Gear Fab 2012-(GF-255)
In 1968 werd in de Seabreeze Lounge te Huntington, West Virginia, de band Evol opgericht, die toen uit Randall Hackney - sologitaar, Mike Blair - basgitaar, Roger Caines - drums en Roger Dillon - orgel bestond, maar ook gitarist, tekstschrijver Jeff Hanichen speelde in de band, hoewel dat on officiël was.
In de 2 jaar daarna begon Evol een eigen identiteit te ontwikkelen en hun sound werd uniek in de omgeving.
Omdat het in de Seabreeze steeds drukker werd, verhuisde de eigenaar zijn zaak in 1970 naar een groter gebouw enkele blokken verderop en noemde zijn nieuwe zaak Club Romair en ook daar groeide de menigte bezoekers, die voor Evol kwamen.
In het najaar van 1970 kreeg de band een platencontract met een label uit Nashville, Tennessee en trad Jeff officiël toe tot Evol, waarna de band ook eigen nummers aan hun repertoire toevoegde.
De opnametechnicus, die voor Columbia Records werkte, gaf de band studiotijd in de Nugget Studio's te Goodletsville, net buiten Nashville en Evol nam daar hun LP op in 10 dagen plus 12 uur om deze af te mixen.
De band keerde naar Huntington terug, om zich klaar te maken voor een toer, maar omdat Jeff voor nog 2 andere bands schreef, bleef hij nog enkele weken.
Na hun thuiskomst verliet Roger Caines de band en werd vervangen door Dave Tatum, waarna de bandfoto voor de hoes gemaakt werd, echter zonder Jeff, die de band in 1971 verliet, zodat Evol met 4 man verder toerde en tot 1977 bleef bestaan.
De LP bevat 12 songs, waarvan "Part Of Reality", een lekkere country popsong, de eerste is en deze song is de enige, die niet door Jeff geschreven is, maar door Randall Hackney.
"For The Sake Of Reality", een prachtige rustige popsong, volgt hierna en deze wordt gevolgd door "Unlucky Guy", een heerlijk stukje pop met garagerock invloeden, dat daarmee meteen één van mijn favorieten is.
Ook schitterend is "I Told A Lie", een uptempo popsong, waarna de band een tandje terug schakelt en het rustige, maar erg mooie, "I Just Don't Care To Dance" laat horen, dat op zijn beurt gevolgd wordt door een song, die de sfeer en stijl van een Bob Dylan song uitwasemt, getiteld "You Shall Be Saved".
Dan hoor je invloeden van de Engelse beat in "If I Am Strong" en dit is werkelijk een schitterend nummer, waarna de band je "Get Out Of My Mind" voorschoteld een prima popsong met vrolijk ritme.
Vervolgens hoor je "Speak Your Mind", een goede popsong, die gevolgd worddt door "There Will Come A Day", dat eveneens een prima popsong is.
Daarna volgen "Good Morning Girl" een lekkere popsong met hitpotenties en "Day Of Sorrow", een heerlijke popsong en een waardige afsluiter van de LP, die meer dan het beluisteren waard is en vermeldenswaardig is nog, dat Gear Fab de re-issue van de LP van Evol dit keer niet alleen op CD uitbracht, maar ook op LP.
vrijdag 30 maart 2012
vrijdag 23 maart 2012
Review: Psychedelic Guitars / The Mind Expanders - What's Happening?
Gear Fab 2012 (GF-254)
De CD Psychedelic Guitars / The Mind Expanders - What's Happening? bevat geen gegevens, behalve dan de titels van de nummers en labels.
De LP Psychedelic Guitars, waarop 10 nummers staan, werd in 1968 door het Custom label uitgebracht en de LP van The Mind Expanders "What's Happening", met daarop eveneens 10 nummers, verscheen in 1967 via het SD label.
De CD begint met een stukje Rock & Roll, dat "Let's Go Ride Again" heet en dat gevolgd wordt door "Take A Trip", een instrumentale versie van "Not Fade Away".
Daarna hoor je "Flowers", een rustig bluesy nummer met blazers en tempowisselingen, waarna het de beurt is voor "Love In", een progressief stukje met prima gitaarwerk en een lekker ritme, dat op zijn beurt gevolgd wordt door "Psychedelic Ripple", een vrolijk nummer in Shadows stijl.
