vrijdag 28 december 2012

Review: Elderberry Jak - Long Overdue

Gear Fab 2001-(GF-178)

Elderberry Jak was een band uit het noorden van de Appalachian kolen velden te West Virginia, die in 1970 de LP "Long Overdue" uitbracht via het Electric Fox label met daarop 10 songs.
De band bestond uit: Joe Cerisano - zang, Tom Nicholas - sologitaar en zang, Dave Coombs - basgitaar en zang en Joe Hartman - drums en zang.
De LP begint met "Going Back Home", een vrij rustige southern rock song met een prettig ritme en lekker klinkende zang, die gevolgd wordt door "Forrest On The Mountain", een song die een swingend ritme heeft en zang, waarvan de stijl me enigszins aan Crosby, Stills, Nash & Young doet denken.
Met "Vance's Blues" wordt de muziek een stukje steviger en progressiever en dit nummer laat meteen een heel andere kant van de band horen, maar in "Inspired" verandert de muziekstijl opnieuw en in dit nummer krijg ik een schitterende ballad te horen, waarbij zang en gitaar het nummer tot grote hoogte weten te
brengen.
Vervolgens wordt weer een steviger tempo ingezet en in "Restless Feeling" hoor ik dan ook een song, die me aan een band als Grand Funk Railroad doet denken, die in dezelfde periode aktief was.
"Wish Me Well" heeft lichtelijke funk invloeden en is een heerlijke swingende song, waarbij het moeilijk is stil te blijven zitten.
In "Mr.Sun" doet de muziek me aan The Days Of Pearly Spencer van David McWilliams denken en ook dit is een prima swingend stukje muziek.
Dan krijg ik weer een uitstekende ballad te horen, getiteld "My Lady", die gevolgd wordt door "Changes", een progressieve rock song, waarin het ritme goed dansbaar is.
Als laatste nummer hoor ik "You're The One", waarin de band wederom een vrij rustige song speelt en daarmee laat horen het best uit de voeten te kunnen met dit soort nummers, want ook nu moet ik concluderen, dat ik het prachtig vind.
"Long Overdue" van Elderberry Jak is een prima CD, waarop de band laat horen diverse muziekstijlen te kunnen spelen, maar in de ballads op zijn best is.

vrijdag 21 december 2012

Review: Milkwood Tapestry - Milkwood Tapestry

Gear Fab 2001-(GF-179)

Milkwood Tapestry, uit New York City en Poughkeepsie, bestond tussen 1968 en 1972 uit het duo Roland Antonelli - sologitaar, cello en zang en Joseph Louis Ransohoff - zang, tamboerijn en maracas.
Na een jaar om en om te hebben geoefend, besloot Roland met zijn gezin naar New York City te verhuizen en speelde het duo in koffiehuizen en clubs in en rond New York City en schreef tussendoor een aantal songs.
In één van die clubs ontmoetten ze de manager van Donovan en die bracht hen in contact met het Metromedia Records label, waar ze auditie voor deden en daar drie nummers ten gehore brachten.
Ze kregen een contract voor het maken van een LP, die in 1969 werd uitgebracht en aansluitend deden ze een toer door de staten New York en New England om hun LP te promoten, waarbij ze voorprogramma waren van onder andere The Four Seasons, Phil Ochs, Ten Wheel Drive, Tim Hardin, Johnny Winter, Velvet Underground, Rhinoceros en Country Joe & The Fish.
De CD , die 19 songs bevat, start met de 12 nummers van de LP, waarvan "Beyond The Twelve Mile Zone", een schitterende progressieve rock song met heftig gitaar spel, de eerste is.
Vervolgens schakelt de band over naar een fantastische rustige pop song, getiteld "Wonderous Fairy Tale", dat compleet met orkest een genot is om te beluisteren en dit nummer wordt gevolgd door "The Window Sill's Song", dat eveneens zo'n geweldig mooie pop song is, die in een rustig tempo gespeeld en door orkest begeleid wordt.
Daarna krijg ik het vrij heftige "Signs Of Invisible Chalk" Te horen, een progressieve rock song waarin diverse schitterende tempowisselingen zitten, waarna het duo weer terug schakelt naar het rustig tempo en met "Sunday Raindrops" laat Milkwood Tapestry nogmaals horen, hoe goed ze daarin waren.
"Journey-less-Ride" is ook zo'n uitstekende song, waarin tempowisselingen het nummer spannend maken en houden en dit nummer balanceert tussen heftig en rustig, waarbij de zang soms ruig, soms liefelijk klinkt.
Dan volgt "Seas Of Marsmallow Bees", een vrolijke uptempo folkrock song, die aanzet tot dansen en me een warm gevoel geeft, waarna er weer een heerlijke rustige pop song achter aan komt, getiteld "Look At the Children".
Met "Tockless Time Morning" speelt het duo, aangevuld met orkest, opnieuw een song, die vol zit met tempowisselingen en varieert de muziek tussen rustig en liefelijk en snel en heftig, zodat het geheel spannend blijft.
In "Pink Painted Butterfly" keert Milkwood Tapestry nogmaals terug naar het rustige tempo en ook dit is een prima song, die gevolgd wordt door "Sunshine Castles", dat met een opgewekt ritme begint en me vrolijk maakt, waarna overgeschakeld wordt naar een meer progressiever ritme met diverse mooie tempowisselingen.
Het laatste nummer van de LP heet "The Purple Side Of Sunset" en is een schitterende progressieve rock song, waarna de eerste van de 7 bonus tracks volgt, getiteld "The Jackal's City", waarin het duo de ingeslagen weg van afwisseling tussen rustige en heftige songs blijft volgen en dit is een song, die daar het midden tussen houdt.
Rustig is zeker " We Are Together, Two", een fantastische folk song, waarin erg mooie tweestemmige zang klinkt en op juiste manier van de dwarsfluit gebruik gemaakt wordt.
Met "A Moss Green Morning" wordt een prachtige song ten gehore gebracht, die in een vrij hoog tempo gespeeld wordt en "The Fall Of The Horses" is een prima rustige folk song, net als "Frost At Twilight", dat hierop volgt.
"Big Blue Sky" is een folk song waarin het tempo wisselt tussen rustig en snel, waarbij het duo een stuk a capella zingt en het laatste nummer "The Bell Of Juniper" is een fantastische folk song in een rustig tempo gespeeld en Milkwood Tapestry begeleidt zichzelf hierbij op gitaar en fluit.
De CD van Milkwood Tapestry is weer zo'n geweldige uitgave van het Gear Fab label en behoort, wat mij betreft tot de klassiekers in dit genre.

vrijdag 14 december 2012

Review: Psychedelic States - Alabama In The 60s Vol.1

Gear Fab 2001-(GF-180)

In de geweldige serie Psychedelic States is het deze keer de beurt voor Alabama In The 60s Vol.1, waarop 29 songs van even zoveel bands staan, waarvan de meeste uit Birmingham kwamen.
De CD begint met The Versatiles uit Mobile, die hun single "Cyclothymia", een heerlijke psychedelische garagerock song, in 1967 door het Rickarby label uitgebracht zagen worden met "Farmer's Daughter" als achter kant.
The Yardleys maakten in dat zelfde jaar de single "JUst Remember" / "Your Love", een swingende beat song naar Brits voorbeeld gespeeld en via het eigen Yardley label uitgebracht.
Vervolgens hoor ik Days Of The Week uit Birmingham met "Home At Last", een fantastisch psychedelische song, die Little Latin Lupe Lu" als B-kant heeft en door het Malcolm Z Dirge label werd uitgebracht in 1966.
Daarna volgt "The Movement uit Midfield en hun single heet "Stinking Peanut Butter Love" / "Green Knight", een geweldige psychedelische garagerock song, waarin het orgel en de mondharmonica een belangrijke rol spelen.
Dan volgen The Jerks met "I'm Leavin' You", een beat song in Engelse stijl, met The Rolling Stones als grootste invloed en in 1966 verschenen via Vaughn Ltd.
The Dedicartions uit Birmingham maakten het vrij commerciële "Midnight Gray" in 1969, dat "A PLace In The Sun" als andere kant had en via The Sound Of Birmingham werd uitgebracht.
Ook  The Rites Of Spring kwam uit Birmingham en hun single "Comin' On Back To Me", een fantastische psychedelisch pop song met garagerock invloeden, had "Why" als B-kant en verscheen via Cameo-Parkway in 1966.
The Tories brachten in 1966 de cover "Walkin' The Dog" uit, die "Could It Be Love" als achterkant had en door het Vaughn Ltd. label verscheen.
Uit Valley kwam The Stolen Children, die in 1967 op een hitparade plaats mikten met "I Need You", een lekker klinkende beat song, waarin Beatles invloeden  door klinken met "Never Be Right" aan de andere kant en uitgebracht door Tomahawk.
"Bye Time" is de titel van de A-kant van de single, die in 1966 door The Changin' Tymes uitgebracht werd en dit is een prima pop song, uitgebracht via Vaughn Ltd. met "Just A Little" als achterkant.
Dothan was de woonplaats van The K-Pers, die in 1967 de single "Sweet Girl" / "The Red Invasion", een heerlijke garagerock song, door het Tiki label zagen verschijnen.
De Zombies cover "Tell Her No" is de volgende song, die door Sheffield's Gate vertolkt wordt en dit is een uitstekende uitvoering van deze song, die in 1967 via het Prestige Productions label verscheen met "No Reply" als andere kant.
"The Judge And The Jury" heet de volgende song, die door The Judges uit Birmingham gespeeld wordt en dit is een schitterende psychedelische pop song, die in 1966 via Shurfine verscheen met "Come On-Come On" als B-kant.
De Volgende band kwam uit Coden en heette The Mixed Emotions, die in 1968 de single Ï'll Fade Away" / "Can't You Stop It Now", een prima garagerock song, uitbracht via Kustom Kut.
Van de uit Fairfield afkomstige band The Bittersweet verscheen via Prstige Productions in 1967 de single "I'll Feel A Whole Lot Better" / "She Lied", een fantastische pop song en Randy & The Holidays brachten in dat jaar de single "Living Doll" / "Paul Revere 250", een prima pop song, via het Hickory label uit.
Het Chantain label bracht in 1968 de single "Rain, Shine , Or Snow" / "Shadows Of You", een uitstekende pop song, uit van The Illusions uit Birmingham.
Ook uit Birmingham kwam The Lost Chords, die, in 1966, "I Won't Have To Worry", een lekker klinkende pop song met "I Want To Be Her Man" als B-kant, via het Vaughn Ltd. label uitbracht.
The Very-Ations, eveneens uit Birmingham, lieten hun single "I'm So Lonely" / "She Can't Be Won", een heerlijke pop song, door het Rink label uit brengen in 1966 en The K-Otics uit Tallassee/Tuskegee brachten in dat jaar "Double Shot" via het Fortune label uit, die naderhand via het Bang label zou verschijnen en
een hit zou worden voor de band.
De achterkant van deze song was "I'm Leaving Here", een lekkere garagerock song in de stijl van "I Need You" van The Kinks.
Uit Muscle Shoals kwam Mickey Buckins & The New Breed, die in 1967 "Big Boy Pete" / "Relections Of Charlie Brown", een nummer in de stijl van "A Whiter Shade Of Pale" uitbrachten via het South Camp label.
"She's Been Travelin' Round The World", een geweldige garagerock song uit 1966, kwam van The Seeds Of Time, had "Gina" als andere kant en werd door het Morgan label uitgebracht.
The Mad Lads bracht "Come Back To Me", een rustige garagerock song, via Prestige Productions uit in 1966 met "Tossin' And Turnin'" als achterkant en had net als de band This Side Up, die in 1966 de single "Sun Arise" / "Why Can't I Dream", een swingende pop song, via het zelfde label uitbracht, Birmingham als
woonplaats.
Mobile was de plaats waar The 5 vandaan kwam en die maakte in 1965 "I'm No Good", een prima pop song met "I've Lost My Girl" als andere kant voor het JB Records label.
In 1966 verscheen via het Vaughn Ltd. label de single "Run For your Life" /  "By My Side", een beat song met hoog meezing gehalte, van The Rockin' Rebellions uit Birmingham en in 1967 kwam "Funny Kinda Day", een aardige pop song, die "Love Minus Zero" als B-kant had, via het Malcolm Z Dirge label uit van Fox & The Huntah's.
Een jaar later, in 1968 dus, verscheen "Gotta' Go Now", een prachtige pop song, van The 5C Stamp uit Eastaboga via Prestige Productions en dit nummer had "Jesse Jane" op de andere kant staan.
De laatste band van de CD/LP kwam uit Tuscaloosa en heette The Omen & Their Luv, die in 1967 de geweldige single "Need Some Sunshine" / "Maybe Later", een fantastische psychedelische garagerock song, door het Daisy label lieten uitbrengen.
Ook deze uitgave van de Psychedelic States serie is er één om te koesteren en mag eigenlijk niet in je collectie ontbreken.

zaterdag 8 december 2012

Review: Los Checkmates - Con Los Checkmates

Gear Fab 2001-(GF-181)

Los Checkmates werd in 1966 opgericht door Canadees Dave Atherton - zang, die in 1964 met zijn familie naar Mexico was verhuisd.
Behalve Dave, bestond de band uit: Joe Aleo, Kippy Alpert, Carlene Kern (allen studerend aan University Of The Americas te Mexico City), Javier Batiz (speelde later bij Santana) en Fito De La Parra (speelde later als drummer bij Canned Haet).
De band speelde veel op privé feesten van de elite uit Mexico City en in lokale clubs en tijdens één van die optredens ontmoetten ze producer Jaime Sanchez Rosalo, die hun opname sessies betaalde.
De songs werden op een viersporen recorder opgenomen en het kostte ze iets meer dan een maand om alles op te nemen.
Ieder bandlid kreeg daar $200 voor betaald en er werden ongeveer 500 LP's geperst, die in juni 1967 werden uitgebracht via het Corso label.
Nadat de LP was uitgebracht vonden er verschillende keren bezettings wisselingen plaats en één daarvan was dat drummer Jimmy Nichols, die in 1964 voor Ringo Starr was ingevallen bij de Scandinavische tournee van The Beatles tijdens zijn ziekte en ook in Nederland het podium met die band deelde, bij Los Checkmates kwam spelen voor ongeveer een jaar.
Een andere bekende muzikant, die in Los Checkmates speelde, was Jim Marshall, die later bij Charlie Daniels terecht kwam.
Andere muzikanten, die in Los Checkmates speelden waren: sologitarist Alfredeo Cisneros, basgitarist Alf Rey Conde, drummer Pato "Duck" Flores (allen uit Mexico) en pianist, organist Wim Van Beers uit Nederland.
Dave Atherton verhuisde in 1969 terug naar Canada, waar hij de band Sirius oprichtte, waarin ook drummer Gary McCracken zat, die later bij de hardrock band Max Webster ging spelen.
Op de CD/LP van Los Checkmates staan 12 covers, waarvan de eerste "No Milk Today" een perfecte kopie van het Herman's Hermits nummer is, die gevolgd wordt door "Western Union", dat eveneens op geweldige wijze gekopieerd is en als ik niet beter wist, zou ik gedacht hebben hier het origineel te horen.
Vervolgens krijg ik "Don't Let The Sun Catch You Cryin'" te horen, dat ook op uitstekende wijze vertolkt wordt, waarna "A Little Bit Me, A Little Bit You" volgt en net als in voorgaande songs,heeft de band goed naar de originele versie geluisterd en deze op zo goed mogelijke manier eigen gemaakt.
Dat verandert in "I Think We're Alone Now" ook niet en dit is opnieuw zo'n fantastisch uitgevoerde versie, die gevolgd wordt door "Gimme Some Lovin'", de eerste uitvoering waarin ik lichtelijk eigen inbreng van de band hoor en die is prima.
Dan volgt "You Have To Be So Nice" en deze is weer op een schitterende manier gekopieerd en ook "Kind Of A Drag" is een haast exacte kopie van het origineel.
"Happy Together" is van hetzelfde laken een pak en zelfs de Rolling Stones song "Ruby Tuesday" benadert het origineel zo dicht, dat ik in eerste instantie dacht, de Stones zelf aan het werk te horen, maar naarmate de song vordert hoor ik toch lichte verschillen.
Daarn hoor ik "I'm A Believer" en ook daarin schittert de band, maar in de laatste song "I'm Down" gaat de band dan toch eindelijk in de fout en betrap ik ze op het feit, dat ze van dit nummer geen perfecte kopie hebben kunnen maken.
Ondanks dat er alleen maar covers op deze CD/LP staan, heeft Los Checkmates hiermee een fantastisch stuk muziek gemaakt, dat in ieder geval verdiend om beluistert te worden en het is zeker het aanschaffen meer dan waard.

donderdag 29 november 2012

Review: Ivory - Ivory

Gear Fab 2002-(GF-182)

De basis voor de band Ivory werd op high school te Boron, California, gelegd toen Ken Thomure - sologitaar en zang en Mike McCauly - keyboards en zang gingen samen spelen.
Ze traden op in Edwards militaire luchtmacht basis in hun woonplaats, in jongeren clubs, op schoolfeesten, bij openingen van supermarkten, bij bandjes wedstrijden en verder overal waar ze maar konden spelen.
Na hun high school besloten ze naar Hollywood te verhuizen om daar een nieuwe band te beginnen en troffen zangeres Christine Christman uit Westchester, Los Angeles, daar, waar ze mee gingen samen spelen.
De band verhuisde naar Sunset Strip en gingen samen wonen met een stel kunst studenten en verdienden de kost door in kleine clubs rond Santa Monica en Hollywood te spelen.
Hun manager, Tony Christian, hielp ze met het vinden van een repetitie ruimte, het krijgen van een platen contract en een underground film soundtrack.
Na een jaar nam Ivory hun gelijknamige debuut album op, die in 1968 door het Tetragrammaton label uitgebracht werd, waardoor de band betere optredens op grotere podia kreeg en een optreden mocht doen in de Tonight Show.
Ook toerden ze door Colorado, waar ze in bijna elke plaats speelden en bij radio stations te gast waren om hun LP te promoten en tijdens hun live optredens werden ze bijgestaan door een drummer en basgitarist, vergezeld door een toermanager.
Helaas zou het hun laatste toer worden, want Mike moest in het leger en werd naar Vietnam gestuurd en Ken en Christine gingen daarna ieder hun eigen weg.
Hun LP Ivory bevat 10 eigen nummers, waarvan het eerste "Silver Rains" heet, een schitterende psychedelische song in de stijl van Jefferson Airplane, die in een niet te hoog tempo gespeeld wordt.
Vervolgens hoor ik "Free And Easy", een heerlijke progressieve rock song, waarin een mix met jazz gemaakt wordt en
deze wordt gevolgd door "Losin' Hold", een opgewekt klinkende rustige pop song.
Daarna krijg ik "Laugh" voorgeschoteld, dat een mooie licht psychedelische pop song is, waarin de band op zijn best is.
Dan volgt "A Thought", een fantastische swingende progressieve rock song, waarbij het onmogelijk is stil te blijven zitten.
Één van de beste songs van de CD vind ik "I, Of The Garden", waarin een mix wordt gemaakt van psychedelische en progressieve rock met een licht hypnotiserend ritme, waarbij de keyboards de hoofdrol heeft.
"All In My Mind" is weer zo'n schitterende psychedelische pop song en "A Light" een lekker klinkende progressieve  pop song.
In "Last Laugh" laat de band een vrij commercieële swingende pop song horen, waarbij het dans gehalte hoog is.
De laatste song heet "Grey November" en hierin maakt Ivory een uitstekende mix van progressieve en psychedelische rock en dit is één van de hoogtepunten van deze geweldige CD, die geen mindere songs bevat en volgens mij in ieders muziek collectie hoort te zitten.

donderdag 22 november 2012

Review: The Bards - The Moses Lake Recordings

Gear Fab 2002-(GF-183)

Begin jaren zestig werd op Moses Lake High School, in Washington State, de band The Continentals opgericht, die uit studenten van deze High School bestond en regelmatig van samenstelling wisselde, omdat er steeds mensen afstudeerden, naar college gingen of in het leger moesten.
De uiteindelijke samenstelling bestond uit: Mike Balzotti - keyboards en zang, Mardig Sheridan - sologitaar en zang, Chuck Warren - basgitaar en zang en Bob Galloway - drums en zang.
Na acht jaar veranderde de band de bandnaam in The Bards en speelde in bijna elke dancing in het noordwesten van Amerika, maar ook waren ze regelmatig te horen via radio stations en namen ze singles op, die uitgebracht werden door labels als Jerry Dennon's Picadilly, Panorama, Jerden, Capital en Parrot.
De band deelde het podium met onder andere The Dave Clark Five, The Animals, The Rascals en The Turtles en op het hoogtepunt van hun succes met Tommy Roe.
In 1968 maakten ze hun meesterwerk "The Moses Lake Recordings", waarin de 20 minuten durende rock opera "The Creation" is opgenomen, die geproduceerd werd door Curt Boetcher en Keith Olsen.
Daarop staan 13 nummers, hoewel er op de CD slechts 7 vermeld staan, maar dat komt omdat één van de nummers in 6 delen onder verdeeld is op de CD, terwijl die als 1 te boek staat.
Het openings nummer heet "Rainy Days I Had With You", een vrolijke pop song, die aan zet tot dansen en gevolgd wordt door "Laredo", een lekker klinkende progressieve rock song, waaraan blazers zijn toegevoegd.
Vervolgens hoor ik "Oobleck", een schitterend stukje progressieve rock, dat een soort sprookje is, waarin een gesproken en gezongen tekst zit.
Daarna volgt "Moses", een heerlijke swingende song met religieuze ondertoon, waarnade band vervolgd met één van de beste songs van de CD, getiteld "Reluctantly And Slow".
Dit swingende progressieve rock nummer bevat, behalve een aanstekelijk ritme, een hoog meeswing gehalte en neigt lichtelijk naar de stijl van Vanilla Fudge gemixt met jazz invloeden.
Dan is het tijd voor "The Creation", waarvan het eerste deel "And The Light Broke" heet, dat een gesproken intro heeft, waarna het over gaat in het volgende deel "He Made The World", een uitleg over het ontstaan van de wereld.
Dan vervolgd de band met een stukje gesproken tekst "Seven Seas", waarin te horen valt hoe God verder gaat met het maken van de aarde en de zeeën, dat gevolgd wordt door "Green, Green Grass", een vrolijk stukje pop muziek.
Vervolgens krijg ik "I'll Make Me A Man" te horen en nu kom ik aan de weet war er verder gebeurde en laat de band me weten, dat de volgende stap het maken van een man was en dit is een heerlijk progressief rock nummer.
Het volgende gedeelte heet "Up From The Bed Of The River", dat eveneens lekker progressief klinkt en swingt.
Het laatste deel van "The Creation" heet, hoe kan het ook anders, "Amen" dat slechts 25 seconden duurt en eindigt met het luiden van kerkklokken.
Het laatste nummer van de CD heet "Hollow Man", het afsluitende gedeelte van de rock opera, dat een ode aan God is en ook dit is een schitterende vrij progressieve rock song.
Ondanks het feit, dat een gedeelte van de CD over het geloof gaat, is dit een fantastische uitgave, die meer dan alleen maar religieuze getinte muziek bevat en beter onder de term progressieve rock gerangschikt zou kunnen worden.

