Gear Fab 2005-(GF-214)
Ook op deze uitgave van Psychedelic States staan weer de nodige bands, waarvan slechts 1 of 2 singles verschenen zijn en deze keer staan er 27 songs op van evenzoveel bands.
De CD begint in 1967, het jaar waarin The Bare Facts uit Porthsmouth hun single "To Think", een heerlijke garagepoprock song, via het Josie label uitbrachten met "The Only Thing" als B-kant, gevolgd door "Since You've Come Back To Me", een lekker beatnummer, eveneens uit 1967, dat "Who Cares" als achterkant had en uitgebracht door The Unknown Kind uit South Amherst via het Star Track label.
The Baroque Monthly uit Columbus brachten in 1968 de schitterende single "You Are Your Only Mystery", een psychedelische popsong, geïnspireerd door The Left Bank's "Walk Away René" en The Beatles' "Eleanor Rigby", op het Ironbeat label uit en deze had "I'll Be Lonely" als B-kant.
Een band, die eerder onder de naam The Chandells platen uitbracht, was Bittervetch uit Dayton, die hun single "Bigger Fool" / "A Girl Like You", beide prima beatsongs, in 1966 via het Pixie label zag verschijnen (zie ook review Bittervetch GF-217).
In 1967 verscheen de single "She's Gonna Cry", een schitterende psychedelische garagerocksong, op het Blue Onion Label, het eigen label van The Onion Rings uit Cleveland, die dit nummer maakten, dat "I Feel Teardrops" als andere kant had.
Tom & The Tempests uit Dayton maakten de fantastische garagerocksong "It's Over Now" in 1964 voor het ALCC label, met "Play It Cool" als achterkant en The Fabulous Fish uit Cincinnati brachten in 1968 de geweldige single "Heat", een psychedelische garagerocksong met als andere kant "Scratch My Egg", via het Jewel label uit, terwijl in 1966 de single "It Could Be Bad", een heerlijke garagepoprocksong van The King's English uit Dayton verscheen via het Prism label dat "Toys In Her Attic" als andere kant had staan.
The Checkmates kwamen uit Cincinnati en maakten in 1967 voor het Injoy Life label de single "Take Away", een lekkere popsong met "Get It While You Can" als achterkant en een jaar later, in 1968 dus, verscheen "The Third Side Of Life", een te gekke swingende popsong van The Blues Invention uit Hamilton, dat "Mystery Man" als B-kant had, via het Great Scott label.
Het Togy label bracht in 1966 de single "Don't Tell Me" / "I Need Your Love", een goede popsong van de uit Marion afkomstige band The Last Times uit.
Progressief en psychedelisch is de song "Freaky Girl" uit 1968 van Spontaneous Combustion, die via het Philips label verscheen.
"Don't Look Now" van Them uit Cicinnati, verscheen in eind 1964 op het King label en deze garagerocksong klinkt prima en had "A Girl Like You" als B-kant.
Jimmy & The Strangers uit Dayton maakten "Walk On", een heerlijke bluesy garagerocksong met slepend ritme in 1967 samen met "Dream More Of You" op het Wildwood label uit.
Uit Youngstown kwamen Tony Church & The Crusade, die in 1968 de single "Love Trip" / "Can You Picture Yourself" een prima poprocksong via het Tammy label zagen verschijnen en in dat zelfde jaar bracht de uit Niles/Ravenna afkomstige band The Diamond Rings hun single "All I Really Wanna Do", een Byrds cover met als achterkant "Which End Is Up", een heerlijke poprocksong met prima samenzang, via het Eastwood label uit.
In 1966 maakten The Cliches uit Canton een single voor het Wes Mar label, getiteld "Why, Why, Why" / "Save It For Me", dat een rustige popsong is, terwijl The Panicks uit Brecksville en Boston Heights dat jaar hun single "Work" / "Treat Me Right", een stevige poprocksong via het Dupree label uit brachten (zie review Panicks GF-236).
Het Giant label bracht in 1967 de single "I Want More (Lovin')" / "Hay Girl", een snelle garagerocksong, uit van The Chylds uit Canton.
Operations uit Cincanneti maakte in 1968 de single "The Ever Gentle Presence (Of Your Love)" / "Reincarnation", een geweldige garagerocksong voor het Change label.
Me & The Guys uit Wooster namen de nummers "I Can Take It" en "Why Can't You Be True", een prima garagerocksong in 2 dagen bij de Cleveland Recording Company op en brachten deze songs in 1966 via het Pla Me label uit.