Dan hoor je een scheurende saxofoon in het anderhalve minuut durende "Coming On", dat weer een Rock & Roll nummer is en de band gaat nog even verder met de saxofoon in "Unchained Soul", een kruising van soul en Rock & Roll en ook in "Way Out" wordt de saxofoon gebruikt en dit is eveneens een Rock & Roll nummer.
De beginklanken van "Take Me Back" klinken me bekend in de oren, maar ik weet even niet, waarvan ik ze ken, in ieder geval is dit weer een heerlijk stukje Rock & Roll net als het laatste nummer, dat "Psychedelic Guitars" heet en dit deel van de CD op waardige wijze afsluit.
Dan krijg je The Mind Expanders te horen met "Love Syndrome", waarvan de begintonen me aan "Day Tripper" doen denken, maar de band weet deze goed in een heerlijk experimenteel stukje muziek te verwerken, dat je naar meer doet verlangen.
"Theme From" is helaas niet zo'n nummer, maar een kruising tussen psychedelische muziek en de orgelmuziek van Cor Steijn en het volgende stuk "Pictures At A Psychedelic Art Exhibition" klinkt als een experimentele mix van psychedelische muziek en E.L.P.
In "Cul De Sac" speelt de band een soort filmmuziek, die over gaat in de cover "Downtown", dat een grote hit van Petula Clark was en nu door The Mind Expanders in compleet eigen stijl bewerkt is, maar toch goed herkenbaar blijft en daarna hoor je "Pulsation", een lekker swingend experimenteel nummer.
Vervolgens "A Night On Bald Mountain", een prima progressief nummer, dat in een film gebruikt had kunnen zijn.
"Sensory Overload" is een vrolijk nummer en "Euphoria" een lekker in het gehoor klinkend stukje muziek, waarin enkele prima vondsten zitten.
Als afsluitend nummer hoor je "Mandala", een dansbaar nummer, waarin het orgel nog maar eens een vrij grote rol speelt.
Deze uitgave van Gear Fab vind ik over het algemeen lekker klinken en zeker het beluisteren waard, al kan ik me voorstellen, dat er mensen zijn, die moeite hebben met het de orgelpartijen, die een beetje oubollig aandoen.
De CD Psychedelic Guitars / The Mind Expanders - What's Happening? bevat geen gegevens, behalve dan de titels van de nummers en labels.
De LP Psychedelic Guitars, waarop 10 nummers staan, werd in 1968 door het Custom label uitgebracht en de LP van The Mind Expanders "What's Happening", met daarop eveneens 10 nummers, verscheen in 1967 via het SD label.
De CD begint met een stukje Rock & Roll, dat "Let's Go Ride Again" heet en dat gevolgd wordt door "Take A Trip", een instrumentale versie van "Not Fade Away".
Daarna hoor je "Flowers", een rustig bluesy nummer met blazers en tempowisselingen, waarna het de beurt is voor "Love In", een progressief stukje met prima gitaarwerk en een lekker ritme, dat op zijn beurt gevolgd wordt door "Psychedelic Ripple", een vrolijk nummer in Shadows stijl.
Dan hoor je een scheurende saxofoon in het anderhalve minuut durende "Coming On", dat weer een Rock & Roll nummer is en de band gaat nog even verder met de saxofoon in "Unchained Soul", een kruising van soul en Rock & Roll en ook in "Way Out" wordt de saxofoon gebruikt en dit is eveneens een Rock & Roll nummer.
De beginklanken van "Take Me Back" klinken me bekend in de oren, maar ik weet even niet, waarvan ik ze ken, in ieder geval is dit weer een heerlijk stukje Rock & Roll net als het laatste nummer, dat "Psychedelic Guitars" heet en dit deel van de CD op waardige wijze afsluit.
Dan krijg je The Mind Expanders te horen met "Love Syndrome", waarvan de begintonen me aan "Day Tripper" doen denken, maar de band weet deze goed in een heerlijk experimenteel stukje muziek te verwerken, dat je naar meer doet verlangen.
"Theme From" is helaas niet zo'n nummer, maar een kruising tussen psychedelische muziek en de orgelmuziek van Cor Steijn en het volgende stuk "Pictures At A Psychedelic Art Exhibition" klinkt als een experimentele mix van psychedelische muziek en E.L.P.
