Gear Fab 1998-(GF-105)
In 1969 verscheen het politiek getinte album "Street Suite" van de uit St. Louis afkomstige band Touch, dat in 1998 opnieuw is uitgebracht, aangevuld met 2 singles, die op het Cinema label verschenen plus 3 onuitgebrachte songs en 2 nummers van de groep The Essence.
Touch werd in 1967 opgericht door de broers Raymond - sologitaar, mondharmonica en zang en Jerry Schulte - basgitaar en dit duo werd aangevuld door Paulette Butts - zang en tamboerijn en Ovid Bilderback - drums.
In deze bezetting werd de LP "Street Suite" opgenomen, maar kort na de opnamen stapte Paulette uit de band, om zich bij een commune te voegen en werd vervangen door Chuck Sabatino, die vanaf dat moment de zang voor zijn rekening nam.
Kort na het vertrek van Paulette verliet ook Ovid de band om plaats te maken voor Tom Rothy.
De band maakte 2 singles voor er opnieuw een bezettingswisseling zou plaats vinden, die de uiteindelijke formatie zou vormen voor de laatste opnamen van de band en deze keer waren het Tom Rothy, die de band verliet om te worden vervangen door Eric Salas en Chuck Sabatino, die werd opgevolgd door Royal, terwijl ook David Surkamp zich als extra sologitarist bij de band voegde.
Dit vijftal nam 3 songs op, die nu voor het eerst via deze CD te beluisteren zijn, maar daarna viel Touch definitief uit elkaar.
Raymond en Royal speelden in 1998 nog steeds samen in de band The Essence, waarvan er dus 2 nummers op deze CD terecht zijn gekomen.
De CD begint met de B-kant van de eerste single van de band; het alom bekende "Stormy Monday Blues", dat klinkt zoals een blues moet klinken: traag en rauw.
Hierna volgt "Round Trip", dat op de A-kant van de single staat en hierin speelt de band een progressieve bluessong, die in uptempo uitgevoerd wordt.
Daarna is het tijd voor de tweede single, waarvan "Day To Day Man" de A-kant is en ook nu speelt de band een heerlijke bluessong, die rustig begint, maar over gaat in een song met een gemiddeld ritme en dit nummer swingt als een trein.
Vervolgens laat de band op de andere kant hun versie van "Light My Fire" (The Doors) horen en deze klinkt schitterend, doordat de band een eigen draai aan dit nummer weet te geven, zonder het origineel geweld aan te doen.
De volgende drie songs werden niet eerder uitgebracht en de eerste daarvan heet "Lady Of The Universe", dat een fantastische song is, die rustig, melodisch en met wisselende ritmes gespeeld wordt.
"The Magic Inside You" klinkt net als de vorige song; zeer verfrissend met een sterk wisselend ritme en een mengeling van folk en country, terwijl "Rainbow" een prima cover van dit nummer is en me enigszins aan de muziek van Jefferson Airplane uit de tijd van "Volunteers" doet denken: rauwe zang, stevige gitaren en een psychedelische ondertoon.
Het eerste nummer van de "Street Suite" LP heet "Happy Face" en is een 45 seconden durend stukje country, dat over gaat in "Beginnings", een stevig kort instrumentaal blues nummer van 49 seconden, dat vervolgd wordt in "Get A Gun", waarin de muziekstijl opnieuw verandert en hierin brengt de band een
schitterende progressieve rock song ten gehore, die qua tekst zeer politiek getint is.
Daarna volgt "Catfish", een geweldig gespeelde progressieve blues, dat ook op het repertoire van Rory Gallagher's band Taste stond en gevolgd wordt door het swingende "Gotta Keep Travellin' On", waarin de band een zeer opgewekt nummer in de stijl van Country Joe & The Fish speelt.
In "Let's Keep The Children On The Street" laat de band weer een zeer politiek getinte song horen, die rustig begint, maar over gaat in een iets steviger tempo en in deze schitterende song lijkt de band erg beïnvloed te zijn door de muziek van Jefferson Airplane, terwijl ook de zang van Paulette Butts veel weg heeft van die van Grace Slick.
Dan speelt de band opnieuw een heerlijke rustige vrij progressieve blues, getiteld "Motor City's Burning", waarna "Gettin' Off" volgt, waarin Touch een uitstekende swingende bluesrock song speelt en prima van gitaar en mondharmonica gebruik maakt, terwijl ook een drumsolo ten gehore gebracht wordt en dit is tevens het laatste nummer van de "Street Suite" LP.
De twee laatste songs van de CD komen van The Essence en passen in het geheel niet bij de rest van de nummers.
In "Melt Away" is geprobeerd het jaren 60 geluid terug te halen, door de sitar te gebruiken en daarmee een psychedelisch tintje aan het geheel te geven en dit is redelijk gelukt, maar in "Everything To You" laat de band een combinatie van disco en new wave horen.
De CD "Street Suite" staat vol geweldige afwisselende muziek en is dus een genot om naar te luisteren.
maandag 29 september 2014
vrijdag 19 september 2014
Review: Cykle - Featuring The Young Ones
Gear Fab 1997-(GF-106)
Halverwege de jaren 60 haalde Carlton Warwick (sologitaar en zang), te Lumberton, North Carolina, zijn vriend Johnny Hayes over een basgitaar te kopen, die daarmee instemde op voorwaarde, dat Carlton hem leerde hierop te spelen.