vrijdag 16 november 2012

Review: Day Blindness - Day Blindness

Gear Fab 2002-(GF-184)

Day Blindness werd in 1968 te San Francisco, California, opgericht uit 2 verschillende high school bands.
Gary Phil - zang en sologitaar en Felix Bria - zang, basgitaar en orgel vormden met Roy Garcia - drums de band, die onder de naam Day Blindness zou gaan spelen.
Ze traden op in de streek rond Bay gedurende het jaar erna en speelden in het voorprogramma van Sly & The Family Stone en toen Marc Tabucci een kleine studio bouwde, nam de band, waarvan drummer Roy werd vervangen door Dave Mitchell, daar hun LP "Day Blindness" in 1969 op.
Gedurende de sessies liepen Bob Dylan en Janis Joplin de studio binnen om de band adviezen te geven voor zowel de song titels als het hoes ontwerp, dat van de hand van Carole Culver komt.
Kort nadat de LP opgenomen was, ging Day Blindness uit elkaar en hun nalatenschap bestaat dus enkel uit de 8 songs van de LP.
Het openingsnummer heet "Still Life", dat werkelijk fantastisch klinkt en hierin is meteen al te horen dat de band sterk beïnvloed is door The Doors.
De zang heeft dan ook wel enige gelijkenis met die van Jim Morrison, maar de muziek van dit nummer is nog een stukje progressiever dan die van The Doors en hierin zitten diverse prima tempowisselingen.
Het volgende nummer heet "Jazz Song" en dit is een geweldig kort swingend instrumentaal stukje progressieve rock, dat gevolgd wordt door "Middle Class, Lament", een progressieve rock song waarin blues invloeden te horen zijn.
Vervolgens krijg ik "I Got No Money" voorgeschoteld en ook dit prima werkje bevat blues invloeden en bevat enkele uitstekende tempowisselingen.
Daarna volgt "House And A Dog" een zeer swingende progressieve blues rock song en deze wordt gevolgd door het lekker klinkende "Live Deep", waarin de Doors sound weer sterk naar voren komt.
Dan krijg ik een langzame blues song te horen, getiteld "Young Girl Blues", waarna de band helemaal los lijkt te gaan in het laatste nummer dat "Holy Land" heet.
Als ik niet beter wist, zou ik denken dat dit meer dan 12 minuten durende nummer een verloren song van The Doors was en hier hoor ik de band op hun best, want dit nummer swingt niet alleen, het is ook progressief, eigentijds en
heeft een sterk hypnotiserend ritme.
De CD "Day Blindness" is voor mij één van de beste uitgaven van Gear Fab en behoort in het rijtje meesterwerken thuis.

vrijdag 9 november 2012

Review: Psychedelic States - New York In The 60s Vol.1

Gear Fab 2002-(GF-185)

In de geweldige serie Psychedelic States is het deze keer de beurt voor "New York In The 60s Vol.1" en op deze CD staan 28 songs van even zoveel bands.
De CD begint met The Mark IV uit Poughkeepsie-Mahopac die het garagerock nummer "Don't Want Your Lovin'", uit 1966, spelen, waarin diverse tempowisselingen zitten, waardoor de song de ene keer rustig en de andere keer heftig klinkt.
Het volgende nummer komt uit 1968 van Plastik People uit Bayside, Queens en heet "Wait", een lekker klinkende garagerock song, met psychedelische invloeden.
Daarna volgt "Last Stop", een schitterende garagerock song, waarin het ritme aanstekelijk klinkt en het nummer goed dansbaar is en dit wordt gespeeld door Jerry & The Gems uit Bronx, die dit nummer in 1966 uitbrachten, dat "Summertime" als B-kant had.
Uit Rochester kwamen The Darelycks, die in 1966 het nummer "Bad Trip", een heerlijk swingende pop song, via het Fine label uitbrachten met "Wait For Me" als achterkant. en dit wordt gevolgd door "Can't Get You Out Of My Heart", dat een prima dansbare beat song is uit 1966, die door The Rustics uit Lynbrook via het Ye Old King label verscheen en "Look At Me" op de andere kant had staan.
The Off Set uit Brooklyn maakte in 1968 het nummer "A Change Is Gonna Come", een vrij commercieele beat song met een uitstekend ritme, waarvan alleen een proef persing gemaakt werd.
"Superhog" is een fantastische progressieve rock song uit 1967 van The Jelly Bean Bandits uit Newburgh, die ook op hun LP staat, die door Mainstream werd uitgebracht in dat zelfde jaar.
The Shades Of Darkness uit Fredonia & Dunkirk brachten in 1967 de single "She Ain't Worth All That", een geweldige garagerock song, die gevolgd wordt door "Why Baby Why", een prima commerciële pop song uit 1967 van The Mistics uit Syracuse.
Daarna volgt "She Understands", een vrolijk klinkende swingende beat song uit 1965 van The Keepers uit Canarsie, Brooklyn, die via het Bracvura label verscheen en "Lost Love" als achterkant had.
Dan staat "Everybody Needs Somebody (To Love)", van The 3rd Evolution uit Bronx, als volgende op de lijst en dit nummer stamt uit 1966 en is gekoppeld aan "You're Gonna Lose The Only Love You Ever Had" en verscheen via Dawn.
Swingende garagerock klanken komen van The Descendants uit Yonkers en hun song "Lela" uit 1966, die Garden Of Eden" als andere kant had staan.
Ronduit geweldig vind ik de psychedelische garagerock song "She's Too Familiar Now" van Quadrangle uit New York City, die dat nummer in 1966 via Philips en het koppelden aan "No More Time".
Ook vrij psychedelisch klinkt "Freedom" van The Essentials, die eveneens uit New York City kwamen en hun single, waarvan "Sunshine Baby" de achterkant was, door het Kandy label uitgebracht zagen worden.
The Bay Ridge uit Brooklyn, die oorspronkelijk The Chosen Few heetten, maakten in 1967 voor Atlantic de single "Backtrack" /  "I can't Get Her Out Of My Mind", een uitstekend stukje pop.
"PLease Stay" van The Shan Dells uit Levittown en Wantaugh is een schitterende psychedelische pop song uit 1966 en had "Treat Me Like A Man" als B-kant, die door het Showcase label werd uitgebracht.
The Blue Chips uit Rego Park, Queens, maakten in 1967 een fantastische garagerock song, getiteld "Where", die samen met "Keep Looking For Love" op het Roaring Records label verscheen.
In 1965 bracht het Marko label de single "She" / "Knock On My Door", een swingende garage pop song uit van de uit Astoria, Queens afkomstige band The Primates.
De single "Why" / "Stay Away", een heerlijke garagerock song uit 1966, werd door het eigen Esquire label
uitgebracht door The Mystic Tide uit Woodbury en The Go-Nuts uit Brooklyn, brachten in 1967 de single "Be Mine" / "Flower", een lekkere psychedelische pop song, via het Demo-Disc label uit.
Uit Long Island kwam The Lemon Sandwich, die in 1967 de single "I Must Be Dreaming" / "Give Me Love", een prima psychedelische pop song, maakten voor La Salle en The New Black Window uit Jamestown zagen hun single "Baby Come Running" / "Little Girl", een goed dansbare pop song, via Vendetta verschijnen.
The Continentals, uit Messina, maakten in de zomer van 1966 "Sick And Tired", een geweldige garagerock song in Britse stijl, die "Almost A Man" als B-kant had en deze verscheen via Schenectady D&C.
"I'm Your Man", een fantastische swingende garagerock song, werd door The Denims uit Queens in 1965 uitgebracht door het Columbia label en had "Ya Ya" als andere kant en The Age Of Reason, uit North Bronx, maakte in 1967 het nummer "Dirty Shame", een op Britse leest geschoeide beat song, die niet uitgebracht werd.
Sportin' LIfe kwam uit Jericho en in 1968 bracht deze band de single "I Can't Wait Till Tomorrow", een swingend stukje psychedelische pop, via het Riba label uit, dat gevolgd wordt door "Baby, Bring A Way", een rustige pop song, uit 1966, van Poor Richard's Almanac uit New York City, die samen met "Never Again"op het Jody label verscheen en de laatste song, uit 1967, "All My Life" van The Taboos uit Long Island, die "So Sad" als achterkant had en via La Salle op de markt werd gebracht, is een lekkere garagerock song, die swingt.
Ook deze Psychedelic States staat vol geweldige songs en is de prijs van het aanschaffen meer dan waard.

zondag 4 november 2012

Review: Challenger's - Challenger's

Gear Fab 2002-(GF-186)

In de jaren 60 was het in Puerto Rico net als in de van de Verenigde Staten, want er waren veel jongeren in de muziekwereld actief en sommigen schreven hun eigen songs, terwijl anderen nummers van bekende artiesten coverden, maar er waren er ook, die beide deden en één van die bands noemde zichzelf Challenger's.
Hun muziek was geïnspireerd door bands als Vanilla Fugde, The Young Rascals en Santana en de band maakte een mix van die stijlen, maar ook schuwden ze niet het werk van The Beatles en Bob Dylan te spelen.
De band bestond uit: Rafael Marquez "Rafi" - sologitaar, Luis Velez "Wiso"- zang en basgitaar, Alex Rodriguez - zang, slaggitaar en conga's, Reno Habiff Moreno - zang en percussie, Jose Guzman "Tato" - orgel en piano en Jose Luis Kerkado - drums.
Challenger's brachten in 1969 hun gelijknamige LP uit, die in Puerto Rico opgenomen werd, via het Mariel label en daarop stonden 9 songs, waarvan 3 covers.
Het eerste nummer van de LP heet "Emily" en is een mix van Santana en Vanilla Fudge, die meteen al als muziek in mijn oren klinkt en dit nummer swingt als een tierelier en wordt gevolgd door het rustige "Martha Does", waarin eveneens zuid Amerikaanse klanken te horen zijn, die gemixt met de westerse pop muziek fantastisch klinken.
Vervolgens hoor ik "You Can't Mess With Joe", een swingende rock song, waarna de eerste cover te horen is en dat is de Bob Dylan song "Blowin' In The Wind", die in de rustige uitvoering van Challenger's door de zang een beetje een religieus gevoel bij me oproept.
Gelukkig duurt dat niet lang, want het volgende nummer "Letting You Know" swingt weer als een trein en het is dan ook moeilijk hierbij stil te blijven zitten.
De volgende cover, die ik te horen krijg is "It's For You", dat door Lennon-McCartney geschreven werd voor Cilla Black, maar de uitvoering van Challenger's is totaal anders, want de band maakt er een progressieve rock song van, al doet het met hand geklap begeleidend vocale gedeelte in het begin anders vermoeden, maar als de band invalt mondt dit uit in een heftige waanzinnig goede rock song, die in de stijl van Vanilla Fudge gespeeld wordt. 
Dan krijg ik weer een eigen nummer te horen, getiteld "Got To Tell You" en vind ik een zeurderige ballad, die gevolgd wordt door "Needles And Pins" in zuid Amerikaanse stijl gespeeld en ook dit vind ik niet zo geweldig, maar dat compenseert de band met het fantastische laatste nummer, genaamd "Little Big Man", waarin een mix van blues en progressieve rock wordt gemaakt.
De CD van Challenger's bevat enkele ijzersterke songs en ook enkele mindere, maar toch is deze uitgave de moeite van het aanschaffen zeker waard, al was het alleen maar voor de uitvoering van "It's For You".

vrijdag 26 oktober 2012

Review: The Twenty-First Century Sound Movement - The Twenty-First Century Sound Movement

Gear Fab 2012-(GF-262)