In 1965 verscheen op het Magic label de single "Please Say", een goede garagerocksong met als andere kant "Everytime I Close My Eyes" van Johnny's Uncalled Four, die uit Columbiana en Salem kwamen.
Eind 1965 bracht het Vox label de single "The Chase" / "I Need Time", een mooie rustige popsong, uit van The Runabouts uit Cincinnati.
The Triumphs uit Ashtabula werden al in in 1964 opgericht en brachten in 1969 via het Genuine label de nummers "The Walk" en "People Try My Mind", een goede popsong als single uit.
The Dantes kwamen uit Worthington en zij maakten in totaal 3 singles, waarvan "Can't Get Enough Of Your Love", dat het schitterende instrumentale garagerock nummer "80-96" als achterkant had, er één was en deze werd via het Jamie label uitgebracht.
Uit Hamilton kwamen The Tempters, die in 1966 de single "I Will Go" / "It's Been A Long Time", een rustige poprocksong, via het Link label uitbrachten en The Endless uit Sprinfield bracht in dat zelfde jaar via het Cardinal label hun single "Tomorrow's Song" / "Prevailing Darkness", een psychedelische garagerocksong uit.
Met deze laatstgenoemde band wordt Psychedelic States - Ohio In The 60s Vol. 2 afgesloten en na beluistering kan je maar tot één conclusie komen.
Dat is dat deze geweldige CD niet mag ontbreken in je collectie en als één van de beste in de serie Psychedelic States kan worden beschouwd.
vrijdag 27 januari 2012
vrijdag 20 januari 2012
Review: Majic Ship - Majic Ship + Majic Ship - The Complete Authorized Recordings
Gear Fab 2005-(GF-215)+ Gear Fab 1997-(GF-107)
Één van de eerste uitgaven van het Gear Fab label was de CD "The Complete Authorized Recordings"van Majic Ship uit New York City.
Daarna startte de samenwerking tussen Roger Maglio, eigenaar van Gear Fab en Tom Nikosey, de oorspronkelijke gitarist van Majic Ship, maar tegenwoordig eenerg succesvolle graficus in Los Angeles, die de lay-out voor het boekje over Majic Ship deed.
Naar aanleiding daarvan vroeg Roger hem om de lay-out te doen voor zijn verdere CD releases, waar Tom positief op reageerde.
Maar dat terzijde, want het gaat hier tenslotte over the Majic Ship, waarvan de eerste leventekens in feite in 1964 begonnen, toen een stel school vrienden The Beatles hadden zien optreden in de Ed Sullivan Show.
De volgende ochtend besloten de 13 jarige Tom Nikosey en Ray Rifice samen een band te beginnen en nadat er nog enkele vrienden opgetrommeld waren, vormden ze de band The Primitives, die in eerste instantie instrumentale nummers coverden, maar al snel in de gaten hadden, dat ze behoefte aan een zanger hadden.
Nadat ze die gevonden hadden tijdens het lokale kerk dansfestijn, waar elke vrijdagavond bands optraden, begonnen ze nummers van Britse bands te oefenen en toen er nieuwe bands voor de vrijdagavonden gevraagd werden, gaven ze zich daarvoor op.
The Primitives bestonden toen uit: Tom Nikosey - sologitaar, Ray Rifice - sologitaar, Rob Buckman - drums, John Kharouf - basgitaar en Mike Garrigan - zang.
In september 1965 kregen ze hun eerste optreden op het St.Anselm's dansfestijn en daarna speelden ze gedurende dat jaar regelmatig in eigen omgeving.
Toen ze in 1966 hun eerste eigen song "On The Edge" geschreven hadden, besloten ze die samen met "Mustang Sally" voor $65 als demo op te nemen in de Sanders Recording Studio te Manhattan.
Kort daarop besloot John Kharouf de band te verlaten en hij werd vervangen door Gus Riozzi, die nummers van the Yardbirds, Cream en Them introduceerde en met zijn komst veranderde ook de bandnaam en gingen ze verder als The New Primitives.
Datzelfde jaar kwam ook keyboards speler Jeff Bilotta bij de band en nadat in 1968 Ray Rifice de groep verliet om in Florida te gaan studeren, werd de 50 jarige ex-zanger Johnny Mann hun manager en Philip Polimeni hun nieuwe sologitarist.
Door toedoen van hun manager veranderde de band opnieuw van naam, deze keer in ze Majic Ship en
kregen ze een platencontract, waarna de single "Night Time Music" in december 1968 hun debuut werd.