Omstreeks die zelfde tijd waren Ronnie Baxley (slaggitaar en zang) en Jimmy Sossamon (drums) ook bezig te leren spelen op de instrumenten, die hun ouders voor hen gekocht hadden.
Het duurde niet lang voordat deze vier knapen elkaar gevonden hadden en samen muziek gingen maken, waarbij ze korte optredens in en rond de stad deden, waarvoor ze niets kregen, of een vergoeding voor hun brandstofkosten.
Ze oefenden uren in een oude koude tabaksloods buiten hun stad, totdat de ouders van Jimmy besloten de band in hun huis te laten oefenen, waarbij de huiskamer de opslagplaats voor hun apparatuur werd.
De bandleden, die allen nog op high school zaten, oefenden elke dag 3 uur en dat wierp zijn vruchten af, want de band kreeg betaalde optredens van $5 tot $10 per persoon per avond, waarbij de naam van hun band, The Young Ones, steeds bekender werd.
Hun repertoire bestond hoofdzakelijk uit Beatles covers, maar ook speelden ze muziek met surf invloeden.
Nadat ze een manager hadden gevonden, werden hun optredens ook beter betaald, waarbij ze nu elk $20 tot $30 per persoon verdienden en daarbij kwam ook, dat ze steeds verder van huis gingen spelen, waaronder in clubs te Fort Bragg en op de Pope Air Force Base.
Ook kwam organist Dickie Britt, die eveneens in Lumberton woonde, bij de band, waardoor hun muziekstijl veranderde en bouwden ze een gedegen live reputatie op, waardoor meer en langere optredens volgden.
Hun schare fans groeide en de band werd gevraagd op te treden in Brogdon Hall te Wilmington, North Carolina, bij een lang televisie programma, waar ze hun versie van "All My Lovin'" speelden en omdat het aanwezige publiek meer wilden horen speelde de band ook hun spectaculaire uitvoering van "The House Of The Rising Sun", waarna het publiek hysterisch werd en het podium bestormde.
De band ging mee doen aan "The Battle of The Bands" van Noord en Zuid Carolina en kwam in de finale met 19 andere, waarbij ze de eerste plaats veroverde.
Kort daarna hadden The Young Ones hun eigen televisie show in Wilmington en brachten hun eerste single "Too Much Lovin'" / "Harbour Melon" uit, die de top 10 in diverse plaatsen in het zuidoosten van North Carolina bereikte.
Na enkele maanden maakte de band hun tweede single "Big Teaser" / "It's You", maar nadat ze hadden gehoord, dat er nog een band onder de naam The Young Ones actief was, besloten de bandleden de single onder de naam The Psychic Motion uit te brengen, waarna de single volledig flopte en de band enkele maanden later uit elkaar ging.
Jimmy Sossamon, die tijdens zijn periode bij The Young Ones diverse nummers geschreven, maar helaas niet opgenomen had, mocht, begin 1968, van zijn ouders, in hun garage, een opname studio bouwen en hij zette daar zijn drumstel en een set microfoons.
Zijn studio, die hij "Sound Town Studios" noemde, was de eerste in zijn soort te Lumberton en had de capaciteit om zang en andere instrumenten rechtstreeks naar het mengpaneel te sturen en ze daarna om te zetten naar 2 sporen op een band.
In het voorjaar van 1968 hoorde hij de lokale band, The Glory Cykle, spelen in een jeugdclub te Lumberton en hij was zo onder de indruk van van hun spel, dat hij hen vroeg een nummer van hem te spelen en of hij hun manager kon worden, waarmee de band, die bestond uit: Ralph Stephens - sologitaar, Grady Pope - basgitaar, Jeff Hardin - slaggitaar, Rick Wilson - keyboards en Ken Allen - zang en drums, instemde.
Intussen was Jimmy nummers blijven schrijven en binnen enkele maanden opperde hij het idee bij de band om een album op te nemen met zijn nummers, maar omdat de bandleden slechts 15 en 16 jaar waren, hadden ze weinig tijd daarvoor en waren ze niet zeker of ze die richting wel op wilden.
Toch besloot de band eind 1968 hun LP op te nemen, waarbij Jimmy de drums voor zijn rekening zou nemen, zodat Ken zich beter op de zang kon concentreren en begin 1969 maakte de band elke zaterdag een 5 uur durende reis naar de Arthur Smith Studios te Charlotte, North Carolina, waarbij ze 1 á 2 nummers op namen, terwijl ze ook elke vrijdag- en zaterdagavond op traden.
Ze kregen de raad hun bandnaam te veranderen en gingen er mee akkoord om als Cykle verder te gaan en nadat de LP eind maart helemaal opgenomen was, werd daarvan de single "If You Can"/ "In Love My Friend" getrokken en in mei uitgebracht, terwijl de LP in juni verscheen en beide werden lokaal goed ontvangen.
Daarna kreeg Jimmy een uitnodiging onm voor de Reflection Sound Studios te Charlotte te komen werken en mogelijk enkele Cykle nummers opnieuw op te nemen.
In de herfst van 1969 kreeg hij werk als schrijver voor de studio en later werd hij hun belangrijkste drummer, maar het werk en de verantwoordelijkheid hielden wel in, dat hij naar Charlotte moest verhuizen, waarna hij zich vlak bij het vliegveld vestigde.