In "Cul De Sac" speelt de band een soort filmmuziek, die over gaat in de cover "Downtown", dat een grote hit van Petula Clark was en nu door The Mind Expanders in compleet eigen stijl bewerkt is, maar toch goed herkenbaar blijft en daarna hoor je "Pulsation", een lekker swingend experimenteel nummer.
Vervolgens "A Night On Bald Mountain", een prima progressief nummer, dat in een film gebruikt had kunnen zijn.
"Sensory Overload" is een vrolijk nummer en "Euphoria" een lekker in het gehoor klinkend stukje muziek, waarin enkele prima vondsten zitten.
Als afsluitend nummer hoor je "Mandala", een dansbaar nummer, waarin het orgel nog maar eens een vrij grote rol speelt.
Deze uitgave van Gear Fab vind ik over het algemeen lekker klinken en zeker het beluisteren waard, al kan ik me voorstellen, dat er mensen zijn, die moeite hebben met het de orgelpartijen, die een beetje oubollig aandoen.
vrijdag 16 maart 2012
Review: Dragonfly - Dragonfly
Gear Fab 2004-(GF-208)
Gerry Jimerfield (zang en gitaar) uit Durango, Colorado, speelde samen met Ernie McElwaine (keyboards) in de band The Lords Of London, had al enkele singles gemaakt en in de TV show "Hullabaloo" gespeeld.
Jack Duncan (basgitaar) en Barry Davis (drums en zang) uit El Paso, Texas speelden in de succesvolle band The Pawns en werden uitgenodigd om in Farmington, New Mexico, met een lokale promotor op te treden.
Gerry en Ernie gingen naar dat optreden om naar The Pawns te luisteren en na de show stelde Gerry zich aan Jack voor en vertelde dat hij connecties aan de westkust had, waardoor het mogelijk was om samen iets te doen.
Enkele maanden later kreeg hij een telefoontje en Barry en Jack kwamen naar Durango, waar ze, geheel gratis, in het motel van Gerry's ouders mochten wonen.
De nieuw ontstane band oefende enkele maanden en de leden besloten dat er een extra gitarist bij moest komen, waardoor Randy Russ uit El Paso zich bij het viertal voegde.
Ze gingen naar Denver en speelden daar regelmatig in verschillende clubs in de omgeving in o.a. Denver, Ft. Collins, Boulder en Estes Park onder de naam The Lords Of London, waar ze het podium deelden in de beroemde Family Dog met American Standard, die gitarist Tommy Bolin in de gelederen had.
Daarna ging de band naar California, maar na een mislukt avontuur daar, verhuisde de band terug naar Colorado en had een succesvolle tijd gedurende de zomer van 1967, die later bekend zou worden als "The Summer Of Love".
Toen de band naar Los Angeles terug ging, besloten hun managers dat het tijd werd om een album op te nemen, maar die hadden het ouderwetse idee opgevat, dat rock bands geen eigen nummers mochten schrijven en niet in de studio speelden.
Ook veranderden ze de bandnaam in The Jimerfield Legend en onder die naam trad de band regelmatig op, maar hun managers wilden de naam Jimerfield er niet bij en daarom kwam hun LP uit onder de naam The Legend, waarbij de muziek gespeeld werd door studio muzikanten.
Nadat één van de managers de band in Denver had zien optreden, waarbij ze psychedelische lichtshows gebruikten en een hoop jongeren uit hun bol gingen van de muziek, vroeg hij hen, waarom ze nooit hadden verteld, dat ze eigen nummers speelden en op die manier optraden en de bandleden antwoordden dat ze dat hadden geprobeerd, maar dat hij en de andere manager niet naar hun luisterden.
De manager ging terug naar Los Angeles en vertelde zijn partner, dat hij het nodig vond dat de band een album maakte met eigen nummers en toen The Lords Of London terug in Los Angeles kwamen, begonnen ze met de opnamen voor hun LP onder leiding van de producer Richard Russell, echter zonder keyboards speler, want die had besloten te stoppen.
De LP die in 1968 werd opgenomen onder de naam Dragonfly en in 1970 door het Megaphone label werd uitgebracht, bevatte 10 eigen nummers en 2 covers, maar op de hoes stonden geen foto's of gegevens van de bandleden.