Halverwege het jaar 1969 kwam de LP "Twenty-First Century Sound Movement" uit van de gelijknamige band uit Volker Fountain, Missouri met daarop 9 covers en 1 eigen compositie.
Ook verscheen er een single van de band via het Cave label, waarvan de A en B kant wel door de band geschreven werden.
Helaas zijn er geen gegevens over de bandleden bekend, zodat ik me moet beperken tot weergeven van de muziek.
De LP start met "Don't Let The Sun Catch You Crying" (Gerry And The Pacemakers) en deze uitvoering doet niet veel onder voor het origineel, behalve dat de zang hier en daar wat haperend over komt.
Het volgende nummer is de Animals hit "The House Of The Rising Sun" en met het instrumentale gedeelte zit het wel snor, want de band speelt hier een prima stukje garagerock, maar de zang past er helaas niet echt bij en klinkt naar mening veel te lief.
Vervolgens hoor ik "The Weight" (The Band) en ook hierin komt de zang niet goed uit de verf, wat jammer is, want de muziek klinkt wel lekker.
Dan krijg ik "Fire" (Jimi Hendrix) te horen, dat een stuk beter gezongen wordt dan voorgaande nummers en de garagerock van de band maakt het extra lekker.
In "Hey Jude" (The Beatles) komt de zang opnieuw in de problemen, terwijl het instrumentale gedeelte gewoon goed gespeeld wordt en de band aan het eind zelfs een eigen draai aan het nummer geeft.
"Mercy, Mercy, Mercy" (Joe Zawinul) past beter bij de zang en dit nummer komt dan ook uitstekend bij me over en wordt gevolgd door "Suzie Q" (CCR, Stones) en ook in dit nummer laat de band horen de muziek goed onder de knie te hebben en de zang klinkt zoals die moet zijn, oftewel prima.
The Doors cover "Light My Fire" is het volgende nummer en hierin komt weer een hoop onzekerheid van de zanger naar boven, want lijkt wel of hij probeert deze song maar zo snel mogelijk achter de rug te hebben, zo vlug zingt hij de teksten en helaas deelt de rest van de band in de malaise.
De volgende song is een eigen compositie en heet "For The Rest Of My Life", een vrij goede pop song, waarbij het tempo niet al te hoog ligt, het ritme erg aanstekelijk is en de tekst een hoog mee zing gehalte bevat.
Net als bij de meeste andere songs haalt de zanger het niveau van de rest van de band niet en dat is in "In-A-Gadda-Da-Vida" opnieuw het geval, dat erg spijtig is, want het instrumentale deel is van een prima kwaliteit.
De A-kant van de single heet "Feelin' Down" en dit is een uitstekende swingende progressieve rock song, die geweldig hammonorgel spel bevat en in een uptempo gespeeld wordt.
Ook de andere kant "First Day", een progressieve religieuze rock song klinkt fantastisch en swingt als een trein en laat de kwaliteiten van de band hier prima tot hun recht komen.
The Twenty-First Century Sound Movement is bij vlagen geweldig, hoewel de muziek van de LP door de zang een beetje te onevenwichtig klinkt, maar de bonus nummers (single) compenseren dat grotendeels, zodat dit toch een prima uitgave is geworden, die zeker het beluisteren waard is.

vrijdag 19 oktober 2012

Review: The Love Machine - Electronic Music To Blow Your Mind By!!!

 Gear Fab 2012-(GF261)

Van de leden van de groep The Love Machine zijn geen gegevens bekend, behalve het feit dat ze een LP maakten, die "Electronic Music To Blow Your Mind By!!!" heet.
Deze werd in 1968 door het Design label uitgebracht, bevat 10 nummers en is voor deze CD uitgave gekoppeld aan een andere onbekende band, die Rajput & The Sepoy Mutiny heette en de LP "Flower Power Sitar" in 1967 via het Design label uitbracht met daar op eveneens 10 nummers.
De LP van The Love Machine begint met "Mindblower", dat een stukje instrumentale psychedelische pop is,
hoofdzakelijk op het hammondorgel orgel gespeeld en dat door de elektronische geluiden, die daarbij klinken hier en daar aan de muziek van Pierre Henry van zijn LP "Messe Pour Le Temps" doen denken. 
Vervolgens krijg ik "Zenquake" te horen, waarin saxofoon, hammondorgel orgel en elektronische geluiden het nummer vormen, gevolgd door "Clockburst", dat met elektronische geluiden begint, maar dan verder door de muziek van het orgel bepaald wordt.
In "Bells For Eternal Zoom" gaat het op dezelfde wijze; de aanzet komt van de elektronica en daarna vult het
hammondorgel orgel het nummer verder.
Met "Inner Ear Freakout" slaat de band even een andere weg in en dit klinkt zowaar als een swingend rock nummer, waarin het orgel weliswaar de overhand heeft, maar ook gitaar en drums spelen hierin een rol van betekenis, terwijl ook de elektronica niet vergeten wordt.
"The Shadow Of Vibrate" is een aan surf gerelateerd nummer, dat in een vrij langzaam tempo gespeeld wordt, maar heeft ook invloeden uit de beat.
Naarmate de LP vordert komt er steeds meer muziek in en "Prism On Prism" is een swingend hammondorgel orgel nummer met psychedelische invloeden, maar in "Luna Sea" keert de band terug naar de nummers met elektronische geluiden, hoewel dit evengoed een swingend hammondorgel orgel nummer is.
In "Ashbury Tripper" hoor ik de band weer zo'n lekker klinkend hammondorgel orgel nummer spelen, waar zo nu en dan wat elektronische geluiden tussen door klinken en in het laatste nummer van deze LP laat de band nogmaals horen, dat ze prima muzikanten zijn, die van een experiment van hammond en elektronica houden.
Het eerste nummer van Rajput & The Sepoy Mutiny heet "Flower Power" en dit is een prima instrumentaal beat nummer, waarbij de sitar een grote rol speelt, die gevolgd wordt door "Flower Bed", een instrumentaal op sitar gespeeld nummer, dat wel heel erg sterk op "Mull Of Kintyre" van Paul McCartney lijkt.
Daarna volgt er een soort Indonesisch nummer met een erg dansbaar ritme, genaamd "I String Beads"en dan "Do It With Flowers", een rustig nummer, dat op "Feelings" van Morris Albert lijkt.
"Lullaby For Flower Children" is een aardig fifties-achtig nummer, waarbij de sitar ook niet ontbreekt en "Up, Up And Away" is een zwakke cover van dit toch al niet al te beste nummer.
Vervolgens krijg ik "Beautiful, Beautiful Flower" te horen en dit is eigenlijk een lekker nummer, dat iets eigens
heeft en gespeeld wordt door hoofdzakelijk akoestische gitaar en sitar.
In "Flowers, Flowers, Everywhere" lijkt het alsof er een dansorkest aan de gang is en met "Ragadelic" laat de band me een aardig op sitar gespeeld oosters nummer horen en met "Child Of Love", waarmee de LP afgesloten wordt, krijg ik nog zo'n langzaam nummer voorgeschoteld.
Deze uitgave, van de anders zo geweldige serie, vind ik ver onder het peil van de rest, maar er zal ongetwijfeld wel een liefhebber te vinden zijn, die dat niet met mij eens is.

vrijdag 12 oktober 2012

Review: The Children - Rebirth

Gear Fab 2002-(GF-187)

Het verhaal van The Children begon halverwege de jaren 60, toen de band The Stoics in 1965 werden opgericht te San Antonio, Texas.
The Stoics bestonden toen uit: Bill Ash - sologitaar, Roy Quillian - slagitaar, Al Acosta - zang, Sam Allen - drums en Mike Marechal - basgitaar.
Net als zoveel bands startten ze op high school en speelden ze muziek van hun Britse idolen, waaronder The Rolling Stones en Kinks.
In 1966 nam de band hun eerste en enige single op, getiteld "Enough Of What I Need", een lekker klinkende garagerock song, die in niet al te snel tempo wordt gespeeld en door de band zelf geschreven werd met "Hate", eveneens een garagerock song, die in vrij hoog tempo gespeeld wordt, als achterkant.
De single werd in een zeer beperkte oplage van 150 stuks geperst en via het eigen Brams label uitgebracht, maar kort na het uitbrengen ging de band uit elkaar en in eerste instantie vormden Ash en Quillian met 2 andere leden een nieuwe band, maar toen Ash gevraagd werd door de band The Argyles stapte hij over naar die band.
The Argyles werden eveneens te San Antonio, Texas opgericht in 1965 en bestonden uit: Steve Perron - zang en slaggitaar, Louis Cabaza - orgel en elektrische piano, Chris Holzhaus - sologitaar, Benny Treiber - basgitaar en Steve Anderson - drums.
Ook zij oefenden in garages en speelden op lokale dansfeesten en eind 1966 namen ze te Passadena hun eerste single op, waarvan "Farmer John", een prima psychedelische garagerock song, de B-kant was, terwijl de A-kant "White Lightning" een garagerock uitvoering van de George Jones hit was.
Begin 1967 gingen ze opnieuw de studio in , maar deze keer in San Antonio, waar ze weer 2 covers op namen.
Dat waren "Still In Love With You Baby", dat oorspronkelijk van The Beau Brummels was en door The Argyles naar Brits voorbeeld werd gespeeld en op de A-kant kwam en "Turn On Your love Light" een schitterende garagerock uitvoering van deze song op de B-kant, die door het Jox label werden uitgebracht.
Door meningsverschillen werd sologitarist Holzhaus vervangen door Ash en omdat de band voor het Jox label nog een song had opgenomen, werd besloten die uit te brengen onder de naam The Mind's Eye, de nieuwe naam van de band, genoemd naar een nieuwe psychedelische club waar ze als huis band optraden.
Dit nummer, "Help, I'm Lost" was een stuk psychedelischer dan hun voorgaande songs en klinkt fantastisch en had "Still In Love With You Baby" in dezelfde uitvoering als achterkant, maar nu onder de naam Mind's Eye uitgebracht.
In die periode werd drummer Anderson vervangen door Andy Zsuch en had zangeres Cassell Webb zich bij de groep gevoegd.
Halverwege 1967 werd The Mind's Eye club gesloten wegens drugs problemen en vechtpartijen, waardoor er ook geen alcohol meer verkocht mocht worden, maar omdat het "The Summer Of Love" was en iedereen naar California trok, besloot ook de band daar heen te verhuizen.
In dat zelfde jaar nam de band een aantal nummers op in de studio van Davy Jones (Monkees), maar nadat een van zijn managers al zijn geld op had weten te maken, ging de platendeal met The Mind's Eye, die toen onder de naam The Children optraden niet door.
Van de reeds opgenomen songs werd, met de investering van eigen geld, een single geperst in een beperkte oplage van 330 of 600 stuks, waarvan het grootste deel vernietigd werd.
1968 was het jaar dat hun LP "Rebirth" te Houston, Texas, werd opgenomen met daarop uitsluitend eigen songs en uitgebracht door het Cinema label en later dat jaar door Atco met daarop 10 songs.
De LP opent met "Daybreak", een prachtige psychedelische folk song met een wisselend ritme en begeleid door een orkest, waarna "Maypole" volgt, een rustige folk song met een eentonig orgel geluid.
Daarna hoor ik "Don't Ever Lose It", een heerlijke psychedelische song, die in een rustig tempo gespeeld wordt.
Dan volgt één van de mooiste nummers van de LP, getiteld "Beautiful", dat met schitterend piano spel start, waarna de zang invalt en vervolgens de rest van de band, die aangevuld met strijkers hun muziek in een rustig tempo ten gehore brengt en dit nummer wordt gevolgd door "Sitting On A Flower", eveneens een geweldige song, die met piano start, maar een stukje sneller gespeeld wordt en dit is een mix van een progressieve rock en folk song.
In "I'll Be Your Sunshine" laat de band een fantastische rustige folk song horen, die door de schitterende zang van Cassell en de strijkers bijna hemels klinkt.
Met "Militairy School" zet de band een heerlijke progressieve protest song neer, die in theatrale stijl gespeeld wordt en in het korte "I Got Involved" trekt de band me opnieuw het theater in.
"Pictorial" is een waanzinnig goede progressieve rock song, die met heftig gitaar spel begint en overschakelt naar een song met een psychedelisch karakter, waarin de invloed van Jefferson Airplane lichtelijk aanwezig is.
Het afsluitende nummer van de LP heet "Dreaming Slave" en ook deze met strijkers aangevulde song, is een lekkere mix van psychedelische en progressieve rock.
Dan volgen er 9 bonus tracks uit de periode 1969-1970 en de eerste daarvan heet "Picture Me", een snelle pop song, die gevolgd wordt door "Enough Of What I Need" en deze vertolking van het Stoics nummer, klinkt zeker net zo ruig als het origineel, zoniet nog ruiger.
Daarna hoor ik een rustige tegen reggae aanleunende versie van "Pills" en dit nummer zou later nog door een hoop bands gecoverd worden.
In "Once More" krijg ik weer een mooie pop song te horen en "Fire Ring" is een progressieve rock song, die in rustig tempo gespeeld wordt.
"Francene" is een swingende commerciële rock song, "It Won't Show On Me" is eveneens een prima rock song, "Take A Look" swingt als een trein, waarbij het moeilijk is stil te blijven zitten en "Force Of Habit", waarmee de CD afgesloten wordt, is een lekker klinkende pop song.

vrijdag 5 oktober 2012

Review: Stone Garden - Stone Garden

Gear Fab 2002-(GF-188)

Begin jaren 60 werd in Lewiston, Idaho, de band Stone Garden opgericht, nadat de broers Speer geïnteresseerd waren geraakt in het maken van muziek.
Omdat ook hun ouders muziek maakten, was het voor de broers de normaalste zaak van de wereld, dat ook zij dat gingen doen en Gary en Paul leerden gitaar te spelen, terwijl Neal drums en piano leerde.
Hun vader bouwde van een oude stereo een paar versterkers, die de broers tijdens hun band repetities gebruikten en daarmee hun buren ergerden.
Ze noemden hun band The Three Dimensions en hun eerste optreden was tijdens een zwem en dans feest in het stads zwembad, dat een groot succes voor de band was en ze kwamen 65 dollar rijker thuis, wat niet gek was voor jongens, die nog net geen teenagers waren.
Nadat Dan Merrell bij de band was gekomen als basgitarist, was het ook nodig een nieuwe naam te kiezen en dat werd The Knights Of Sound en onder die naam werd in 1965 het nummer "The World Is Coming To An End" opgenomen in Doug Smith´s kelderstudio te Clarkson, Washington.
De band speelde regelmatig in de buurt van Lewiston en daarmee trokken ze de aandacht van Don Tunnell, die hun manager werd.
Ook veranderde de bandnaam dankzij Don in 1967 in Stone Garden, toen de flowerpower beweging in volle gang was en ook zorgde hij ervoor, dat de band op een psychedelische poster met de naam Stone Garden terecht kwam.
De bandleden lieten hun haren groeien, speelden buiten covers van bands als CCR, Doors, Beatles, Cream en Jimi Hendrix ook eigen nummers en werden een wel bekende band, die optraden in Seattle, Portland, noord Californië, Brits Columbia en Montana.
In 1969 kwam John Purviance, een getalenteerde multi-instrumentalist bij de band en daardoor veranderde hun muziekstijl, en kort daarna nam de band hun single, waarvan er 300 gemaakt werden, bij Doug Smith op, die nieuwe apparatuur had.
Chris Adams, een disc jockey, was grote fan van de band en door zijn inspanning, boekte de band studio tijd in een professionele 8 sporen opname studio, genaamd Ripcord Studios te Vancouver, Washington, waar een aantal nummers opnamen, die hier op de CD te horen zijn.
In het najaar van 1969 verliet Gary de band en Lewiston om elders in het land naar college te gaan en hij werd vervangen door Russ Pratt en na nog enkele bezettingswisselingen in de jaren daarna, ging Stone Garden in 1972 tenslotte uit elkaar.
De nalatenschap van de band is een CD, waarop 10 nummers staan, waaronder 2 versies van "Oceans Inside Me" en met de uitvoering, die in de Ripcord Studio is opgenomen begint de CD.
"Oceans Inside Me" is een schitterende progrock song, waarin de band meteen laat weten, dat hun muziek niet zoetsappig is.
Vervolgens gaat de band verder met "It's A Beautiful Day", eveneens een fantastische progressieve rock song, die ook invloeden van de muziek van Cream bevat.
Daarna volgt "The World Is Coming To An End", een nummer uit 1965, dat een prima rock song is, die gevolgd wordt door de experimentele psychedelische begintonen van het progressieve "Bastard", waarin de band een geweldig stukje muziek laat horen.
In "Da Da Da Da Da" gaat de band richting brassrock, maar ook dit is evengoed een vrij progressief nummer, waarna "Stop My Thinking", een prima blues, volgt en dit is één van de kanten van hun single.
Dan volgt "Assembly Line" een progressieve rock song, waarna het langste nummer van de CD te horen is, getiteld "Woodstock", een uitstekende progressieve rock song, waarin de band op hun best is.
Vervolgens speelt Stone Garden een nummer, dat het midden houdt tussen blues en country, getiteld "SF Policeman Blues".waarin een vrij hoog dans gehalte zit en dan is het tijd voor het laatste nummer, de single versie van "Oceans Inside Me", dat een stukje progressiever klinkt, dan de Ripcord uitvoering, doordat
de band prima gebruik maakt van de saxofoon.
De CD "Stone Garden" is weer zo'n fantastische uitgave van het Gear Fab label, waar je als rechtgeaarde muziekliefhebber niet omheen kan en dit is dus eigenlijk verplichte kost.

vrijdag 28 september 2012

Review: Nosy Parker - Nosy Parker

Gear Fab 2002-(GF-189)

Nosy Parker begon in 1975 te Whitestone, Queens, New York, als een duo, bestaande uit: Tom Viola - sologitaar en zang en Joe Celano - zang, slaggitaar en saxofoon.
Nadat dit duo een optreden had gedaan in de Penn State Universaty, besloten ze een band te vormen met Bill Viola - drums, percussie en Moog synthesizer en Tony Abbate - basgitaar en synthesizer.
Hun repertoire bestond uit eigen geschreven songs, die erg belangrijk voor hen waren, want er zat een verhaallijn in.
Via enkele vrienden, ontmoetten ze Floyd O'Neil, die hun muziek in zijn thuis studio opnam, maar door hun krappe financiële budget moest dat snel gebeuren en hun LP werd in slechts 2 dagen opgenomen en kan dan ook beschouwd worden als een "Live in de studio" product.
De LP, die in 1975 verscheen in een beperkte oplage van 500 stuks, bevat 10 nummers, waarvan "Widow's Walk" de eerste is.
Het nummer is een mooie pop song, die invloeden kent van Ralph McTell en The Strawbs en gespeeld wordt in een uptempo, die wordt gevolgd door "Buskers And Street Musicians", een schitterende pop song, waarin eveneens folk invloeden verweven zitten.
Daarna volgt "Notre Dame" een meer dan 10 minuten durende folk song, waarin de band een prachtig stuk muziek laat horen.
"Wizards In The Afternoon" is een heerlijke rustige folk song en "Song For A Gentle Lady" is een ijzersterke symfonische folkrock song, die in uptempo wordt gespeeld.
Dan volgt "Lucy Gray", dat weer zo'n prachtige rustige song is, waarin de band hun voorliefde voor de muziek van folk artiesten als Ralph McTell, Byrds en Strawbs laat horen.
In "Silver Wings" hoor je Nosy Parker weer een rustig nummer spelen en in "Beyond Beaujolais" is dat eveneens het geval.
Ook in "Leave The Last Day For The Sun" verandert de band niet van snelheid en deze mooie pop song, wordt gevolgd door de laatste song van de LP, getiteld "Widow's Walk" en dit is de akoestische versie van het nummer, die zeker niet onder doet voor de versie, waar de LP mee begon.
De CD Nosy Parker bevat vrij goede folk, die de liefhebber van deze muzieksoort zeker zal weten te waarderen. 

vrijdag 14 september 2012

Review: Psychedelic States - New York In The 60s Vol.2

Gear Fab 2002-(GF-192)

In de serie Psychedelic States is het deze keer tijd voor New York In The 60s Vol.2 en op deze CD staan 29 songs van even zoveel bands.
Het openings-nummer komt van The Chain Reaction uit de Bronx, die in 1964 onder de naanm The Strangeurs werden opgericht.
Hun single "When I Needed You", een schitterende garagepop song, uitgebracht door het Date label in 1966 had "The Sun" als B-kant en één van de bandleden, Steve Tallercio, zou later zijn naam veranderen in Steve Tyler en de band Aerosmith oprichten.
De tweede single van U.S. Stamps heette "Put The Wool", een lekker klinkende garagepop song uit 1967, die via het Galiko label verscheen met "We'll Find A Way" als achterkant.
In 1968 bracht het Copra label de single "The Inner Truth" / "The Subterranean Edible Fungus", een psychedelische rock song, uit van The Weird Street Carnival uit Porchester.
The Scoundrels uit Brooklyn maakten in 1966 de single "Devil's Daughter" / "Up There", een snelle garagerock song voor het ABC label en in 1968 veranderde de band hun naam in Lt. Garcia's Magic Music Box, die dat jaar de LP "Cross The Border" voor het Kama Sutra label uitbrachten.
Uit Astoria, Queens, kwamen the Primates, die hun single "She", een prima pop song, in 1965 voor het Marko label uitbrachten met "Knock On My Door" als andere kant.
1966 Was het jaar dat The Cavemen uit Rochester de single "Bo Diddley" / "All About Love", een garagerock song door het Capital Star Artist label uitgebracht zagen worden en in dat zelfde jaar verscheen ook de single "Mean Willy", een fantastische garagerock song met "Lost Generation" als achterkant, via het Bruce Porter's Lee label, gemaakt door P.B. & The Staunchmen uit Dansville.
The Weads uit Stonybrook, Long Island, brachten in 1965 de single "Don't Call My Name", een psychedelische pop song via het Duane label uit met "Today" als B-kant en in 1967 bracht het Solid Sound label de single "Frustration", een heftige garagerock song, die "Psychedelic Journey Pt.1" als achterkant had, uit van The Mystic Tide uit Woodbury, Long Island.
Caeser & His Romans uit Buffalo maakten in 1967 voor het GJM Music label de single "Why Make A Fool Of Me" / "Green Grass Makes It Better", een garagerock song.
In 1968 maakten The Trashing Butterflies Of Divine Happiness uit Plainview, Long Island het geweldige nummer "Poor Boy, Happy Boy", dat de B-kant zou moeten worden van het 10 minuten durende "Destruction" (zie GF-252) en deze 2 songs werden samen met 2 andere songs in de Ultrasonic Studios te Hempstead opgenomen, maar helaas nooit uitgebracht.
Uit Bayside, Queens, kwamen the Inkeepers, die in 1966 de single "Never Should Have Done It" / "Wanted", een psychedelische pop song, via het Galiko label zagen verschijnen en in dat zelfde jaar verscheen ook de single "Love Me Girl" / "Close That Door", een heerlijke garagaerock song van The Tigermen uit Olean via het Buff label.
Canaltown bracht in 1967 de single "My Rights", een prima poprock song met "I Want Your Love" uit van The Acoustics uit Palmyra.
The Omen uit Lake Mahopac maakten in 1967 de psychedelische single "Once Upon A Taste" / "Melancholy Moonlight Minded Dreamer", die via Ascot verscheen.
Ook psychedelisch is het instrumentale "The Morning After" van The Brotherhood Of Soul uit New York City, dat via Goldbug verscheen en "Save Me" als achterkant had.
Een vrolijk stukje poprock komt van The Shakespeare's uit Manhassett en Port Washington, Long Island, met het nummer "I Like You", dat "The Writing's On The Wall" als andere kant had en door Gladhamp uitgebracht werd.
The Edge Of Darkness maakten een mix van soul en psychedelische pop in "Mean Town" dat in 1968 via het Jamie label uitgebracht werd en "So Many Years" als B-kant had.
"Secundary Man" uit 1967 is een lekker klinkende pop song met "Say You Love Me" als achterkant en dit werd door The Rogues uit Buffalo via Thunderbird uitgebracht.
The Hatchet Men brachten in 1964 de geweldige single "I'll Give You Love", gemaakt naar Brits voorbeeld en "I Must Be In Love" via het Comet label, uit.
Psychedelische klanken hoor je in "Trip With Me" uit 1967, dat door Tides In uit Woodside via het Sanfris label verscheen en "Go Away From My Door" als B-kant had.
In 1966 verscheen "Careless Love", een swingende mix van pop en psychedelische rock via het Jerand label, van de uit Buffalo afkomstige band Humphrey & The Palookas, dat "Then I'll Be Sure" als ander kant had.
Uit Mattydale en North Syracuse kwamen The Great Lakes, die in 1966 de single "We'll Build Our Own Kind Of Love", een gargagerock song met "Dangerous Sue McGrew" als B-kant, via het Claridge label uitbrachten.
The Sting-Rays Of Newburgh kwamen uit Newburgh en brachten in 1967 de single "If I Needed Someone" / "Fool", een garagerock song, via het Columbia label uit.
"On The Edge" van The Majic Ship uit Brooklyn verscheen in 1969 bij het Crazy Horse label en had "And When It's Over" als B-kant (zie GF-215).
Ajax bracht in 1966 "Home Type Girl" /  "There's A Girl Down The Way", een aardige pop song, van de uit Bronx afkomstige band The Overtones uit.
In 1967 verscheen "Leaves Of Nelle Naiviv" /  "Strawberry Pie Lounge", een heerlijk psychedelische pop song, via het Taurus label van  Soundpeace.
The Ascendors maakten in 1966 de single "My Friend" / "I Won't Be Home", een lekkere garagerock song, die door het Lee label werd uitgebracht en dat jaar verscheen ook de single "The Raven" / "Crack In My Wall", een garagerock song, van The Yo Yo's uit New York City via het Coral label.
Net als de andere Psychedelic States uitgaven, is dit weer een fantastisch product geworden met heerlijke sixties muziek, dus een aanrader voor de liefhebbers.