Hun volgende single "Hummin'" belandde overal in de USA in de hitparades en haalde als hoogste notering de tweede plaats.
Na nog twee singles opgenomen te hebben, verliet Jeff Bilotta in de zomer van 1969 de band en ging de rest als vijfmansformatie verder, die besloten dat het tijd werd om een LP uit te brengen en dat resulteerde in de LP "Majic Ship", waar 9 eigen composities en een cover op kwamen te staan.
Om nieuwe nummers te schrijven en te oefenen voor de opvolger van deze LP, huurde de band een appartement op de bovenste etage van een pand in Staten Island, New York, maar helaas voor Majic Ship ging in januari 1971 alles in vlammen op, waarbij voor duizenden dollars aan apparatuur verloren ging, waarvoor de band niet verzekerd was en dat betekende het einde van Majic Ship.
Wat overgebleven is, zijn 4 singles, 1 demo plus 1 LP, die allemaal op "The Complete Authorized Recordings" uit 1997 staan, waarna de LP afzonderlijk opnieuw als "Majic Ship" verscheen in 2005.
De CD begint met een stukje interview en dan hoor je hun debuutsingle "Night Time Music", een rustige popsong, die gevolgd wordt door weer een deel van het interview en de demo van "Mustang Sally", een zwakke uitvoering van deze soul song, waarna het interview weer verder gaat en je de demo van "On The Edge" hoort, een lekkere popsong.
Ook voor de song "Hummin", een prima soulsong, krijg je nog een stuk interview te horen, maar bij "It's Over", een mooie popsong met prima blazerspartijen, is dat niet meer het geval.
"Green Plant" is een prima popsong, die al een beetje progressiever dan de vorige songs klinkt.
Nu krijg je nogmaals een deel van het interview te horen, voordat de band de Bee-Gees song "To Love Somebody" op schitterende wijze speelt, waarna je de single uitvoering van "On The Edge" hoort en deze is door toevoeging van een orkest een stuk voller geworden, maar ik vond de kale versie spontaner klinken.
Ook in "And When It's Over" zit de orkest begeleiding en dit is gewoon een lekker stuk popmuziek.
"Sioux City Blues" is het eerste nummer van de LP, die ook een deel interview bevat, voor het nummer gestart wordt en hierin hoor je meteen het verschil met de voorgaande songs, want het klinkt meteen al een stuk progressiever.
Psychedelische pop hoor je in "Wednesday Morning Dew", een schitterende song in een vrij rustig tempo gespeeld en gevolgd door "Life's Lonely Road", een progressieve rocksong, waarna het interview de muziek weer onderbreekt voordat je de prachtige popsong "We Gotta Live On", met schitterende close harmony hoort.
Eeen erg rustige popsong is "Where Are We Going", maar in "Free" speelt de band weer lekkere progressieve rock.
Dan volgt de Neil Young cover "Down By The River / For What It's Worth", die vooraf gegaan wordt door alweer een stuk van het interview en Majic Ship speelt in dit geweldige bijna 11 minuten durende nummer de sterren van de hemel.
"Nightmare" is een goede popsong, die gevolgd wordt door het interview en "Too Much" een progressieve popsong, waarna de band de LP afsluit met het fantastisch swingende progressieve "Cosmo's Theme", dat geheel instrumentaal is.
In 1997 maakte Majic Ship een comeback en nam het nummer "Blow Me Away" op, dat lekker swingend klinkt en aangepast is aan de tijd.
De nummers van de LP zijn zonder de interviews ook afzonderlijk op CD te beluisteren in de uitgave, getiteld Majic Ship (GF-215) en persoonlijk vind ik die daarom lekkerder klinken, maar de CD "The Complete Authorized Recordings" is ook niet te versmaden en daarom kan ik beide van harte aanbevelen.
Één van de eerste uitgaven van het Gear Fab label was de CD "The Complete Authorized Recordings"van Majic Ship uit New York City.
Daarna startte de samenwerking tussen Roger Maglio, eigenaar van Gear Fab en Tom Nikosey, de oorspronkelijke gitarist van Majic Ship, maar tegenwoordig eenerg succesvolle graficus in Los Angeles, die de lay-out voor het boekje over Majic Ship deed.
Naar aanleiding daarvan vroeg Roger hem om de lay-out te doen voor zijn verdere CD releases, waar Tom positief op reageerde.