Omdat Dragonfly financiël aan de grond zat, geen promotieteam achter de LP had staan en geen optredens meer had, ging de band uit elkaar en was Dragonfly in feite niet meer dan een naam.
"Blue Monday" is een heerlijke progressieve rocksong en het openingsnummer van de LP, die gevolgd wordt door "Enjoy Yourself", eveneens een progressieve rocksong, waarin enkele prima tempowisselingen zitten.
De eerste cover is er één van Willie Dixon's "Hootchie Kootchie Man", maar omdat Dragonfly hier een geheel eigen versie van maakt, klinkt deze erg spannend en vind ik dit één van de betere versies.
Dan volgt er een song, getiteld "Feel It", dat een lekker ritme heeft, dat je aanzet tot meebewegen met de muziek, voordat er met de tweede cover "Trombodo", geschreven door producer Richard Russell, begonnen wordt en dit nummer duurt slechts 33 seconden en gaat over in "Portrait Of Youth", een prima porocksong.
'Crazy Woman" is weer een schitterende progressieve rocksong, waarin de band enkele verrassende uitstapjes maakt en deze loopt vloeiend over in "She Don't Care", dat een vrij rustig begin heeft, maar over gaat in een nummer met verschillende tempowisselingen en een psychedelisch einde.
Daarna krijg je "Time Has Slipped Away" te horen en ook hierin hoor je de band in hun beste doen met heerlijke progressieve rock en in "To Be Free" is het al niet anders, maar in het 38 seconde tellende "Darlin'" verrast de band me opnieuw.
De laatste song, "Miles Away", is een redelijk commerciël nummer, met weer enkele verrassingen en is een waardige afsluiter voor de LP.
Dragonfly heeft met hun gelijknamige LP een schitterende nalatenschap achter gelaten, die niet in je collectie mag ontbreken.
Gerry Jimerfield (zang en gitaar) uit Durango, Colorado, speelde samen met Ernie McElwaine (keyboards) in de band The Lords Of London, had al enkele singles gemaakt en in de TV show "Hullabaloo" gespeeld.
Jack Duncan (basgitaar) en Barry Davis (drums en zang) uit El Paso, Texas speelden in de succesvolle band The Pawns en werden uitgenodigd om in Farmington, New Mexico, met een lokale promotor op te treden.
Gerry en Ernie gingen naar dat optreden om naar The Pawns te luisteren en na de show stelde Gerry zich aan Jack voor en vertelde dat hij connecties aan de westkust had, waardoor het mogelijk was om samen iets te doen.
Enkele maanden later kreeg hij een telefoontje en Barry en Jack kwamen naar Durango, waar ze, geheel gratis, in het motel van Gerry's ouders mochten wonen.
De nieuw ontstane band oefende enkele maanden en de leden besloten dat er een extra gitarist bij moest komen, waardoor Randy Russ uit El Paso zich bij het viertal voegde.
Ze gingen naar Denver en speelden daar regelmatig in verschillende clubs in de omgeving in o.a. Denver, Ft. Collins, Boulder en Estes Park onder de naam The Lords Of London, waar ze het podium deelden in de beroemde Family Dog met American Standard, die gitarist Tommy Bolin in de gelederen had.
Daarna ging de band naar California, maar na een mislukt avontuur daar, verhuisde de band terug naar Colorado en had een succesvolle tijd gedurende de zomer van 1967, die later bekend zou worden als "The Summer Of Love".
Toen de band naar Los Angeles terug ging, besloten hun managers dat het tijd werd om een album op te nemen, maar die hadden het ouderwetse idee opgevat, dat rock bands geen eigen nummers mochten schrijven en niet in de studio speelden.
Ook veranderden ze de bandnaam in The Jimerfield Legend en onder die naam trad de band regelmatig op, maar hun managers wilden de naam Jimerfield er niet bij en daarom kwam hun LP uit onder de naam The Legend, waarbij de muziek gespeeld werd door studio muzikanten.
