Lisa", een uitstekende uptempo pop song.
"High On Love" heeft invloeden uit blues en soul en deze prima pop song klinkt dan ook heerlijk.
Daarna krijg ik "Woman Of Mine" te horen, waarin de band me een lekker swingende pop song voor schotelt en in "Hard Times", een instrumentaal nummer, wordt de muziek een stukje ruiger en hoor ik de band uitstekende progressieve rock spelen.
In "Strange Shadows" speelt de band een prima instrumentaal beat nummer en in "Fool's Luck" krijg ik een ruige instrumentale progressieve beat te horen, waarin ook lichtelijke soul invloeden te horen zijn, waarna de LP wordt afgesloten met "On The Run", een goed klinkende pop song met bluegrass invloeden.
Na beluistering van deze CD, kan ik maar tot één conclusie komen en dat is dat Roger Maglio van Gear Fab er met deze uitgave weer in is geslaagd geweldige muziek te vinden en uit te brengen.
Abonneren op:
Posts (Atom)