Maar dat terzijde, want het gaat hier tenslotte over the Majic Ship, waarvan de eerste leventekens in feite in 1964 begonnen, toen een stel school vrienden The Beatles hadden zien optreden in de Ed Sullivan Show.
De volgende ochtend besloten de 13 jarige Tom Nikosey en Ray Rifice samen een band te beginnen en nadat er nog enkele vrienden opgetrommeld waren, vormden ze de band The Primitives, die in eerste instantie instrumentale nummers coverden, maar al snel in de gaten hadden, dat ze behoefte aan een zanger hadden.
Nadat ze die gevonden hadden tijdens het lokale kerk dansfestijn, waar elke vrijdagavond bands optraden, begonnen ze nummers van Britse bands te oefenen en toen er nieuwe bands voor de vrijdagavonden gevraagd werden, gaven ze zich daarvoor op.
The Primitives bestonden toen uit: Tom Nikosey - sologitaar, Ray Rifice - sologitaar, Rob Buckman - drums, John Kharouf - basgitaar en Mike Garrigan - zang.
In september 1965 kregen ze hun eerste optreden op het St.Anselm's dansfestijn en daarna speelden ze gedurende dat jaar regelmatig in eigen omgeving.
Toen ze in 1966 hun eerste eigen song "On The Edge" geschreven hadden, besloten ze die samen met "Mustang Sally" voor $65 als demo op te nemen in de Sanders Recording Studio te Manhattan.
Kort daarop besloot John Kharouf de band te verlaten en hij werd vervangen door Gus Riozzi, die nummers van the Yardbirds, Cream en Them introduceerde en met zijn komst veranderde ook de bandnaam en gingen ze verder als The New Primitives.
Datzelfde jaar kwam ook keyboards speler Jeff Bilotta bij de band en nadat in 1968 Ray Rifice de groep verliet om in Florida te gaan studeren, werd de 50 jarige ex-zanger Johnny Mann hun manager en Philip Polimeni hun nieuwe sologitarist.
Door toedoen van hun manager veranderde de band opnieuw van naam, deze keer in ze Majic Ship en
kregen ze een platencontract, waarna de single "Night Time Music" in december 1968 hun debuut werd.
Hun volgende single "Hummin'" belandde overal in de USA in de hitparades en haalde als hoogste notering de tweede plaats.
Na nog twee singles opgenomen te hebben, verliet Jeff Bilotta in de zomer van 1969 de band en ging de rest als vijfmansformatie verder, die besloten dat het tijd werd om een LP uit te brengen en dat resulteerde in de LP "Majic Ship", waar 9 eigen composities en een cover op kwamen te staan.
Om nieuwe nummers te schrijven en te oefenen voor de opvolger van deze LP, huurde de band een appartement op de bovenste etage van een pand in Staten Island, New York, maar helaas voor Majic Ship ging in januari 1971 alles in vlammen op, waarbij voor duizenden dollars aan apparatuur verloren ging, waarvoor de band niet verzekerd was en dat betekende het einde van Majic Ship.
Wat overgebleven is, zijn 4 singles, 1 demo plus 1 LP, die allemaal op "The Complete Authorized Recordings" uit 1997 staan, waarna de LP afzonderlijk opnieuw als "Majic Ship" verscheen in 2005.
De CD begint met een stukje interview en dan hoor je hun debuutsingle "Night Time Music", een rustige popsong, die gevolgd wordt door weer een deel van het interview en de demo van "Mustang Sally", een zwakke uitvoering van deze soul song, waarna het interview weer verder gaat en je de demo van "On The Edge" hoort, een lekkere popsong.
Ook voor de song "Hummin", een prima soulsong, krijg je nog een stuk interview te horen, maar bij "It's Over", een mooie popsong met prima blazerspartijen, is dat niet meer het geval.
"Green Plant" is een prima popsong, die al een beetje progressiever dan de vorige songs klinkt.
Nu krijg je nogmaals een deel van het interview te horen, voordat de band de Bee-Gees song "To Love Somebody" op schitterende wijze speelt, waarna je de single uitvoering van "On The Edge" hoort en deze is door toevoeging van een orkest een stuk voller geworden, maar ik vond de kale versie spontaner klinken.
Ook in "And When It's Over" zit de orkest begeleiding en dit is gewoon een lekker stuk popmuziek.
"Sioux City Blues" is het eerste nummer van de LP, die ook een deel interview bevat, voor het nummer gestart wordt en hierin hoor je meteen het verschil met de voorgaande songs, want het klinkt meteen al een stuk progressiever.