Nadat één van de managers de band in Denver had zien optreden, waarbij ze psychedelische lichtshows gebruikten en een hoop jongeren uit hun bol gingen van de muziek, vroeg hij hen, waarom ze nooit hadden verteld, dat ze eigen nummers speelden en op die manier optraden en de bandleden antwoordden dat ze dat hadden geprobeerd, maar dat hij en de andere manager niet naar hun luisterden.
De manager ging terug naar Los Angeles en vertelde zijn partner, dat hij het nodig vond dat de band een album maakte met eigen nummers en toen The Lords Of London terug in Los Angeles kwamen, begonnen ze met de opnamen voor hun LP onder leiding van de producer Richard Russell, echter zonder keyboards speler, want die had besloten te stoppen.
De LP die in 1968 werd opgenomen onder de naam Dragonfly en in 1970 door het Megaphone label werd uitgebracht, bevatte 10 eigen nummers en 2 covers, maar op de hoes stonden geen foto's of gegevens van de bandleden.
Omdat Dragonfly financiël aan de grond zat, geen promotieteam achter de LP had staan en geen optredens meer had, ging de band uit elkaar en was Dragonfly in feite niet meer dan een naam.
"Blue Monday" is een heerlijke progressieve rocksong en het openingsnummer van de LP, die gevolgd wordt door "Enjoy Yourself", eveneens een progressieve rocksong, waarin enkele prima tempowisselingen zitten.
De eerste cover is er één van Willie Dixon's "Hootchie Kootchie Man", maar omdat Dragonfly hier een geheel eigen versie van maakt, klinkt deze erg spannend en vind ik dit één van de betere versies.
Dan volgt er een song, getiteld "Feel It", dat een lekker ritme heeft, dat je aanzet tot meebewegen met de muziek, voordat er met de tweede cover "Trombodo", geschreven door producer Richard Russell, begonnen wordt en dit nummer duurt slechts 33 seconden en gaat over in "Portrait Of Youth", een prima porocksong.
'Crazy Woman" is weer een schitterende progressieve rocksong, waarin de band enkele verrassende uitstapjes maakt en deze loopt vloeiend over in "She Don't Care", dat een vrij rustig begin heeft, maar over gaat in een nummer met verschillende tempowisselingen en een psychedelisch einde.
Daarna krijg je "Time Has Slipped Away" te horen en ook hierin hoor je de band in hun beste doen met heerlijke progressieve rock en in "To Be Free" is het al niet anders, maar in het 38 seconde tellende "Darlin'" verrast de band me opnieuw.
De laatste song, "Miles Away", is een redelijk commerciël nummer, met weer enkele verrassingen en is een waardige afsluiter voor de LP.
Dragonfly heeft met hun gelijknamige LP een schitterende nalatenschap achter gelaten, die niet in je collectie mag ontbreken.
donderdag 8 maart 2012
Review: Diamondhead - Diamondhead
Gear Fab 2004-(GF-209)
Op zijn veertiende besloot Bob Yeazel, die in Denver, Colorado, opgroeide, gitaar te leren spelen en na in enkele lokale bandjes te hebben gespeeld, kwam hij in de West Coast Pop Art Experimental Band terecht gedurende korte tijd.
Daar ontmoette hij Ron Morgan en Jimmy Greenspoon, die later Three Dog Night zouden vormen, maar zijn tijd in deze band was eveneens kort en samen zouden ze verder gaan onder de naam Superband en Roger Bryant en Myron Pollack aantrekken, maar ondanks dat ze een single uitbrachten, was ook deze band geen lang leven beschoren.
Hierna vormde Bob de band Beast, die het prima deed, want ze toerden door de Verenigde Staten en Canada en maakten 2 LP's in de Norman Petty Studios te Clovis, New Mexico en nadat ook deze band ter ziele was gegaan, vroeg Jerry Corbetta Bob om in Sugerloaf te komen spelen en maakte hij met die band de LP Spaceship Earth.
Nadat Bob samen met Bob MacVittie uit Sugerloaf was gestapt, ging hij terug naar Denver en kocht daar de Warthog Studios, één van de eerste studio's in Denver die platen maakte.
Er stond wat oudere apparatuur, die nog prima te gebruiken was en hij had de mogelijkheid om er dag en nacht op te nemen en er werden heel wat nummers daar opgenomen, waarvan het meeste helaas verdween.