vrijdag 7 september 2012

Review: Skyfarmer - Amazing Grace

Gear Fab 2002-(GF-191)

Skyfarmer ontstond nadat Mountain Bus uit Chicago, die in 1971 de LP "Sundance" had uitgebracht, uit elkaar was gegaan.
Sologitarist Bill Kees vormde samen met ex- Mountain Bus collega Graig Takehara - basgitaar de eerste formatie van Skyfarmer, waarin verder Lee Butch - zang, Stan Kane, Jimbo Walsh en Kim Gitlis zaten.
Skyfarmer was niet alleen een band, ze vormden ook een commune onder dezelfde naam, die op het terrein van een oude tabaks-farm in de bergen van Wisconsin woonden, ongeveer 100 kilometer van Madison, Wisconsin.
Langzamerhand sloten zich steeds meer mensen zich bij deze commune aan en in de band deden zich verscheidene wisselingen voor, zodat de uiteindelijke bezetting bestond uit: Bill Kees - sologitaar, Graig Takehara - basgitaar, Woody Sims - drums (allen ex Mountain Bus), Elliott Delman - slaggitaar, Ernest Mansfield - fluit, saxofoon en keyboards en Annie Hat - zang (allen ex Mormos Band).
Deze combinatie zorgde voor een unieke stijl, want Mountain Bus speelde hardrock / blues en the Mormos Band speelde folk en Skyfarmer maakte een mix van deze stijlen.
Na enige onenigheid met andere leden van de commune, de gewelddadige dood van hun manager Skeets Millard en omdat enkele bandleden trouwden ging Skyfarmer begin 1975 uit elkaar.
De nalatenschap van Skyfarmer bestaat uit enkele demo en live opnamen uit de periode 1973 - 1975. 
Het eerste nummer dat te horen is, heet "Okooch Farewell", een demo opname uit 1974, waarin de band een heerlijke mix weet te maken van folk, jazz en rock, die gevolgd wordt door een live opname uit 1974 getiteld "Torch Poem", een prima folkrock song met country invloeden.
Dan volgen er 4 live songs uit 1975, die alle vier tijdens hun optreden in the Amazing Grace opgenomen zijn waarop Rocko Jans - piano en Joe Haboo Texidor - percussie als gastmuzikanten meespelen en de eerste daarvan heet "No Babe", een fantastische swingende mix van jazzrock, progressieve rock en pop.
Daarna volgt "One Good Man", een lekker klinkende ballad, gevolgd door het bijna 20 minuten durende "Playboy After Dark", dat met een swingend blues ritme begint, die langzaam over gaat in een progrock song met jazz invloeden en de band improviseerd er hierin heerlijk op los.
De laatste van de Amazing Grace opnamen is een swingend jazzy nummer met zuid Amerikaanse invloeden en heet "Senorita".
Vervolgens staan er twee demo's uit 1973 op de CD, te beginnen met "Out Of Hand", een blues song met folk en pop invloeden, gevolgd door "Nobody's Wife", een goede pop song.
"Mountain Bus" is een swingende mix van jazz, blues en pop en de enige single van de band, die in 1973 uitgebracht werd, die gevolgd wordt door de enige cover, een live gespeelde versie van het Merle Haggard nummer "Working Man's Blues", een schitterende blues song, die swingt als een trein.
Als laatste staat er een introductie van de band op de CD, waar het publiek ook bij betrokken wordt.
De CD "Amazing Grace" van Skyfarmer bevat heerlijke muziek, die door liefhebbers zeker op waarde geschat zal worden en wat mij betreft is dit dan ook: een aanrader!


vrijdag 31 augustus 2012

Review: Psychedelic States - Alabama In The 60s Vol.2

Gear Fab 2002-(GF-192)

In de serie Psychedelic States is het deze keer tijd voor Alabama In The 60s Vol.2 en op deze CD staan 25 songs van 24 bands.
The Chimes uit Dothan is de eerste band, die te horen is en hun nummer "#38", een schitterende garage rocksong met psychedelische invloeden, had "Foolish Pride" als B-kant, die in 1968 werd uitgebracht door het Matrix label.
De volgende, die ik hoor, heet "The Vikings en deze uit Birmingham afkomstige band bracht in 1966 de single "I Will Never Go" / "Come On And Love Me", een swingende garagerocksong, via het eigen Viking label uit.
The Mishaps uit Midfield, maakte een prima garagerock cover van het Rolling Stones nummer "Under My Thumb", dat "One Too Many Mornings" als andere kant had en door het Hemphill label in 1968 werd uitgebracht.
Vervolgens is het de beurt voor The Stolen Children uit Valley en hun single "Set Me Free", een lekker klinkende popsong, had "I'm Alive", een redelijke cover van het Hollies nummer, als B-kant en verscheen in februari 1967 via het Tomahawk label.
Daarna krijg ik "Just give Me Time", een heerlijke garagerock song te horen van The In uit Huntsville, die via het Hickory label verscheen en "Midnight Hour" als achterkant had.
De zoon van goeverneur George Wallace uit Montgomery, maakte onder zijn eigen naam, George Wallace Jr., in 1968 de single "Cotton Fields" / "Think!", een redelijk goede popsong, voor het B-Bob label.
Een van de bekendere bands is This Side Up uit Birmingham en zij maakten in 1966 het licht psychedelische "Sun Arise" dat "Why Can't I Dream" als achterkant had en door Prestige Productions werd uitgebracht.
De band, die diverse singles uit bracht, startte in 1963, zou tot 1968 actief blijven, waarna één van de leden, Frank Friedman, de band Wet Willie oprichtte.
In april 1966 verscheen de single "Hot Cha"/ "Smokestack Lightning", een fantastische garagerock uitvoering van dit veel gecoverde nummer uitgevoerd door The Distortions uit Birmingham, die deze nummers via het Sea label zagen verschijnen.
Uit Anniston kwamen The Outlets en zij brachten in 1967 de single "Blue Skies" / "Love Doesn't Happen In A Day", een vrolijk klinkende popsong, via  het Prestige Productions label uit.
The Movement kwam uit Midfield en in 1968 werd hun single "Just A Driftin'", een licht psychedelische popsong, die "Dear Abby" als andere kant had, door het Hemphill label uitgebracht.
"Somebody's Son", een geweldig swingende pop song van The Tikis uit Dothan had "Little Miss Lovelight" als andere kant en werd in 1966 door het Dial label uitgebracht.
De band bestond al sinds 1960 en had reeds singles gemaakt voor United Artists, Ascot, Minaret en Dial.
String & The Beans uit Birmingham maakten in 1966 voor het Fat City label de single "When I Get That Feeling" / "Come Back To Me", een heerlijke pop song.
Eveneens uit Birmingham kwamen The Preachers, die in 1966 hun single "Hallowed Ground" ' "Inspiration", een song in de stijl van de muziek van Bob Dylan via het RE label uitbrachten.
Vervolgens krijg ik een prima garagerock song te horen, getiteld "Better Stop Your Lying", die samen met "Now I'm Gone" op single verscheen via het Tuscumbia label in 1965 en uitgevoerd werd door The Citations.
De garagerock cover "Hey Joe", waar Jimi Hendrix mee doorbrak, is het volgende nummer, dat ik te horen krijg en deze uitvoering van The Outer Mongolian Herd uit Birmingham, gemaakt in 1968, klinkt een stuk sneller dan de versie van Hendrix en ik moet bekennen, dat ik hiervan geniet.
Dan krijg ik The Swinging Lamp Lighters eveneens uit Birmingham te horen met "Get Away" en dit is een swingend stukje pyschedelische pop, waarvan de achterkant "Little Latin Lupe Lu" heet, in 1967 uitgebracht door Vaughn-Ltd.
De band W.C. Dorns uit Valley maakte in 1967 de single "I Need Your Love", een snelle garagerock song met "If I Ask You" als B-kant voor het WCD label.
In 1966 verscheen de single "Leigh Anne" /  "I Need You", een nummer in de stijl van Dave Clark Five, van The Bassman op het Vaughn-Ltd label.
Op het Florence, Alabama JJ's label verscheen in 1967 "Angel Love" / "Keep On Running, Girl", een snelle pop song van The Hackers en deze wordt gevolgd door de cover "Double Shot", een lekker klinkende pop song uit 1966 van The K-Otics uit Troy.
Uit Sheffield en Muscle Shoals kwamen The Weejuns, die in 1966 de single "I Spy", een psychedelische pop song, met "Out Of The Clear Blue Sky" via het Quinvy label uitbrachten.
Ook The Male kwam uit Muscle Shoals en hun single uit 1969 "You're Playing With Fire", een aardige pop song, waarvan "Over My Head" de achterkant was, verscheen via het Quinvy label.
In 1966 brachten The Lost Chords uit Birmingham "I Want To Be Her Man", een prachtige rustige pop song, die "I Won't Have To Worry" als B-kant had, via het Vaughn-Ltd label uit.
Als laatste band staat de uit Mobile afkomstige The Versatiles op de CD met "Somethin' Like A Man", uit 1967, een schitterende pop song, uitgebracht door Rickarby met "Warm In The Rain" als achterkant.
Ook deze Psychedelic States is weer een welkome aanvulling op mijn collectie zestiger jaren muziek en dus aan te raden voor de verzamelaar.