Later verhuisde hij naar een appartement, dat hij van de producer huurde en werd hij gevraagd om voor andere bands en artiesten nummers te schrijven, waardoor hij in contact kwam met The Rhodes Scholars uit Gainsville, Georgia.
De band bestond toen uit: Mike Emmitt - sologitaar en zang, Bill Hartman - basgitaar, trombone en zang, Steve McCrae - zang en keyboards, Bob Whitfield - drums en zang, Scott Beazly - saxofoon en zang en Ray Purvis - trompet en zang en in deze formatie nam de band het door Jimmy geschreven nummer "In My Dreams" op.
Kort na de opname van het nummer moest drummer Bob Whitfield, net als zoveel andere jongens, in militaire dienst, waarna de overige bandleden Jimmy als zijn vervanger vroegen, maar binnen een paar maanden eiste de oorlog in Vietnam ook het merendeel van de andere bandleden op en bleven alleen Jimmy en Steve over.
Ze vonden 2 andere leden uit Atlanta, Georgia om hun band te completeren, waarna de band, die verder ging onder de naam The Rhodes Scholars, bestond uit: Steve McCrae - zang en keyboards, John Wayne - sologitaar, Cleon Nally - basgitaar en Jimmy Sossamon - drums.
Omdat de blazerssectie er niet meer was, veranderde hun muziekstijl ook en speelde de band meer psychedelische muziek en hardrock, zoals het opgenomen nummer "What's On Your Mind", dat als demo dienst deed.
In 1970 verliet Jimmy, na een verschil van mening, de band en besloot zijn opleiding verder af te maken.
Wat overbleef, was de muziek van 3 verschillende bands, die door het Gear Fab label op 1 CD is uitgebracht, waarbij de CD begint met de 2 singles van The Young Ones, daarna volgen de 10 nummers van de LP van Cykle en vervolgens 1 song van Jimmy Sossamon en 2 van The Rhodes Scholars.
Het eerste van de CD nummer heet "Too Much Lovin'" en dit is een schitterende uptempo beat song, die in de stijl van de muziek van de Britse beat bands gespeeld wordt en gevolgd wordt door de B-kant van de single, getiteld "Harbour Melon", een licht psychedelisch instrumentaal nummer, waarbij het orgel de belangrijkste rol speelt.
In "Big Teaser" speelt de band een swingende rock song en in "It's You" laat de band een uitstekende beat song horen, waarin een prima tempowisseling zit.
Het eerste nummer van de Lp van Cykle heet "If You Can" en dit is een fantastische progressieve rock song, die in een uptempo gespeeld wordt, waarna de band een geweldig snel garagerock nummer speelt, getiteld "Walkout Of My Mind".
Daarna volgt "Maiden Girl", een mooie, vrij rustige, pop song, die gevolgd wordt door "Walking Through My Mind", waarin de band opnieuw een schitterende garagerock song speelt.
Met "A Little Faith" laat de band een prima pop song horen en "It's Her" is weer zo'n geweldige garagerock song, die me enigszins aan "Hey Little Girl" van The Syndicate Of Sound doet denken.
"Lessons To Learn" begint licht psychedelisch en ook hier speelt de band weer een heerlijke garagerock song en "In Love My Friend" speelt de band opnieuw een uitstekende pop song, waarin een geweldig goede tempowisseling zit, waardoor het nummer verandert van een rustige pop song in een swingende garagerock song.
Daarna volgt "Do My Thing", waarin de band een schitterende progressieve rock song speelt en het laatste en tevens langste nummer van de LP heet "What You Do To Me", een prachtige progressieve pop song, die enkele uitstekende tempowisselingen bevat en swingt als een trein.
In "In My Dreams" speelt Jimmy Sossamon een demo versie van dit heerlijke nummer op piano en gitaar, waarbij hij ook de zang voor zijn rekening neemt, maar in de versie van The Rhodes Scholars, waarop hij niet mee doet, klinkt de muziek totaal anders doordat er gebruik gemaakt wordt van blazers en is het meer een swingende mix van de muziek van Chicago Transit Authority en The Four Seasons.
Het laatste nummer heet "What's On Your Mind" en hierin speelt de band een vrij stevige mix van soul en progressieve pop, die toch nog lichtelijk naar de brassrock neigt, ondanks het ontbreken van de blazerssectie.
Net als de meeste uitgaven van het Gear Fab label is ook dit er weer één, die het beluisteren meer dan waard is.
Halverwege de jaren 60 haalde Carlton Warwick (sologitaar en zang), te Lumberton, North Carolina, zijn vriend Johnny Hayes over een basgitaar te kopen, die daarmee instemde op voorwaarde, dat Carlton hem leerde hierop te spelen.
Omstreeks die zelfde tijd waren Ronnie Baxley (slaggitaar en zang) en Jimmy Sossamon (drums) ook bezig te leren spelen op de instrumenten, die hun ouders voor hen gekocht hadden.
Het duurde niet lang voordat deze vier knapen elkaar gevonden hadden en samen muziek gingen maken, waarbij ze korte optredens in en rond de stad deden, waarvoor ze niets kregen, of een vergoeding voor hun brandstofkosten.
Ze oefenden uren in een oude koude tabaksloods buiten hun stad, totdat de ouders van Jimmy besloten de band in hun huis te laten oefenen, waarbij de huiskamer de opslagplaats voor hun apparatuur werd.
De bandleden, die allen nog op high school zaten, oefenden elke dag 3 uur en dat wierp zijn vruchten af, want de band kreeg betaalde optredens van $5 tot $10 per persoon per avond, waarbij de naam van hun band, The Young Ones, steeds bekender werd.