Via vrienden kreeg Bob gratis studiotijd in een professionelere studio en hij had net verscheidene songs opgenomen, die hij met de band Diamondhead live speelde.
Diamondhead bestond toen uit: Bob Yeazel - sologitaar, Peter Johnson - piano, Roger Bryant - basgitaar en Galen Pew - drums en toen laatstgenoemde de band verliet kwam Bob MacVittie over uit Los Angeles om zich bij de band te voegen en ook werd Roger Bryant vervangen door Jerry Krenzer en kwam David Williams als saxofonist / fluitist bij Diamondhead, maar ook Jerry Corbetta speelde met ze mee op enkele songs, die in de periode 1972-1973 opgenomen werden, waarbij nog aangemerkt moet worden, dat Diamondhead begin 1973 van naam veranderde in Brother Son en van beide bands staan er nummers op deze CD (9 van Diamondhead en 4 van Brother Son).
13 Nummers dus, die niet uitgebracht werden in de tijd dat ze opgenomen zijn, maar pas in 2004 in deze release van Gear Fab.
Het eerste nummer van de CD heet "When The Blues Come Walking" en is een prima progressieve rocksong, die gevolgd wordt door "In The City", waarin de band in de stijl van Three Dog Night speelt en een swingend nummer laat horen.
Daarna hoor je "Crazy Man", dat een lekker in het gehoor klinkende popsong is, waarna het commerciële, maar swingende "Let's Have Some Fun" gespeeld wordt en ook "Love In The Morning" klinkt prima en heeft een progressief karakter.
"Strange Lady" is een mix van funk en progressieve rock en "Lady Of The Night" is een schitterende popsong van bijna 6 1/2 minuut.
In "This Laid Back Life" gaat de band op de rustige toer en in het laatste nummer van Diamondhead, getiteld "This Is A Love Song" laat de band je een lekkere popsong horen.
De 4 nummers van Brother Son beginnen met "No Name Singer", dat een heerlijk swingend ritme heeft en hier en daar richting progressieve rock gaat.
Met "Poor Man" hoor je een lekkere popsong met lichte progrock invloeden, maar ook jazz invloeden ontbreken niet en het geheel klinkt me als muziek in de oren en in "My Ship Is Coming In" schakelt de band terug naar een iets rustiger tempo en is er van jazz of progrock invloeden geen sprake meer en ook in "The
One That Got Away" hoor je Brother Son gewoon lekkere pop muziek spelen, die niet echt opvallend te noemen is.
Toch moet ik zeggen dat de CD van Diamondhead / Brother Son prima te pruimen is en de nummers klinken, zoals dat in het tijdbeeld past, over het algemeen lekker en zijn zeker het beluisteren waard, maar ik mis toch een echte uitschieter.
Op zijn veertiende besloot Bob Yeazel, die in Denver, Colorado, opgroeide, gitaar te leren spelen en na in enkele lokale bandjes te hebben gespeeld, kwam hij in de West Coast Pop Art Experimental Band terecht gedurende korte tijd.
Daar ontmoette hij Ron Morgan en Jimmy Greenspoon, die later Three Dog Night zouden vormen, maar zijn tijd in deze band was eveneens kort en samen zouden ze verder gaan onder de naam Superband en Roger Bryant en Myron Pollack aantrekken, maar ondanks dat ze een single uitbrachten, was ook deze band geen lang leven beschoren.
Hierna vormde Bob de band Beast, die het prima deed, want ze toerden door de Verenigde Staten en Canada en maakten 2 LP's in de Norman Petty Studios te Clovis, New Mexico en nadat ook deze band ter ziele was gegaan, vroeg Jerry Corbetta Bob om in Sugerloaf te komen spelen en maakte hij met die band de LP Spaceship Earth.
Nadat Bob samen met Bob MacVittie uit Sugerloaf was gestapt, ging hij terug naar Denver en kocht daar de Warthog Studios, één van de eerste studio's in Denver die platen maakte.
Er stond wat oudere apparatuur, die nog prima te gebruiken was en hij had de mogelijkheid om er dag en nacht op te nemen en er werden heel wat nummers daar opgenomen, waarvan het meeste helaas verdween.
Via vrienden kreeg Bob gratis studiotijd in een professionelere studio en hij had net verscheidene songs opgenomen, die hij met de band Diamondhead live speelde.