vrijdag 24 augustus 2012

Review: Wakefield - The Lost Warthog Tapes

Gear Fab 2002-(GF-193)

In 1968 ontstond de band Wakefield te Pueblo, Colorado, doordat drie vrienden begonnen te jammen en dit uit liep op regelmatig samen oefenen.
Nadat er nog enkele leden zich aan hadden gediend was de band een feit en bestond toen uit: Bobby Barth - sologitaar en zang, Ron Struthers - saxofoon, fluit en zang, Mike Carroll - trompet, fluit, gitaar, piano en zang, Steve Moore - orgel, Franse hoorn en zang, Carl Macon - basgitaar en zang en Charlie Ferrill - drums.
De band trad in het begin op in Colorado Springs en Pueblo en deed hun eerste echte vaste optredens in een restaurant / nachtclub in het ski gebied Vail, waar ze zes avonden in de week optraden voor enkele honderden dollars, een maaltijd en het gebruik van een onderkomen in East Vail.
De jaren daarna traden ze op deze manier in de ski gebieden op en van daaruit kregen ze de vraag om in Seattle, Washington te komen optreden voor de tijd van 3 weken in een club vlak bij de universiteit, genaamd the Warehouse, maar omdat ze geen lid van een bond waren werden ze ontslagen.
Kort na het Seattle avontuur, verhuisde de band van Pueblo naar Denver en Boulder, deed 4 audities op 1 dag in Denver en werd bij alle 4 aangenomen, waarvan 2 clubs van dezelfde eigenaren waren, die de managers van de band werden en kort daarna verliet Steve de band.
Ook traden ze met een uit San Francisco afkomstige muzikant op, die conga's en bongo's speelde, genaamd Brent Lewis.
Paul Zamucen, die ook conga's speelde reisde samen met Brent en omdat de band enkele Santana nummers speelde, vroegen ze hem of hij in hun band wilde komen spelen en vanaf die tijd maakte hij daar deel van uit.
Rond die tijd deden ze een opname sessie in de Warthog Studio te Denver, werden ze gehuurd als begeleidings-band van Chuck Berry, die in de Skunk Creek Inn speelde en waren ze voorprogramma van War in die zelfde Skunk.
Gedurende de jaren 1970, 1971 en 1972 traden ze op in Nebraska, Kansas, Oklahoma,Montana, Zuid Dakota, Arizona, Californië, Washington, Idaho, Illinois en Michigan en het was tijdens één van hun Seattle trips, dat ze enkele uren in de studio vertoefden om nieuwe nummers op te nemen.
Eind 1972 verliet Ron de band, wisselde de band van manager en verhuisden ze naar Seattle en deden optredens in o.a. Vancouver en Spokane.
Wakefield bleef tot 1974 actief en toen de band in juni 1974 nog maar uit de 3 oprichters bestond, besloten ze dat het tijd was om te stoppen.
De 14 songs van de CD werden allemaal door de band zelf geschreven en de eerste daarvan heet "Bring It On" en vanaf de begin tonen hoor ik de band een heerlijk brassrock nummer spelen, dat in de stijl van de beginperiode van Chicago Transit Authority zit.
Vervolgens krijg ik "Something Is Coming" te horen, dat rustig begint en met prima close harmony vocalen wordt dit nummer verder uitgebouwd tot een lekker klinkende popsong.
Dan volgt "How Does It Feel?", een uitstekende swingende popsong met lekkere close harmony, die gevolgd wordt door "I Will Always Come Back", een prima progrocksong met psychedelische invloeden, waarin het orgel op subtiele wijze wordt bespeeld.
Daarna is het de beurt om naar een erg mooie ballad te luisteren, getiteld "Old Man", waarin de samenzang van de band goed naar voren komt.
"I Know" is weer een swingende popsong en "Water", een meer dan 8 minuten durend nummer, is een schitterende progrocksong met prima tempowisselingen.
Vervolgens krijg ik weer een nummer te horen, waarin blazers actief zijn en dit heet "Snowchild", een rustig gespeelde song, waarin de band hun uitstekende vocale kwaliteiten nogmaals benadrukt en ook dit is een lange progrocksong van bijna 10 minuten, die langzamerhand steeds meer vaart begint te krijgen.
Ook "In MY Mind" is een lang nummer, dat 8 minuten duurt, waarbij het tempo steeds verder opgevoerd wordt en uitmondt in een schitterend stuk progrock.
Nu is "Landgrabber" aan de beurt om gehoord te worden en deze progrocksong klinkt eveneens prima, waarna er weer zo'n schitterende ballad volgt, getiteld "You And I".
Dan volgt het fantastische vrolijk gespeelde "Let's Get loaded", waarbij het onmogelijk is stil te blijven zitten, waarna de band het swingende "You'll Find Your Man" laat horen, dat een heerlijke popsong is.
Als laatste nummer zet de band me het 33 seconden durende "Rollin' Down The Highway" voor, een geintje denk ik.
De CD "The Lost Warthog Tapes" bevat uitstekende songs, waar tussen enkele uitschieters staan en ik vind deze CD dan ook een aanrader voor de echte muziek liefhebbers.

zondag 19 augustus 2012

Review: Paper Garden - Paper Garden

Gear Fab 2002-(GF-194)

Circa 1968 was de flowerpower beweging volop aan de gang en was meer en meer gewelddadig te worden.
Demonstraties tegen de oorlog in Vietnam liepen regelmatig uit op conflicten, waarbij over en weer geweld werd gebruikt.
Toch gebeurden er ook vreedzamere dingen, vooral in de muziek en in 1968 nam de New Yorkse band Paper Garden, die in 1967 was opgericht, hun LP met gelijknamige titel op in de Groove Sound Studio's te New York City.
Paper Garden was het Amerikaanse antwoord op de Britse progressieve pop en hadden als belangrijkste invloeden de muziek van The Beatles en Moody Blues.
Paper Garden bestond uit: Joe Arduino (alias Maxx Rush) - basgitaar, zang en slaggitaar, Sandy Napoli - slaggitaar, toetsen, sitar en zang, Paul LoGrande - sologitaar, slaggitaar, banjo en zang, Jimmy Tirella - drums en percussie en John Reich - toetsen.
In 1968 kwam de band in contact met de producer Geoff Turner, die kort daarvoor naar Amerika was geëmigreerd en daar werkte voor Musicor Records en freelance als opname technicus in lokale demo studio's werkte.
Hij trof Paper Garden daar en na hun demo opgenomen te hebben, realiseerde hij zich, dat de band potentie had en bracht de demo onder de aandacht van Musicor, die verrukt over de muziek waren en besloten de band een complete LP te laten maken.
De sessies werden in de Groove Sound Studio's gedaan, waar ze de nieuwste techniek van opnemen hadden, want er werd gebruik gemaakt van 8 sporen in plaats van 4.
De bandleden waren daar zo blij mee, dat ze nieuwe nummers begonnen te schrijven, die complexer waren, waardoor Turner de band aanmoedigde meer te experimenteren en daar zelf deel van werd door er aan mee te doen.
Hun LP, waaraan diverse gastmuzikanten meewerkten, werd eind 1968 via het Musicor label uitgebracht, maar door slecht management en een gebrek aan publiciteit, verkocht de LP aan geen kanten en ging de band in 1970 uit elkaar.
Hun nalatenschap is een LP, waarop 10 nummers staan en de eerste daarvan heet "Gypsy Wine", een geweldig begin van de CD en dit nummer is door het vioolspel een fantastische mix van psychedelische muziek en hot club de France jazz, gevolgd door "Sunshine People", een nummer, waarbij het orgel een vrij grote rol speelt en de zang lijkt op die van Paul McCartney.
Vervolgens krijg ik "Way Up High" te horen een mooie rustige psychedelische song, waaraan strijkers toegevoegd zijn en de maken het extra speciaal.
Daarna het schitterende "Lady's Man", een song met blazers in de stijl van Sgt.Pepper en die wordt gevolgd door het swingende "Mr. Mortimer", waarin wat big band invloeden zitten en ook enkele lekkere tempowisselingen.
In "Man Do You" experimenteert de band er vrolijk op los en dit vind ik één van de beste nummers van de CD.
Hierin is goed te horen, hoezeer Paper Garden zich heeft laten beïnvloeden door de muziek van The Beatles.
Met "Raining" doet de band dat nog eens dunnetjes over en deze schitterende psychedelische popsong, waaraan orkest is toegevoegd, laat ook de vokale kant van de band goed naar voren komen.
"I Hide" is eveneens een psychedelische popsong met Beatles invloeden en door het aanstekelijke vrolijke ritme is het onmogelijk om stil te blijven zitten.
Daarna hoor ik "Raven", een vrij rustig nummer, dat geweldig klinkt en aan The Moody Blues doet denken.
Het laatste nummer "A Day" vind ik in één woord fantastisch en is zeker één van de uitschieters van deze CD.
Deze zeer psychedelische popsong is afwisselend, psychedelisch, experimenteel en laat horen, hoe goed de band was.
De CD van Paper Garden is een juweeltje en behoort in ieders platenkast te staan.

zaterdag 11 augustus 2012

Review: The Echoe Band - Complete Recordings

Gear Fab 2002-(GF-195)