Hun repertoire bestond hoofdzakelijk uit Beatles covers, maar ook speelden ze muziek met surf invloeden.
Nadat ze een manager hadden gevonden, werden hun optredens ook beter betaald, waarbij ze nu elk $20 tot $30 per persoon verdienden en daarbij kwam ook, dat ze steeds verder van huis gingen spelen, waaronder in clubs te Fort Bragg en op de Pope Air Force Base.
Ook kwam organist Dickie Britt, die eveneens in Lumberton woonde, bij de band, waardoor hun muziekstijl veranderde en bouwden ze een gedegen live reputatie op, waardoor meer en langere optredens volgden.
Hun schare fans groeide en de band werd gevraagd op te treden in Brogdon Hall te Wilmington, North Carolina, bij een lang televisie programma, waar ze hun versie van "All My Lovin'" speelden en omdat het aanwezige publiek meer wilden horen speelde de band ook hun spectaculaire uitvoering van "The House Of The Rising Sun", waarna het publiek hysterisch werd en het podium bestormde.
De band ging mee doen aan "The Battle of The Bands" van Noord en Zuid Carolina en kwam in de finale met 19 andere, waarbij ze de eerste plaats veroverde.
Kort daarna hadden The Young Ones hun eigen televisie show in Wilmington en brachten hun eerste single "Too Much Lovin'" / "Harbour Melon" uit, die de top 10 in diverse plaatsen in het zuidoosten van North Carolina bereikte.
Na enkele maanden maakte de band hun tweede single "Big Teaser" / "It's You", maar nadat ze hadden gehoord, dat er nog een band onder de naam The Young Ones actief was, besloten de bandleden de single onder de naam The Psychic Motion uit te brengen, waarna de single volledig flopte en de band enkele maanden later uit elkaar ging.
Jimmy Sossamon, die tijdens zijn periode bij The Young Ones diverse nummers geschreven, maar helaas niet opgenomen had, mocht, begin 1968, van zijn ouders, in hun garage, een opname studio bouwen en hij zette daar zijn drumstel en een set microfoons.
Zijn studio, die hij "Sound Town Studios" noemde, was de eerste in zijn soort te Lumberton en had de capaciteit om zang en andere instrumenten rechtstreeks naar het mengpaneel te sturen en ze daarna om te zetten naar 2 sporen op een band.
In het voorjaar van 1968 hoorde hij de lokale band, The Glory Cykle, spelen in een jeugdclub te Lumberton en hij was zo onder de indruk van van hun spel, dat hij hen vroeg een nummer van hem te spelen en of hij hun manager kon worden, waarmee de band, die bestond uit: Ralph Stephens - sologitaar, Grady Pope - basgitaar, Jeff Hardin - slaggitaar, Rick Wilson - keyboards en Ken Allen - zang en drums, instemde.
Intussen was Jimmy nummers blijven schrijven en binnen enkele maanden opperde hij het idee bij de band om een album op te nemen met zijn nummers, maar omdat de bandleden slechts 15 en 16 jaar waren, hadden ze weinig tijd daarvoor en waren ze niet zeker of ze die richting wel op wilden.
Toch besloot de band eind 1968 hun LP op te nemen, waarbij Jimmy de drums voor zijn rekening zou nemen, zodat Ken zich beter op de zang kon concentreren en begin 1969 maakte de band elke zaterdag een 5 uur durende reis naar de Arthur Smith Studios te Charlotte, North Carolina, waarbij ze 1 á 2 nummers op namen, terwijl ze ook elke vrijdag- en zaterdagavond op traden.
Ze kregen de raad hun bandnaam te veranderen en gingen er mee akkoord om als Cykle verder te gaan en nadat de LP eind maart helemaal opgenomen was, werd daarvan de single "If You Can"/ "In Love My Friend" getrokken en in mei uitgebracht, terwijl de LP in juni verscheen en beide werden lokaal goed ontvangen.
Daarna kreeg Jimmy een uitnodiging onm voor de Reflection Sound Studios te Charlotte te komen werken en mogelijk enkele Cykle nummers opnieuw op te nemen.
In de herfst van 1969 kreeg hij werk als schrijver voor de studio en later werd hij hun belangrijkste drummer, maar het werk en de verantwoordelijkheid hielden wel in, dat hij naar Charlotte moest verhuizen, waarna hij zich vlak bij het vliegveld vestigde.
Later verhuisde hij naar een appartement, dat hij van de producer huurde en werd hij gevraagd om voor andere bands en artiesten nummers te schrijven, waardoor hij in contact kwam met The Rhodes Scholars uit Gainsville, Georgia.
De band bestond toen uit: Mike Emmitt - sologitaar en zang, Bill Hartman - basgitaar, trombone en zang, Steve McCrae - zang en keyboards, Bob Whitfield - drums en zang, Scott Beazly - saxofoon en zang en Ray Purvis - trompet en zang en in deze formatie nam de band het door Jimmy geschreven nummer "In My Dreams" op.
Kort na de opname van het nummer moest drummer Bob Whitfield, net als zoveel andere jongens, in militaire dienst, waarna de overige bandleden Jimmy als zijn vervanger vroegen, maar binnen een paar maanden eiste de oorlog in Vietnam ook het merendeel van de andere bandleden op en bleven alleen Jimmy en Steve over.
Ze vonden 2 andere leden uit Atlanta, Georgia om hun band te completeren, waarna de band, die verder ging onder de naam The Rhodes Scholars, bestond uit: Steve McCrae - zang en keyboards, John Wayne - sologitaar, Cleon Nally - basgitaar en Jimmy Sossamon - drums.
Omdat de blazerssectie er niet meer was, veranderde hun muziekstijl ook en speelde de band meer psychedelische muziek en hardrock, zoals het opgenomen nummer "What's On Your Mind", dat als demo dienst deed.
In 1970 verliet Jimmy, na een verschil van mening, de band en besloot zijn opleiding verder af te maken.
Wat overbleef, was de muziek van 3 verschillende bands, die door het Gear Fab label op 1 CD is uitgebracht, waarbij de CD begint met de 2 singles van The Young Ones, daarna volgen de 10 nummers van de LP van Cykle en vervolgens 1 song van Jimmy Sossamon en 2 van The Rhodes Scholars.
Het eerste van de CD nummer heet "Too Much Lovin'" en dit is een schitterende uptempo beat song, die in de stijl van de muziek van de Britse beat bands gespeeld wordt en gevolgd wordt door de B-kant van de single, getiteld "Harbour Melon", een licht psychedelisch instrumentaal nummer, waarbij het orgel de belangrijkste rol speelt.
In "Big Teaser" speelt de band een swingende rock song en in "It's You" laat de band een uitstekende beat song horen, waarin een prima tempowisseling zit.
Het eerste nummer van de Lp van Cykle heet "If You Can" en dit is een fantastische progressieve rock song, die in een uptempo gespeeld wordt, waarna de band een geweldig snel garagerock nummer speelt, getiteld "Walkout Of My Mind".
Daarna volgt "Maiden Girl", een mooie, vrij rustige, pop song, die gevolgd wordt door "Walking Through My Mind", waarin de band opnieuw een schitterende garagerock song speelt.
Met "A Little Faith" laat de band een prima pop song horen en "It's Her" is weer zo'n geweldige garagerock song, die me enigszins aan "Hey Little Girl" van The Syndicate Of Sound doet denken.
"Lessons To Learn" begint licht psychedelisch en ook hier speelt de band weer een heerlijke garagerock song en "In Love My Friend" speelt de band opnieuw een uitstekende pop song, waarin een geweldig goede tempowisseling zit, waardoor het nummer verandert van een rustige pop song in een swingende garagerock song.
Daarna volgt "Do My Thing", waarin de band een schitterende progressieve rock song speelt en het laatste en tevens langste nummer van de LP heet "What You Do To Me", een prachtige progressieve pop song, die enkele uitstekende tempowisselingen bevat en swingt als een trein.
In "In My Dreams" speelt Jimmy Sossamon een demo versie van dit heerlijke nummer op piano en gitaar, waarbij hij ook de zang voor zijn rekening neemt, maar in de versie van The Rhodes Scholars, waarop hij niet mee doet, klinkt de muziek totaal anders doordat er gebruik gemaakt wordt van blazers en is het meer een swingende mix van de muziek van Chicago Transit Authority en The Four Seasons.
Het laatste nummer heet "What's On Your Mind" en hierin speelt de band een vrij stevige mix van soul en progressieve pop, die toch nog lichtelijk naar de brassrock neigt, ondanks het ontbreken van de blazerssectie.
Net als de meeste uitgaven van het Gear Fab label is ook dit er weer één, die het beluisteren meer dan waard is.
vrijdag 12 september 2014
Review: Majic Ship - Majic Ship - The Complete Authorized Recordings + Majic Ship
Gear Fab 1997-(GF-107) + Gear Fab 2005-(GF-215)
Één van de eerste uitgaven van het Gear Fab label was de CD "The Complete Authorized Recordings" van Majic Ship uit New York City.
Daarna startte de samenwerking tussen Roger Maglio, eigenaar van Gear Fab en Tom Nikosey, de oorspronkelijke gitarist van Majic Ship, maar tegenwoordig een erg succesvolle graficus in Los Angeles, die de lay-out voor het boekje over Majic Ship deed.
Naar aanleiding daarvan vroeg Roger hem om de lay-out te doen voor zijn verdere CD releases, waar Tom positief op reageerde.
Maar dat terzijde, want het gaat hier tenslotte over the Majic Ship, waarvan de eerste levenstekens in feite in 1964 begonnen, toen een stel school vrienden The Beatles hadden zien optreden in de Ed Sullivan Show.
De volgende ochtend besloten de 13 jarige Tom Nikosey en Ray Rifice samen een band te beginnen en nadat er nog enkele vrienden opgetrommeld waren, vormden ze de band The Primitives, die in eerste instantie instrumentale nummers coverden, maar al snel in de gaten hadden, dat ze behoefte aan een zanger hadden.
Nadat ze die gevonden hadden tijdens het lokale kerk dansfestijn, waar elke vrijdagavond bands optraden, begonnen ze nummers van Britse bands te oefenen en toen er nieuwe bands voor de vrijdagavonden gevraagd werden, gaven ze zich daarvoor op.
The Primitives bestonden toen uit: Tom Nikosey - sologitaar, Ray Rifice - sologitaar, Rob Buckman - drums, John Kharouf - basgitaar en Mike Garrigan - zang.
In september 1965 kregen ze hun eerste optreden op het St.Anselm's dansfestijn en daarna speelden ze gedurende dat jaar regelmatig in eigen omgeving.
Toen ze in 1966 hun eerste eigen song "On The Edge" geschreven hadden, besloten ze die samen met "Mustang Sally" voor $65 als demo op te nemen in de Sanders Recording Studio te Manhattan.
Kort daarop besloot John Kharouf de band te verlaten en hij werd vervangen door Gus Riozzi, die nummers van The Yardbirds, Cream en Them introduceerde en met zijn komst veranderde ook de bandnaam en gingen ze verder als The New Primitives.
Datzelfde jaar kwam ook keyboards speler Jeff Bilotta bij de band en nadat in 1968 Ray Rifice de groep verliet om in Florida te gaan studeren, werd de 50 jarige ex-zanger Johnny Mann hun manager en Philip Polimeni hun nieuwe sologitarist.
Door toedoen van hun manager veranderde de band opnieuw van naam, deze keer in ze Majic Ship en kregen ze een platencontract, waarna de single "Night Time Music" in december 1968 hun debuut werd.
Hun volgende single "Hummin'" belandde overal in de USA in de hitparades en haalde als hoogste notering de tweede plaats.
Na nog twee singles opgenomen te hebben, verliet Jeff Bilotta in de zomer van 1969 de band en ging de rest als vijfmans formatie verder, die besloten dat het tijd werd om een LP uit te brengen en dat resulteerde in de LP "Majic Ship", waar 9 eigen composities en een cover op kwamen te staan.
Om nieuwe nummers te schrijven en te oefenen voor de opvolger van deze LP, huurde de band een appartement op de bovenste etage van een pand in Staten Island, New York, maar helaas voor Majic Ship ging in januari 1971 alles in vlammen op, waarbij voor duizenden dollars aan apparatuur verloren ging, waarvoor de band niet verzekerd was en dat betekende het einde van Majic Ship.
Wat overgebleven is, zijn 4 singles, 1 demo plus 1 LP, die allemaal op "The Complete Authorized Recordings" uit 1997 staan, waarna de LP afzonderlijk opnieuw als "Majic Ship" verscheen in 2005.
De CD begint met een stukje interview en dan hoor je hun debuutsingle "Night Time Music", een rustige popsong, die gevolgd wordt door weer een deel van het interview en de demo van "Mustang Sally", een zwakke uitvoering van deze soul song, waarna het interview weer verder gaat en je de demo van "On The Edge" hoort, een lekkere popsong.
Ook voor de song "Hummin", een prima soulsong, krijg je nog een stuk interview te horen, maar bij "It's Over", een mooie popsong met prima blazerspartijen, is dat niet meer het geval.
"Green Plant" is een prima popsong, die al een beetje progressiever dan de vorige songs klinkt.
Nu krijg je nogmaals een deel van het interview te horen, voordat de band de Bee-Gees song "To Love Somebody" op schitterende wijze speelt, waarna je de single uitvoering van "On The Edge" hoort en deze is door toevoeging van een orkest een stuk voller geworden, maar ik vond de kale versie spontaner klinken.
Ook in "And When It's Over" zit de orkest begeleiding en dit is gewoon een lekker stuk popmuziek.
"Sioux City Blues" is het eerste nummer van de LP, die ook een deel interview bevat, voor het nummer gestart wordt en hierin hoor je meteen het verschil met de voorgaande songs, want het klinkt meteen al een stuk progressiever.
Psychedelische pop hoor je in "Wednesday Morning Dew", een schitterende song in een vrij rustig tempo gespeeld en gevolgd door "Life's Lonely Road", een progressieve rocksong, waarna het interview de muziek weer onderbreekt voordat je de prachtige popsong "We Gotta Live On", met schitterende close harmony hoort.
Majic Ship speelt een erg rustige popsong in "Where Are We Going", maar in "Free" speelt de band weer lekkere progressieve rock.
Dan volgt de Neil Young cover "Down By The River / For What It's Worth", die vooraf gegaan wordt door alweer een stuk van het interview en Majic Ship speelt in dit geweldige bijna 11 minuten durende nummer de sterren van de hemel.
"Nightmare" is een goede popsong, die gevolgd wordt door het interview en "Too Much" een progressieve popsong, waarna de band de LP afsluit met het fantastisch swingende progressieve "Cosmo's Theme", dat geheel instrumentaal is.
In 1997 maakte Majic Ship een comeback en nam het nummer "Blow Me Away" op, dat lekker swingend klinkt en aangepast is aan de tijd.
De nummers van de LP zijn zonder de interviews ook afzonderlijk op CD te beluisteren in de uitgave, getiteld Majic Ship (GF-215) en persoonlijk vind ik die daarom lekkerder klinken, maar de CD "The Complete Authorized Recordings" is ook niet te versmaden en daarom kan ik beide aanbevelen.
Één van de eerste uitgaven van het Gear Fab label was de CD "The Complete Authorized Recordings" van Majic Ship uit New York City.
Daarna startte de samenwerking tussen Roger Maglio, eigenaar van Gear Fab en Tom Nikosey, de oorspronkelijke gitarist van Majic Ship, maar tegenwoordig een erg succesvolle graficus in Los Angeles, die de lay-out voor het boekje over Majic Ship deed.
Naar aanleiding daarvan vroeg Roger hem om de lay-out te doen voor zijn verdere CD releases, waar Tom positief op reageerde.