Diamondhead bestond toen uit: Bob Yeazel - sologitaar, Peter Johnson - piano, Roger Bryant - basgitaar en Galen Pew - drums en toen laatstgenoemde de band verliet kwam Bob MacVittie over uit Los Angeles om zich bij de band te voegen en ook werd Roger Bryant vervangen door Jerry Krenzer en kwam David Williams als saxofonist / fluitist bij Diamondhead, maar ook Jerry Corbetta speelde met ze mee op enkele songs, die in de periode 1972-1973 opgenomen werden, waarbij nog aangemerkt moet worden, dat Diamondhead begin 1973 van naam veranderde in Brother Son en van beide bands staan er nummers op deze CD (9 van Diamondhead en 4 van Brother Son).
13 Nummers dus, die niet uitgebracht werden in de tijd dat ze opgenomen zijn, maar pas in 2004 in deze release van Gear Fab.
Het eerste nummer van de CD heet "When The Blues Come Walking" en is een prima progressieve rocksong, die gevolgd wordt door "In The City", waarin de band in de stijl van Three Dog Night speelt en een swingend nummer laat horen.
Daarna hoor je "Crazy Man", dat een lekker in het gehoor klinkende popsong is, waarna het commerciële, maar swingende "Let's Have Some Fun" gespeeld wordt en ook "Love In The Morning" klinkt prima en heeft een progressief karakter.
"Strange Lady" is een mix van funk en progressieve rock en "Lady Of The Night" is een schitterende popsong van bijna 6 1/2 minuut.
In "This Laid Back Life" gaat de band op de rustige toer en in het laatste nummer van Diamondhead, getiteld "This Is A Love Song" laat de band je een lekkere popsong horen.
De 4 nummers van Brother Son beginnen met "No Name Singer", dat een heerlijk swingend ritme heeft en hier en daar richting progressieve rock gaat.
Met "Poor Man" hoor je een lekkere popsong met lichte progrock invloeden, maar ook jazz invloeden ontbreken niet en het geheel klinkt me als muziek in de oren en in "My Ship Is Coming In" schakelt de band terug naar een iets rustiger tempo en is er van jazz of progrock invloeden geen sprake meer en ook in "The
One That Got Away" hoor je Brother Son gewoon lekkere pop muziek spelen, die niet echt opvallend te noemen is.
Toch moet ik zeggen dat de CD van Diamondhead / Brother Son prima te pruimen is en de nummers klinken, zoals dat in het tijdbeeld past, over het algemeen lekker en zijn zeker het beluisteren waard, maar ik mis toch een echte uitschieter.
vrijdag 2 maart 2012
Review: Jonathan & Charles - Another Week To Go
Gear Fab 2004-(GF-210)
Op een dinsdagnacht ontmoetten Jonathan en Charles ontmoetten elkaar in Roanoke, Virginia, de volgende dag zei Charles nachtbaan op, donderdags speelde het duo voor 150 jongeren en op zaterdagavond traden ze in west-Virginia op met een groep teenagers.
Vanaf die dag speelden ze op stranden, in koffiehuizen, kelder clubs en kerken, maar waar ze ook begonnen te zingen, plotseling waren er veel jongeren, die luisterden naar elk woord dat ze zongen, want dit duo had hun iets te vertellen via hun teksten en muziek, vonden de jongeren.
In 1967 namen Jonathan & Charles hun enige LP op, getiteld "Another Week To Go", die door het Inter-Varsity label werd uitgebracht en 11 songs bevatte.
Tegenwoordig is Jonathan pastoor in Christ Church te Grove Farm, Sewickly en Charles is high school leraar te Tampa, Florida.
Het openingsnummer van de CD heet "Mrs. Chisholm's Weekend" en dit is een vrolijke folksong met religieuze ondertoon, want, zoals al eigenlijk uit de hierboven geschreven tekst uit te maken was, de songs gaan min of meer allemaal over het geloof.
Ook in "Like A Lonely Street Lamp", een schitterende relie folksong, komt dit weer sterk naar voren en dat zal de rest van de CD niet veranderen.
Een song met een heel opgewekt ritme is "Songs In The Daytime" en hierbij krijg je sterk de neiging mee te gaan zingen, wat waarschijnlijk ook de bedoeling van dit duo was.