Psychedelische pop hoor je in "Wednesday Morning Dew", een schitterende song in een vrij rustig tempo gespeeld en gevolgd door "Life's Lonely Road", een progressieve rocksong, waarna het interview de muziek weer onderbreekt voordat je de prachtige popsong "We Gotta Live On", met schitterende close harmony hoort.
Eeen erg rustige popsong is "Where Are We Going", maar in "Free" speelt de band weer lekkere progressieve rock.
Dan volgt de Neil Young cover "Down By The River / For What It's Worth", die vooraf gegaan wordt door alweer een stuk van het interview en Majic Ship speelt in dit geweldige bijna 11 minuten durende nummer de sterren van de hemel.
"Nightmare" is een goede popsong, die gevolgd wordt door het interview en "Too Much" een progressieve popsong, waarna de band de LP afsluit met het fantastisch swingende progressieve "Cosmo's Theme", dat geheel instrumentaal is.
In 1997 maakte Majic Ship een comeback en nam het nummer "Blow Me Away" op, dat lekker swingend klinkt en aangepast is aan de tijd.
De nummers van de LP zijn zonder de interviews ook afzonderlijk op CD te beluisteren in de uitgave, getiteld Majic Ship (GF-215) en persoonlijk vind ik die daarom lekkerder klinken, maar de CD "The Complete Authorized Recordings" is ook niet te versmaden en daarom kan ik beide van harte aanbevelen.
vrijdag 13 januari 2012
Review: Shag - Shag
Gear Fab 2005-(GF-216)
Shag werd halverwege de jaren 60 opgericht in Milwauki, Wisconsin door Green Greenwald - alt en sopraan dwarsfluit, saxofoon, drums, percussie, piano en zang, Don Luther - basgitaar, zang en percussie en Michael Lamers - slaggitaar, drums, harp, zang, gongs, percussie en fluiten.
Na eerst enkele bezettingswisselingen te hebben ondergaan, werd uiteindelijk Gordon Elliott hun zanger en sologitarist, die ook mondharmonica en conga speelde.
De band verhuisde in 1968 naar een ranch in Nicasio, California, dat in de buurt van San Francisco ligt, waar ze hun eigen studio bouwden en ook maakten ze daar hun nummers, die ze tijdens optredens wilden gaan spelen.
De studio werd druk bezocht door een hoop lokale artiesten, die daar regelmatig jams deden.
Hun debuut optreden aan de west kust was als voorprogramma van Jefferson Airplane bij Speedway Meadows in Golden Gate Park.
Daarna deden ze optredens bij The Old Fillmore, Fillmore West, The Matrix, The Family Dog in de streek van de baai, maar ook in Los Angeles in clubs als The Wiskey en Topanga Corral.
De fans uit L.A. vonden hun act schitterend, want de bandleden verkleedden zich, beschilderden hun gezichten, gebruikten rookmachines, hadden organische podium bommen, deden jams, maakten een soort theater van hun optredens en speelden vanaf hun begin periode eigen nummers.
Zeven van die nummers staan op hun LP Shag uit 1969, die in de Pacific High Recording Studio te San Francisco opgenomen werd.
De eerste van die zeven heet "Gypsies In The Forest", een geweldige up-tempo progrocksong, waarin een hoofdrol voor de dwarsfluit is weggelegd.
Vervolgens hoor je "Mad Hatter", een vrij rauwe progrocksong, die gevolgd wordt door "Riddle", eveneens een prima progrocksong.
Daarna krijg je "Anyone's Song" voorgeschoteld, waarin de band iets rustiger speelt en meer naar de pop neigt, maar nog steeds dat up-tempo er in houdt.
Dan volgen er twee langere nummers, waarvan "Cold Duck Wino" de eerste is en in deze progrocksong hoor je dat de band ook een prima samenzang heeft en in dit nummer is de leidende funktie voor de sologitaar.
Het ander lange nummer , getiteld "Lavendar Tab, Ooh Dilly Dilly" is nu aan de beurt en dit is ongetwijfeld het beste nummer van de CD.
Deze progrocksong heeft een redelijk rustig tempo en de band weet met verschillende tempo wisselingen, dit nummer extra spannend te maken.
Het laatste nummer van de CD heet "Lovely Lady", een soort ballad, maar dan één met progrock invloed en deze klinkt net als de rest van de songs prima.