Maar dat terzijde, want het gaat hier tenslotte over the Majic Ship, waarvan de eerste levenstekens in feite in 1964 begonnen, toen een stel school vrienden The Beatles hadden zien optreden in de Ed Sullivan Show.
De volgende ochtend besloten de 13 jarige Tom Nikosey en Ray Rifice samen een band te beginnen en nadat er nog enkele vrienden opgetrommeld waren, vormden ze de band The Primitives, die in eerste instantie instrumentale nummers coverden, maar al snel in de gaten hadden, dat ze behoefte aan een zanger hadden.
Nadat ze die gevonden hadden tijdens het lokale kerk dansfestijn, waar elke vrijdagavond bands optraden, begonnen ze nummers van Britse bands te oefenen en toen er nieuwe bands voor de vrijdagavonden gevraagd werden, gaven ze zich daarvoor op.
The Primitives bestonden toen uit: Tom Nikosey - sologitaar, Ray Rifice - sologitaar, Rob Buckman - drums, John Kharouf - basgitaar en Mike Garrigan - zang.
In september 1965 kregen ze hun eerste optreden op het St.Anselm's dansfestijn en daarna speelden ze gedurende dat jaar regelmatig in eigen omgeving.
Toen ze in 1966 hun eerste eigen song "On The Edge" geschreven hadden, besloten ze die samen met "Mustang Sally" voor $65 als demo op te nemen in de Sanders Recording Studio te Manhattan.
Kort daarop besloot John Kharouf de band te verlaten en hij werd vervangen door Gus Riozzi, die nummers van The Yardbirds, Cream en Them introduceerde en met zijn komst veranderde ook de bandnaam en gingen ze verder als The New Primitives.
Datzelfde jaar kwam ook keyboards speler Jeff Bilotta bij de band en nadat in 1968 Ray Rifice de groep verliet om in Florida te gaan studeren, werd de 50 jarige ex-zanger Johnny Mann hun manager en Philip Polimeni hun nieuwe sologitarist.
Door toedoen van hun manager veranderde de band opnieuw van naam, deze keer in ze Majic Ship en kregen ze een platencontract, waarna de single "Night Time Music" in december 1968 hun debuut werd.
Hun volgende single "Hummin'" belandde overal in de USA in de hitparades en haalde als hoogste notering de tweede plaats.
Na nog twee singles opgenomen te hebben, verliet Jeff Bilotta in de zomer van 1969 de band en ging de rest als vijfmans formatie verder, die besloten dat het tijd werd om een LP uit te brengen en dat resulteerde in de LP "Majic Ship", waar 9 eigen composities en een cover op kwamen te staan.
Om nieuwe nummers te schrijven en te oefenen voor de opvolger van deze LP, huurde de band een appartement op de bovenste etage van een pand in Staten Island, New York, maar helaas voor Majic Ship ging in januari 1971 alles in vlammen op, waarbij voor duizenden dollars aan apparatuur verloren ging, waarvoor de band niet verzekerd was en dat betekende het einde van Majic Ship.
Wat overgebleven is, zijn 4 singles, 1 demo plus 1 LP, die allemaal op "The Complete Authorized Recordings" uit 1997 staan, waarna de LP afzonderlijk opnieuw als "Majic Ship" verscheen in 2005.
De CD begint met een stukje interview en dan hoor je hun debuutsingle "Night Time Music", een rustige popsong, die gevolgd wordt door weer een deel van het interview en de demo van "Mustang Sally", een zwakke uitvoering van deze soul song, waarna het interview weer verder gaat en je de demo van "On The Edge" hoort, een lekkere popsong.
Ook voor de song "Hummin", een prima soulsong, krijg je nog een stuk interview te horen, maar bij "It's Over", een mooie popsong met prima blazerspartijen, is dat niet meer het geval.
"Green Plant" is een prima popsong, die al een beetje progressiever dan de vorige songs klinkt.
Nu krijg je nogmaals een deel van het interview te horen, voordat de band de Bee-Gees song "To Love Somebody" op schitterende wijze speelt, waarna je de single uitvoering van "On The Edge" hoort en deze is door toevoeging van een orkest een stuk voller geworden, maar ik vond de kale versie spontaner klinken.
Ook in "And When It's Over" zit de orkest begeleiding en dit is gewoon een lekker stuk popmuziek.
"Sioux City Blues" is het eerste nummer van de LP, die ook een deel interview bevat, voor het nummer gestart wordt en hierin hoor je meteen het verschil met de voorgaande songs, want het klinkt meteen al een stuk progressiever.
Psychedelische pop hoor je in "Wednesday Morning Dew", een schitterende song in een vrij rustig tempo gespeeld en gevolgd door "Life's Lonely Road", een progressieve rocksong, waarna het interview de muziek weer onderbreekt voordat je de prachtige popsong "We Gotta Live On", met schitterende close harmony hoort.
Majic Ship speelt een erg rustige popsong in "Where Are We Going", maar in "Free" speelt de band weer lekkere progressieve rock.
Dan volgt de Neil Young cover "Down By The River / For What It's Worth", die vooraf gegaan wordt door alweer een stuk van het interview en Majic Ship speelt in dit geweldige bijna 11 minuten durende nummer de sterren van de hemel.
"Nightmare" is een goede popsong, die gevolgd wordt door het interview en "Too Much" een progressieve popsong, waarna de band de LP afsluit met het fantastisch swingende progressieve "Cosmo's Theme", dat geheel instrumentaal is.