"Weary And Worn" is een serieuze vraag over het leven en dan met name over het geloof, die Jonathan & Charles stellen met deze song.
De bedoeling van het volgende nummer "What Would You Say" is net als bij "Weary And Worn" vragen bij je op te roepen en je naar het geloof te richten.
Antwoorden krijg je in "Loves You Too", dat een vrolijke song is, die gevolgd wordt door "A Pretty Good Guy", dat een mooie ballad is en op zijn beurt gevolgd wordt door "Colors And Shades", eveneens een schitterende ballad.
Dan volgt het rustige "Everything's The Same", dat een heerlijke song is om bij weg te dromen.
In "Wake Up One Morning" legt het duo uit waarom ze dit soort liedjes zingen en zo gedreven zijn deze songs uit te dragen en in de laatste song van deze CD "You Call Me A Fanatic" dragen ze de boodschap om te geloven nog eens extra uit.
De nummers, die op "Another Week To Go" staan, hebben duidelijk een boodschap, die vandaag de dag nog steeds van kracht is en dat is als je gelooft in Jezus en God en je je naar hun maatstaven gedraagt, zal het goed met je komen.
De songs klinken prachtig, ongeacht of je je iets van de teksten aantrekt en deze CD is het dan ook meer dan waard om in ieder geval beluisterd te worden.
Op een dinsdagnacht ontmoetten Jonathan en Charles ontmoetten elkaar in Roanoke, Virginia, de volgende dag zei Charles nachtbaan op, donderdags speelde het duo voor 150 jongeren en op zaterdagavond traden ze in west-Virginia op met een groep teenagers.
Vanaf die dag speelden ze op stranden, in koffiehuizen, kelder clubs en kerken, maar waar ze ook begonnen te zingen, plotseling waren er veel jongeren, die luisterden naar elk woord dat ze zongen, want dit duo had hun iets te vertellen via hun teksten en muziek, vonden de jongeren.
In 1967 namen Jonathan & Charles hun enige LP op, getiteld "Another Week To Go", die door het Inter-Varsity label werd uitgebracht en 11 songs bevatte.
Tegenwoordig is Jonathan pastoor in Christ Church te Grove Farm, Sewickly en Charles is high school leraar te Tampa, Florida.
Het openingsnummer van de CD heet "Mrs. Chisholm's Weekend" en dit is een vrolijke folksong met religieuze ondertoon, want, zoals al eigenlijk uit de hierboven geschreven tekst uit te maken was, de songs gaan min of meer allemaal over het geloof.
Ook in "Like A Lonely Street Lamp", een schitterende relie folksong, komt dit weer sterk naar voren en dat zal de rest van de CD niet veranderen.
Een song met een heel opgewekt ritme is "Songs In The Daytime" en hierbij krijg je sterk de neiging mee te gaan zingen, wat waarschijnlijk ook de bedoeling van dit duo was.
"Weary And Worn" is een serieuze vraag over het leven en dan met name over het geloof, die Jonathan & Charles stellen met deze song.
De bedoeling van het volgende nummer "What Would You Say" is net als bij "Weary And Worn" vragen bij je op te roepen en je naar het geloof te richten.
Antwoorden krijg je in "Loves You Too", dat een vrolijke song is, die gevolgd wordt door "A Pretty Good Guy", dat een mooie ballad is en op zijn beurt gevolgd wordt door "Colors And Shades", eveneens een schitterende ballad.
Dan volgt het rustige "Everything's The Same", dat een heerlijke song is om bij weg te dromen.
In "Wake Up One Morning" legt het duo uit waarom ze dit soort liedjes zingen en zo gedreven zijn deze songs uit te dragen en in de laatste song van deze CD "You Call Me A Fanatic" dragen ze de boodschap om te geloven nog eens extra uit.
De nummers, die op "Another Week To Go" staan, hebben duidelijk een boodschap, die vandaag de dag nog steeds van kracht is en dat is als je gelooft in Jezus en God en je je naar hun maatstaven gedraagt, zal het goed met je komen.
De songs klinken prachtig, ongeacht of je je iets van de teksten aantrekt en deze CD is het dan ook meer dan waard om in ieder geval beluisterd te worden.
Abonneren op:
Posts (Atom)