Aan het eind van de CD "Shag" kan je maar één conclusie trekken en dat is dat dit een geweldig stuk muziek, dat slechts een half uur duurt, het enige minpuntje trouwens, het aanschaffen meer dan waard is.
Shag werd halverwege de jaren 60 opgericht in Milwauki, Wisconsin door Green Greenwald - alt en sopraan dwarsfluit, saxofoon, drums, percussie, piano en zang, Don Luther - basgitaar, zang en percussie en Michael Lamers - slaggitaar, drums, harp, zang, gongs, percussie en fluiten.
Na eerst enkele bezettingswisselingen te hebben ondergaan, werd uiteindelijk Gordon Elliott hun zanger en sologitarist, die ook mondharmonica en conga speelde.
De band verhuisde in 1968 naar een ranch in Nicasio, California, dat in de buurt van San Francisco ligt, waar ze hun eigen studio bouwden en ook maakten ze daar hun nummers, die ze tijdens optredens wilden gaan spelen.
De studio werd druk bezocht door een hoop lokale artiesten, die daar regelmatig jams deden.
Hun debuut optreden aan de west kust was als voorprogramma van Jefferson Airplane bij Speedway Meadows in Golden Gate Park.
Daarna deden ze optredens bij The Old Fillmore, Fillmore West, The Matrix, The Family Dog in de streek van de baai, maar ook in Los Angeles in clubs als The Wiskey en Topanga Corral.
De fans uit L.A. vonden hun act schitterend, want de bandleden verkleedden zich, beschilderden hun gezichten, gebruikten rookmachines, hadden organische podium bommen, deden jams, maakten een soort theater van hun optredens en speelden vanaf hun begin periode eigen nummers.
Zeven van die nummers staan op hun LP Shag uit 1969, die in de Pacific High Recording Studio te San Francisco opgenomen werd.
De eerste van die zeven heet "Gypsies In The Forest", een geweldige up-tempo progrocksong, waarin een hoofdrol voor de dwarsfluit is weggelegd.
Vervolgens hoor je "Mad Hatter", een vrij rauwe progrocksong, die gevolgd wordt door "Riddle", eveneens een prima progrocksong.
Daarna krijg je "Anyone's Song" voorgeschoteld, waarin de band iets rustiger speelt en meer naar de pop neigt, maar nog steeds dat up-tempo er in houdt.
Dan volgen er twee langere nummers, waarvan "Cold Duck Wino" de eerste is en in deze progrocksong hoor je dat de band ook een prima samenzang heeft en in dit nummer is de leidende funktie voor de sologitaar.
Het ander lange nummer , getiteld "Lavendar Tab, Ooh Dilly Dilly" is nu aan de beurt en dit is ongetwijfeld het beste nummer van de CD.
Deze progrocksong heeft een redelijk rustig tempo en de band weet met verschillende tempo wisselingen, dit nummer extra spannend te maken.
Het laatste nummer van de CD heet "Lovely Lady", een soort ballad, maar dan één met progrock invloed en deze klinkt net als de rest van de songs prima.
Aan het eind van de CD "Shag" kan je maar één conclusie trekken en dat is dat dit een geweldig stuk muziek, dat slechts een half uur duurt, het enige minpuntje trouwens, het aanschaffen meer dan waard is.
donderdag 5 januari 2012
Review: Bittervetch - Masters & Demos Chapter One
Gear Fab 2005-(GF-217)
Nadat Rob Hegel The Beatles in de Ed Sullivan show had zien optreden op 9 februari 1964, wist hij het zeker; hij wilde ook in een band spelen.
Hij vroeg zijn vrienden Mike Reed en Tim Daum, die bij hem in de klas op high school zaten en die in de band The Duprees hadden gespeeld, of hij in hun nieuwe band mocht komen spelen en dat was goed.
De band, die ze The Chandells noemden, bestond toen uit: Graig Carlson - slaggitaar, Geoff Hearsum - basgitaar, Dale Graham - zang, Rob Hegel - bongo's en orgel en Tim Daum - sologitaar en Mike Reed - drums.
Binnen 6 maanden waren ze de meest gevraagde band in het zuiden van Ohio, speelden ze in alle grote plaatsen en hadden in Greenville zelfs politie escorte nodig om langs hun uitzinnige fans te komen.
Tegen de tijd dat ze senioren waren op high school, was hun populariteit zo gestegen, dat de nr.1 discjockey van Dayton, Bob Holiday, hen de beste van de 800 bands, die de streek rijk was, noemde.