The Echoe Band werd in 1965 opgericht onder de naam The Echoes te Miami,  Florida en eind 1967 veranderde de naam in The Echo.
Ze waren vooral in en rond Miami actief en waren voorprogramma van vele grote artiesten en bands, zoals Billy Joe Royal, Sonny & Cher, Jay And The Americans, Eric Burdon And The Animals, Frank Zappa And The Mothers Of Invention, The Grass Roots, Mitch Ryder And The Detroit Wheels, Iron Butterfly, The Blues Image en ander bands.
The Echoe Band bestond in 1965 uit: Kenny Ahem - sologitaar en Wayne Magley - gitaar, die in 1962 samen in de band The Teen Beats hadden gespeeld en samen met Jim Crosbie - drums en Scott Lamb - basgitaar de band vormden.
Ze speelden op lokale feesten en partijen en deden mee aan een bandjes wedstrijd, waar ze tweede werden.
In 1966 besloten ze dat het tijd werd een single te maken en namen "Wild Mother" / "Every Second Of The Day" op, waar alleen een proef persing van werd gemaakt, maar nooit officieel verscheen.
Daarna kwamen ze in een lokale dancing terecht, waar ze als begeleidings-band van bekende artiesten, zoals Neil Diamond en Bobby Vee fungeerden, maar ook traden veel op dansavonden op.
In 1966 kwam ook toetsenist, zanger Don Fedele bij de band, werd basgitarist Scott Lamb vervangen door Bill Kerti en Jim Crobie door Don Goodson.
Kort daarvoor had de band hun single nogmaals opgenomen, maar toen via een kleine vier sporen recorder.
Ook namen ze "Three Little Fishes", maar ook die haalde het vinyl niet en nadat ze een andere manager hadden gevonden en als begeleidins-band mee hadden gewerkt aan een single van Charles Silvestri, namen ze enkele songs op in de Universal Studios.
Het was de bedoeling dat "Shadows" / "Cheatin' Girl" hun single zou worden, maar het Argee label koos "Not For Real" als B-kant en de single werd een grote hit in West Palm Beach.
Doordat de band naamsbekendheid had gekregen speelden ze in het voorprogramma van bekende bands en waren ze graag geziene gasten in diverse radio programma's.
In 1968 verliet Wayne de band on bij de luchtmacht dienst te nemen en gingen ze als kwartet verder en toen Kenny in 1969 naar Vietnam moest, besloten de resterende bandleden daarom de band maar op te heffen.
Hun nalatenschap bestaat uit 23 songs, waarvan er verschillende in een andere versie op de CD staan.
Het eerste nummer heet "Wild Mother", een lekker ruige garagerocksong en dit is meteen een alternatieve versie van de single, waarin ijselijke kreten zitten.
Ook de volgende song is een alternatieve uitvoering en deze is van "Every Second Of The Day", een heerlijke garagerocksong, die gevolgd wordt door de bubble gum song "Three Little Fishes", die aardig klinkt en niet werd uitgebracht.
Daarna de alternatieve versie van "Shadows" en dit nummer is een werkelijk schitterende garagerocksong, die licht psychedelische invloeden bevat.
Dan het onuitgebrachte "Cheatin' Girl", waarin de band wel iets van onze Outsiders lijkt weg te hebben en deze garagerocksong klinkt me als muziek in mijn oren.
Het eerste nummer, waarvan een single is gemaakt heet "Don't Know Why" en deze snelle garagerocksong stamt uit 1968 en werd samen met "Young People", eveneens een garagerocksong maar wel iets commerciëler, in Miami opgenomen.
Vervolgens hoor ik "Everything But Time", dat een pure popsong is, "Dusty Said Goodbye" en ook dit is in een goede popsong, waarna de officiële single uitvoering van "Wild Mother" volgt en na de alternatieve versie gehoord te hebben, valt deze vies tegen, want hij is een stuk gelikter.
Daarna is het de beurt aan de andere kant van de single en "Every Second Of The Day" en ook deze klinkt minder ruig als de alternatieve versie, maar is toch wel goed te pruimen.
De single uitvoering van "Shadow" is de volgende, die ik te horen krijg en de band speelt met deze uitvoering op safe, want ook nu geldt weer, dat er flink aan gesleuteld is, om de band maar zo goed mogelijk uit de verf te laten komen.
"Not For Real" is een lekker in het gehoor klinkende popsong met licht psychedelische invloeden en dan hoor ik de derde uitvoering van "Wild Mother" en ook dit is een alternatieve, die bijna het niveau van het origineel uit 1966
haalt en ook de uitvoering van "Every Second Of The Day" staat er drie keer op en deze uitvoering klinkt qua geluid een stuk helderder dan het origineel.
Dan volgt de alternatieve versie van "Dont Know Why" en dit is een schitterend stukje muziek, dat ik beter dan de single vind klinken, waarna ik een andere uitvoering van "Young People" hoor, die een heuse drumsolo bevat.
Ook "Shadows" staat drie maal op de CD en deze uitvoering klinkt fantastisch.
Daarna staan er enkele covers op, die in 1969 opgenomen werden in de Criteria Studios te Miami, te beginnen met "Sunshine Of Your Love" van Cream en deze uitvoering benadert het orgineel heel erg.
Net als zoveel bands uit de zestiger jaren had ook The Echoe Band "Dock Of The Bay"van Otis redding op hun repertoire en deze "blanke" uitvoering klinkt niet onaardig, maar het volgende nummer, een cover van de Eric Burdon and The Animals song "Montery" is een prima versie.
Maar ook de versie van de Doors song "Love Me Two Times" mag er zijn en het als laatste gespeelde "Hello Goodbye", een cover van The Beatles song komt erg dicht in de buurt van het origineel.
"Complete Recordings" van The Echoe Band is een prima CD met enkele aangename verrassingen en het aanschaffen dubbel en dwars waard.

vrijdag 3 augustus 2012

Review: The Palace Guard - The Palace Guard

Gear Fab 2003-(GF-196)

In 1964 werd te Los Angeles, Californië, de band The Emerals opgericht waarin o.a. David Beaudoin - zang en tamboerijn, Don Beaudoin - slaggitaar, John Beaudoin - zang en tamboerijn, Emitt Rhodes - drums en Mike Conley - sologitaar speelden, die in 1965 de band The Palace Guard vormden samen met Rick Moser - basgitaar en Chuck McClung -sologitaar.
De eerste single die de band opnam, werd gemaakt door de 3 broers Beaudoin en Mike Conley, waarin de zang door tiener ster (Robbie uit de tv serie My Three Sons) Don Grady werd gedaan.
Nadat deze single "Summertime Game" , een prachtige vrij rustige popsong / "Little People", een nummer in de stijl van fifties bands met het accent vooral op de vocalen uitgebracht was, begon de band ook live optredens te doen in en rondom Los Angeles en ze werden een vaste kracht in The Hullaballo Club.
Eind 1965 had de band nog 2 singles uitgebracht, waarvan "All Night Long", een nummer in de stijl van the Beatles songs en het gitaarspel aan het begin van dit nummer, heeft veel weg van het begin van "I Feel Fine", maar verder weet de band hier een lekker klinkende song ten gehore te brengen.
De B-kant van dit nummer heet "Playgirl" en dit is een erg rustige mooie popsong met prima close harmonie vocalen.
De tweede single, die dat jaar uitgebracht werd heeft "A Girl You Can Depend On" als A-kant, een schitterend rustig nummer dat langzaam opgebouwd wordt, waarbij de nadruk op de zang ligt en "If You Need Me" als B-kant en deze uitvoering gaat meer naar de soul kant, wat niet verwonderlijk is, want deze song werd mede geschreven door Wilson Pickett.
Voordat de opnamen van deze singles plaats vonden, had Mike Conley de band al verlaten, maar er werd geen vervanger voor hem gezocht en in 1966 verliet Emitt Rhodes de band, om zich bij The Merry-Go-Round te voegen.
Zijn vervanger was Terry Rae, met wie de volgende drie singles en werd gemaakt in 1966 en dat zouden tevens de laatste zijn, want The Palace Guard ging begin 1967 uit elkaar.
De vierde single van de band heet "Falling Sugar", een heerlijke swingende meezinger in Britse stijl met een aanstekelijk ritme, dat tot dansen aanzet en de achterkant daarvan "Oh Blue" vind ik één van de beste van de band en ook deze song is naar Brits voorbeeld gemaakt, waarbij de Beatles invloed onmiskenbaar is.
"Saturday's Child", geschreven door David Gates van Bread ken de ik in de uitvoering van The Monkees en deze versie komt daar dichtbij in de buurt en de andere kant "Party Lights" is een lekker swingend nummer, dat naar gospel neigt qua ritme.
De laatste single, "Greed" is geweldig en deze song wordt in up tempo gespeeld, heeft een Russisch taiga ritme, kent enkele prima tempowisselingen en swingt als een trein.
De B-kant "Calliope" is een kermismuziekachtige song, zoals Sonny & Cher dat ook al eens deden in "Sing C'est La Vie" en klinkt gewoon erg goed en het dan ook moeilijk om hierbij stil te blijven zitten.
The Palace Guard maakte slechts 6 singles, maar die zijn wel om te koesteren; een aanrader dus!

vrijdag 27 juli 2012

Review: Psychedelic States - Texas In The 60s Vol.1

Gear Fab 2003-(GF-197)

In de serie Psychedelic States, staat deze keer Texas In The 60s Volume 1 centraal en hierop staan 16 bands met 18 songs.
De CD begint met The Elastic Prism uit Houston, de eerste band waarvan er 2 nummers op de CD staan en "Time hange", een song uit 1968, is een prima garagerocksong, die "In The Garden" als B-kant had, die in de Andrus Studios opgenomen en via het Kustom label uitgebracht werd.
Het tweede nummer van de band heet "I Would Have Liked You Anyway" en klinkt heerlijk, maar werd niet uitgebracht.
The Glass Kans kwam eveneens uit Houston en maakte in 1967 de poprocksong "Stick with Her", waarna de naam van de band in Michael veranderd werd en "Caretaker", een psychedelische popsong in Beatles stijl, opgenomen werd in dat zelfde jaar.
Euphoria uit Houston, kwam oorspronkelijk uit Californië en had daar in 1965 een single uitgebracht, maar nadat de band naar Houston verhuisd was namen ze 4 nummers in de Andrus Studios op, waaronder het nummer "Oh Dear, You Look Like A Dog", een schitterende psychedelische popsong met zeer humoristische tekst, waarna ze in 1967 nog  een single via Mainstream uitbrachten en terug verhuisden naar Californië, waar ze in 1969 een LP voor Capitol Records maakten, getiteld "A Gift From Euphoria".
Ook The Pastels kwamen uit Houston en hadden singles uitgebracht via Push en Hickory, maar het nummer "I Wanna Know", een lekkere garagerocksong, die in 1968 opgenomen was, haalde het vinyl niet.
Uit Galveston kwam The Countdown Five, die tussen 1965 en 1969 verscheidene singles uitbracht via Cinema, Pic, Toucan en Cobblestone en dit nummer "Candy", een ruige garagerocksong, werd in 1967 opgenomen.
Uit San Antinio komt de tweede band, waarvan er twee nummers op de CD staan en deze heet The Bubble Puppy.
De eerste van de twee heet "Secrets Of The Golden Shrine" en is een fantastische psychedelische rocksong uit 1969 en de tweede "Keep Your Mouth Shut Once In A While" is een swingende garagerocksong.
Nu volgt er weer een band uit Houston, genaamd A440, die in 1966 opgericht werd en in 1967 hun eerste single uitbracht, het jaar waarin ook het schitterende psychedelische "Narenthelia Glowes In The Dark" opgenomen werd, maar helaas niet werd uitgebracht.
The Nomads uit Houston brachten in 1968 hun single "Three O'Clock" / "Situations", een song die erg veel op "Hello Little Girl" van The Syndicate Of Sound lijkt, via het Orbit label uit.
Uit Temple kwam The Reason Why en in 1966 verscheen hun single "Melinda" / "Don't Be That Way", een prima heftige garagerocksong, via het Sound Track label.
Één van de allereerste hardrock bands is ongetwijfeld Airhead uit Houston, die in 1966 de hardrocksong "You Knock Me Down" opnam.
De volgende band kwam uit Lousiana en wel uit State Line, dat aan de grens met Texas ligt, maar staat toch met het nummer "Shine You Monkey", een lekkere swingende poprocksong met hoog meezing gehalte, op deze psychedelic states.
Vervolgens krijg ik weer een band uit Houston te horen en The Crabs brachten in 1967 hun single "Chase Yourself" / "Bye Bye Little Girl", een heerlijke swingende popsong via het eigen Universal label uit.
Roy Head kwam uit San Marcos en maakte in 1967 de single "Tush Hog" / "(You're) Almost Tuff Enough", een prima mix van garagerock en Bo Diddley en dit nummer doet hier en daar wel wat aan de song "Hey Bo Diddley" denken, maar heeft toch ook een geheel eigen geluid.
Dan volgt er een band uit El Campo, genaamd Pure Jade Green, die al vanaf 1961 bestond als The Jades en van 1962  tot 1967 meer dan 30 singles uitgebracht had.
Pure Jade Green zou van 1967 tot 1972 bestaan en maakte in 1967 het nummer "How's He Gonna Find Me", een met blues invloeden overgoten poprocksong.
De laatste band van de CD komt van Neil Ford & The Fanatics uit, hoe kan het ook anders, Houston en bestond al vanaf begin jaren 60, eerst onder de naam The Ramadas en van 1965 tot 1968 onder hun nieuwe naam The Fanatics.
De band bracht onder die namen verscheidene singles uit, die via diverse labels uitgebracht werden en één van de songs was "She Is All There Is", een prima poprocksong met licht psychedelische invloeden.
Een van de bandleden, Steve Ames, zou later deel uit maken van de eerste ZZ Top formatie.
Ook deze Texas In The 60s Vol.1 is weer zo'n geweldige CD uit de collectie Psychedelic States en kan een prima aanvulling zijn op ieders collectie zestiger jaren muziek.