In 1997 maakte Majic Ship een comeback en nam het nummer "Blow Me Away" op, dat lekker swingend klinkt en aangepast is aan de tijd.
De nummers van de LP zijn zonder de interviews ook afzonderlijk op CD te beluisteren in de uitgave, getiteld Majic Ship (GF-215) en persoonlijk vind ik die daarom lekkerder klinken, maar de CD "The Complete Authorized Recordings" is ook niet te versmaden en daarom kan ik beide aanbevelen.
vrijdag 5 september 2014
Review: Christopher - Christopher
Gear Fab 1998-(GF-108)
In 1968 ontstond te Houston, Texas, na eerst United Gas geheten te hebben, de band Christopher, die bestond uit: Richard Avitts - sologitaar en zang, Doug Walden - basgitaar en zang en Doug Tull - drums.
Binnen korte tijd schreven Walden en Avitts een aantal nummers in de hoop er een platencontract mee in de wacht te slepen.
Dat kwam er, toen Metromedia uit Los Angeles de demotapes hoorde, die manager Nick Lee rondgestuurd had.
Metromedia bood de band een tweejarige overeenkomst aan en Christopher verhuisde naar Los Angeles.
De opnamesessies voor de LP begonnen in de lente van 1969, maar werden bemoeilijkt door de aan pillen verslaafde Doug Tull.
Hij vertoonde, tijdens de opnamen, zelfmoordneigingen en werd daardoor uit de band gezet (hij zou later inderdaad zelfmoord plegen).
Voor de rest van de opnamen werd een vervanger gezocht en gevonden in de persoon van Terrence Hand, die tot het uiteen vallen van de band in 1970 bij de band zou blijven.
De LP, die via het Metromedia label verscheen, werd in een oplage van 1000 exemplaren geperst en bevat 10 songs, waarvan "Dark Road" de eerste is en in deze song vertoont de muziek sterke overeenkomsten met die van Cream, waarbij blues en progressieve rock invloeden duidelijk hoorbaar zijn.
Het volgende nummer heet "Magic Cycles", waarin de band een schitterende ballad speelt, die gevolgd wordt door "Wilbur Lite", een vrij progressieve rock song met blues invloeden.
Daarna volgt "In Your Time", waarin de band opnieuw een heerlijke ballad speelt, om te vervolgen met "Beautiful Lady", een prima pop song met prachtige samenzang.
vervolgens speelt de band "Lies", een uitstekende progressieve rock song, waarna "Disaster" te horen is en hierin laat de band weer een lekker in het gehoor klinkende mix van progressieve rock en blues horen.
In "The Wind" speelt Christopher weer een fantastische progressieve blues song en in "Queen Mary" laat de band een lekker stukje progressieve rock horen.
Het laatste nummer heet "Burns Decision" en ook dit is weer zo'n heerlijke progressieve rock song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt.
Helaas werden er door Metromedia destijds maar 1000 exemplaren geperst van deze schitterende LP, die het beluisteren meer dan waard is.
In 1968 ontstond te Houston, Texas, na eerst United Gas geheten te hebben, de band Christopher, die bestond uit: Richard Avitts - sologitaar en zang, Doug Walden - basgitaar en zang en Doug Tull - drums.
Binnen korte tijd schreven Walden en Avitts een aantal nummers in de hoop er een platencontract mee in de wacht te slepen.
Dat kwam er, toen Metromedia uit Los Angeles de demotapes hoorde, die manager Nick Lee rondgestuurd had.
Metromedia bood de band een tweejarige overeenkomst aan en Christopher verhuisde naar Los Angeles.
De opnamesessies voor de LP begonnen in de lente van 1969, maar werden bemoeilijkt door de aan pillen verslaafde Doug Tull.
Hij vertoonde, tijdens de opnamen, zelfmoordneigingen en werd daardoor uit de band gezet (hij zou later inderdaad zelfmoord plegen).
Voor de rest van de opnamen werd een vervanger gezocht en gevonden in de persoon van Terrence Hand, die tot het uiteen vallen van de band in 1970 bij de band zou blijven.
De LP, die via het Metromedia label verscheen, werd in een oplage van 1000 exemplaren geperst en bevat 10 songs, waarvan "Dark Road" de eerste is en in deze song vertoont de muziek sterke overeenkomsten met die van Cream, waarbij blues en progressieve rock invloeden duidelijk hoorbaar zijn.
Het volgende nummer heet "Magic Cycles", waarin de band een schitterende ballad speelt, die gevolgd wordt door "Wilbur Lite", een vrij progressieve rock song met blues invloeden.
Daarna volgt "In Your Time", waarin de band opnieuw een heerlijke ballad speelt, om te vervolgen met "Beautiful Lady", een prima pop song met prachtige samenzang.
vervolgens speelt de band "Lies", een uitstekende progressieve rock song, waarna "Disaster" te horen is en hierin laat de band weer een lekker in het gehoor klinkende mix van progressieve rock en blues horen.
In "The Wind" speelt Christopher weer een fantastische progressieve blues song en in "Queen Mary" laat de band een lekker stukje progressieve rock horen.
Het laatste nummer heet "Burns Decision" en ook dit is weer zo'n heerlijke progressieve rock song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt.
Helaas werden er door Metromedia destijds maar 1000 exemplaren geperst van deze schitterende LP, die het beluisteren meer dan waard is.
Abonneren op:
Posts (Atom)