Maar dat had ook een keerzijde, want de band werd regelmatig uitgedaagd om mee te doen aan band battles en raakte dat beu.
Daarom was het tijd voor verandering en dat kwam er, omdat ze hadden besloten de bandnaam te veranderen en deze werd tijdens hun uitverkochte concert in de Centerville's Town Hall begin 1966 bekend gemaakt en gingen ze verder onder de naam Bittervetch.
Dat jaar werd ook hun enige single uitgebracht en ging de band 23 juli uit elkaar, doordat elk van hen een andere studierichting op ging en de bandleden in verschillende plaatsen in het land terecht kwamen.
De nalatenschap van de band bestaat uit 16 door Rob geschreven songs, die op deze CD aangevuld zijn met enkele solosongs van Rob, plus een opname van Me And The Other Guys, waarin Rob piano speelt.
De CD start met "I Wanna Love You", een heerlijke popsong in de stijl van de Britse beatbands en de eerste song ooit die Rob schreef, die hij maakte nadat hij verliefd was geworden tijdens high school en deze kreeg een vervolg in de song "Since You've Gone", waarin Rob zingt dat hij bang was een gebroken hart op te lopen, eveneens een lekkere popsong.
Vervolgens het schitterende "I Don't Care", waarin de band laat horen erg goed naar The Beatles te hebben geluisterd en "I've Told You", een popsong met een fuzz gitaar in de stijl van het Yardbirds nummer "Heart Full Of Soul".
Daarna "I'll Follow You" een prima popsong, die in up-tempo gespeeld wordt, die gevolgd wordt door een goede popsong getiteld "I Don't Know".
Dan volgt "Laughing At You", een mindere song, waarin het ritme niet helemaal lekker klinkt en de band gebruik heeft gemaakt van het ritme van het nummer "It's All Over Now" van de Rolling Stones uitvoering.
De enige song, die alleen door Dale Graham gezongen wordt heet "Why?" en ook dit is een goede korte popsong.
"Who Are You?" is een vrij rustige song, waar ik de zang een beetje mager vind klinken, maar in de surfsong "Keep Surfin'" klinkt die al weer een stuk beter.
In de volgende 4 songs hoor je de demo's, die Rob voor Bittervetch schreef, maar die de band niet op zou nemen en de eerste daarvan heet " Without You" en daarop hoor je alleen zang en orgel.
"Let You Be" is een aardige song, maar helaas is de zang niet erg goed opgenomen en "I'm In Love With You" is al beter, maar de geluidskwaliteit is nog steeds niet optimaal, net als in "A Girl Like You", dat de basis vormde voor de uitvoering van de B-kant van hun single.
In mei 1966 verscheen hun single, waarvan "A Girl Like You" de B-kant was en dit is een schitterende popsong in Britse beat stijl, waarvan de A-kant "Bigger Fool" naar mijn mening minder goed is, maar evengoed een lekkere popsong is.
Nadat Bittervetch uit elkaar was gegaan, maakte Rob met de band Me And The Other Guys een cover van dit Chandells nummer en die klinkt niet verkeerd.
Een stuk beter is de song "When You Wake Up In The Morning", dat Rob de dag na het uiteen vallen van Bittervetch schreef en door Me And The Other Guys in 1967 als B-kant van hun single werd gebruikt.
De demo uitvoering van dit nummer hoor je hier meteen achter aan en die wordt een stuk rustiger gespeeld en klinkt schitterend.
Rob trad in 1968 regelmatig met zijn gitaar in koffie huizen en bars op rond de universiteit van Cincinnati en dit was één van de songs, die hij daar speelde.
In de winter van 1968 maakte hij "I Really Like You" een song in de stijl van John Sebastian van The Lovin' Spoonful, dat geweldig klinkt.
"Masters & Demos Chapter One" is een prima CD, die wat mindere nummers kent, maar de liefhebber van 60's muziek toch aangenaam zal verrassen.
Nadat Rob Hegel The Beatles in de Ed Sullivan show had zien optreden op 9 februari 1964, wist hij het zeker; hij wilde ook in een band spelen.
Hij vroeg zijn vrienden Mike Reed en Tim Daum, die bij hem in de klas op high school zaten en die in de band The Duprees hadden gespeeld, of hij in hun nieuwe band mocht komen spelen en dat was goed.
De band, die ze The Chandells noemden, bestond toen uit: Graig Carlson - slaggitaar, Geoff Hearsum - basgitaar, Dale Graham - zang, Rob Hegel - bongo's en orgel en Tim Daum - sologitaar en Mike Reed - drums.
Binnen 6 maanden waren ze de meest gevraagde band in het zuiden van Ohio, speelden ze in alle grote plaatsen en hadden in Greenville zelfs politie escorte nodig om langs hun uitzinnige fans te komen.
Tegen de tijd dat ze senioren waren op high school, was hun populariteit zo gestegen, dat de nr.1 discjockey van Dayton, Bob Holiday, hen de beste van de 800 bands, die de streek rijk was, noemde.
Maar dat had ook een keerzijde, want de band werd regelmatig uitgedaagd om mee te doen aan band battles en raakte dat beu.
Daarom was het tijd voor verandering en dat kwam er, omdat ze hadden besloten de bandnaam te veranderen en deze werd tijdens hun uitverkochte concert in de Centerville's Town Hall begin 1966 bekend gemaakt en gingen ze verder onder de naam Bittervetch.
Dat jaar werd ook hun enige single uitgebracht en ging de band 23 juli uit elkaar, doordat elk van hen een andere studierichting op ging en de bandleden in verschillende plaatsen in het land terecht kwamen.
De nalatenschap van de band bestaat uit 16 door Rob geschreven songs, die op deze CD aangevuld zijn met enkele solosongs van Rob, plus een opname van Me And The Other Guys, waarin Rob piano speelt.
De CD start met "I Wanna Love You", een heerlijke popsong in de stijl van de Britse beatbands en de eerste song ooit die Rob schreef, die hij maakte nadat hij verliefd was geworden tijdens high school en deze kreeg een vervolg in de song "Since You've Gone", waarin Rob zingt dat hij bang was een gebroken hart op te lopen, eveneens een lekkere popsong.
Vervolgens het schitterende "I Don't Care", waarin de band laat horen erg goed naar The Beatles te hebben geluisterd en "I've Told You", een popsong met een fuzz gitaar in de stijl van het Yardbirds nummer "Heart Full Of Soul".
Daarna "I'll Follow You" een prima popsong, die in up-tempo gespeeld wordt, die gevolgd wordt door een goede popsong getiteld "I Don't Know".
Dan volgt "Laughing At You", een mindere song, waarin het ritme niet helemaal lekker klinkt en de band gebruik heeft gemaakt van het ritme van het nummer "It's All Over Now" van de Rolling Stones uitvoering.
De enige song, die alleen door Dale Graham gezongen wordt heet "Why?" en ook dit is een goede korte popsong.
"Who Are You?" is een vrij rustige song, waar ik de zang een beetje mager vind klinken, maar in de surfsong "Keep Surfin'" klinkt die al weer een stuk beter.
In de volgende 4 songs hoor je de demo's, die Rob voor Bittervetch schreef, maar die de band niet op zou nemen en de eerste daarvan heet " Without You" en daarop hoor je alleen zang en orgel.
"Let You Be" is een aardige song, maar helaas is de zang niet erg goed opgenomen en "I'm In Love With You" is al beter, maar de geluidskwaliteit is nog steeds niet optimaal, net als in "A Girl Like You", dat de basis vormde voor de uitvoering van de B-kant van hun single.
In mei 1966 verscheen hun single, waarvan "A Girl Like You" de B-kant was en dit is een schitterende popsong in Britse beat stijl, waarvan de A-kant "Bigger Fool" naar mijn mening minder goed is, maar evengoed een lekkere popsong is.
Nadat Bittervetch uit elkaar was gegaan, maakte Rob met de band Me And The Other Guys een cover van dit Chandells nummer en die klinkt niet verkeerd.
Een stuk beter is de song "When You Wake Up In The Morning", dat Rob de dag na het uiteen vallen van Bittervetch schreef en door Me And The Other Guys in 1967 als B-kant van hun single werd gebruikt.
De demo uitvoering van dit nummer hoor je hier meteen achter aan en die wordt een stuk rustiger gespeeld en klinkt schitterend.
Rob trad in 1968 regelmatig met zijn gitaar in koffie huizen en bars op rond de universiteit van Cincinnati en dit was één van de songs, die hij daar speelde.
In de winter van 1968 maakte hij "I Really Like You" een song in de stijl van John Sebastian van The Lovin' Spoonful, dat geweldig klinkt.
"Masters & Demos Chapter One" is een prima CD, die wat mindere nummers kent, maar de liefhebber van 60's muziek toch aangenaam zal verrassen.
Abonneren op:
Posts (Atom)