Gear Fab 2004-(GF-209)
Op zijn veertiende besloot Bob Yeazel, die in Denver, Colorado, opgroeide, gitaar te leren spelen en na in enkele lokale bandjes te hebben gespeeld, kwam hij in de West Coast Pop Art Experimental Band terecht gedurende korte tijd.
Daar ontmoette hij Ron Morgan en Jimmy Greenspoon, die later Three Dog Night zouden vormen, maar zijn tijd in deze band was eveneens kort en samen zouden ze verder gaan onder de naam Superband en Roger Bryant en Myron Pollack aantrekken, maar ondanks dat ze een single uitbrachten, was ook deze band geen lang leven beschoren.
Hierna vormde Bob de band Beast, die het prima deed, want ze toerden door de Verenigde Staten en Canada en maakten 2 LP's in de Norman Petty Studios te Clovis, New Mexico en nadat ook deze band ter ziele was gegaan, vroeg Jerry Corbetta Bob om in Sugerloaf te komen spelen en maakte hij met die band de LP Spaceship Earth.
Nadat Bob samen met Bob MacVittie uit Sugerloaf was gestapt, ging hij terug naar Denver en kocht daar de Warthog Studios, één van de eerste studio's in Denver die platen maakte.
Er stond wat oudere apparatuur, die nog prima te gebruiken was en hij had de mogelijkheid om er dag en nacht op te nemen en er werden heel wat nummers daar opgenomen, waarvan het meeste helaas verdween.
Via vrienden kreeg Bob gratis studiotijd in een professionelere studio en hij had net verscheidene songs opgenomen, die hij met de band Diamondhead live speelde.
Diamondhead bestond toen uit: Bob Yeazel - sologitaar, Peter Johnson - piano, Roger Bryant - basgitaar en Galen Pew - drums en toen laatstgenoemde de band verliet kwam Bob MacVittie over uit Los Angeles om zich bij de band te voegen en ook werd Roger Bryant vervangen door Jerry Krenzer en kwam David Williams als saxofonist / fluitist bij Diamondhead, maar ook Jerry Corbetta speelde met ze mee op enkele songs, die in de periode 1972-1973 opgenomen werden, waarbij nog aangemerkt moet worden, dat Diamondhead begin 1973 van naam veranderde in Brother Son en van beide bands staan er nummers op deze CD (9 van Diamondhead en 4 van Brother Son).
13 Nummers dus, die niet uitgebracht werden in de tijd dat ze opgenomen zijn, maar pas in 2004 in deze release van Gear Fab.
Het eerste nummer van de CD heet "When The Blues Come Walking" en is een prima progressieve rocksong, die gevolgd wordt door "In The City", waarin de band in de stijl van Three Dog Night speelt en een swingend nummer laat horen.
Daarna hoor je "Crazy Man", dat een lekker in het gehoor klinkende popsong is, waarna het commerciële, maar swingende "Let's Have Some Fun" gespeeld wordt en ook "Love In The Morning" klinkt prima en heeft een progressief karakter.
"Strange Lady" is een mix van funk en progressieve rock en "Lady Of The Night" is een schitterende popsong van bijna 6 1/2 minuut.
In "This Laid Back Life" gaat de band op de rustige toer en in het laatste nummer van Diamondhead, getiteld "This Is A Love Song" laat de band je een lekkere popsong horen.
De 4 nummers van Brother Son beginnen met "No Name Singer", dat een heerlijk swingend ritme heeft en hier en daar richting progressieve rock gaat.
Met "Poor Man" hoor je een lekkere popsong met lichte progrock invloeden, maar ook jazz invloeden ontbreken niet en het geheel klinkt me als muziek in de oren en in "My Ship Is Coming In" schakelt de band terug naar een iets rustiger tempo en is er van jazz of progrock invloeden geen sprake meer en ook in "The
One That Got Away" hoor je Brother Son gewoon lekkere pop muziek spelen, die niet echt opvallend te noemen is.
Toch moet ik zeggen dat de CD van Diamondhead / Brother Son prima te pruimen is en de nummers klinken, zoals dat in het tijdbeeld past, over het algemeen lekker en zijn zeker het beluisteren waard, maar ik mis toch een echte uitschieter.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten