vrijdag 30 mei 2014

Review: Psychedelic States - Maryland In The 60s

Gear Fab 2014-(GF-272)

In de serie Psychedelic States is deze keer Maryland In The 60s uitgebracht en dit keer is dat een 2CD geworden met daarop totaal 54 nummers.
Verscheidene bands staan me t meer dan 1 song op de CD, maar van de meesten staat er maar een enkel nummer op.
CD 1 start met The Henchmen uit de omgeving van Chevy Chase en Silver Springs, die in 1967 een proef persing van het nummer "Get Off My Back", een lekker in het gehoor klinkende garagerock song, in de Edgewood Recording Studio te Washington opnamen.
The Looms uit de buurt van Wheaton maakten in oktober 1966 de single "I Have Never Seen Snow" / "It's True", een swingende beat song in de stijl van de Britse bands en hun single werd door het Montgomery label uitgebracht.
In augustus 1968 verscheen de single "You're Gonna Be Mine Now" / "Please Don't Go", een prachtige ballad, van The Second Hand Bitter Sweet uit Bainbridge en in 1970 bracht The New Diablos uit Baltimore hun single "I'm Fake" / "Tangerine Guides", een heerlijke mix van garagerock en pop, via het Fayette label uit.
Uit Oxon Hill kwam de band The Dragenites, die in februari 1966 "Poison Ivy" / The Fugetive", een swingende beat song uitbracht via het Heigh-Ho label en in maart 1965 hun single "Now That's Summer's Gone" / "I Don't Want To Try It Again", een aanstekelijke swingende beat song, door het Pixie label uitgebracht zagen worden, terwijl ook de single "Now That's Summer's Gone" in september 1965 opnieuw uit werd gebracht door het Heigh-Ho label alleen nu met "I'm Gonna Slide" als achterkant.(zie CD 2)
The Marauders kwam uit noord Baltimore en werd in het voorjaar van 1964 op high school opgericht, waarna de band, na enkele bezettingswisselingen, eind 1965 een demo in een oplage van 20 stuks uitbracht, waarvan "Hey Little Girl", een prima rustige pop song is, die hier en daar overstuurd klinkt en "Something For You" op de andere kant staat.(zie CD 2)
Het Laray label bracht in februari 1968 de single "All I Want Is My Baby Back", een schitterende mix van rhythm & blues en garagerock, van Piece Kor uit Bel-Air uit, die "Words Of The Raven" als achterkant had.(zie CD 2)
Uit Hagerstown kwam The Smacks, die in oktober 1965 de single "Say You'll Be Mine" / "I've Been Fooling Around", een mix van rhythm & blues en beat, via het Alear label uitbrachten.
The Koffee Beans uit Baltimore kwam voort uit The Henchmen en maakte in 1970 de single "All My Life"(zie CD 2) / "Been A Long Time", een geweldig lekkere progressieve beat song, die via het Format label verscheen.
"Only Your Love (Will Save Me)" / "Psychedelic Ride", een uitstekende garagerock song, van The Ides, verscheen in 1967 via het Ken-Dell label en "Stop Your Sobbin'" / "Letters Of Love", een mooie pop song uit juli 1965, gemaakt door The Creatures uit Oxon Hill, kwam via het Jet Set label uit.
Vermeldenswaardig is nog, dat de band oorspronkelijk uit Rome, New York kwam en verhuisde naar Oxon Hill en drummer Rocky Isaac in de gelederen had, die later in the Cherry People en the Fallen Angels ging drummen en met Jimi Hendrix in 1969 speelde.
The Juveniles uit Oxon Hill / Hillcrest Heights brachten in mei 1969 via Zap de single "What Could I Do" / I Wish I Could", een lekker in het gehoor klinkende pop song, uit.
In juli 1966 verscheen via Mike Records label de single "Let Us Be Young" / "Shadows", een uitstekende licht psychedelische beat song, van Attic Sounds uit Silver Springs en The Invaders uit Cumberland maakten in april 1966 de nummers "Why I'm Not The One" en "Little Latin Lupe Lu", een lekker klinkende en veel gecoverde song.
The Limits kwam uit de streek Odenta-Severn en maakte in maart 1966 de single "Trio Around The USA" / "I Want You All The Time", een prima rhythm & Blues song, die door het Dome label werd uitgebracht en The Urch Perch uit Baltimore maakte het onuitgebrachte, maar fantastische garagerock nummer "Sweet Life" in 1968.
"Cumberland Railroad" klinkt als een theater song en werd in 1967 door Tomorrow's People uitgebracht via het Bowmar label met "The Time Of The Year" als achterkant en Bob Brady & Con Cords uit Baltimore maakte in 1969 de single "People Stay" / "Savin' All My Love For You", een swingende soul song, voor het Chariot label.
The Executioners uit Accokreek lieten hun single "Haunting My Mind" / You Won't Find Me", een uitstekende pop song, via het Vermillion label verschijnen en Cherry Pink Reason uit Landover maakte in oktober 1968 "Carousel Of Dreams" / "In The World Of Our Own", een swingende garagerock song, voor het Tri Con label,(zie CD 2) terwijl Sodom & Gomorrah in 1966 via het CEI label de single "Twenty Miles" / "Flower Children", een schitterende pop song in de stijl van The Mamas And The Papas uitbrachten.
Uit Quantico kwam Mikes Messengers, die in juli 1966 "Cause Of All Mankind" / "Gone And Left Me", een vrij ruige garagerock song, via het El-Ez-Dee label lieten verschijnen en The Henchmen uit Baltimore en dus niet dezelfde band als waar de CD mee begon, maakte in maart 1965 de single "Think Of Me" / "She Still Loves You", een heerlijke swingende garagerock song, voor het RuJac label en vermeldenswaardig is nog, dat de band later The Koffee Beans ging heten.
In 1969 bracht het Paper label de single uit van Paper Cup uit Baltimore, getiteld "Teacher Please" / "Watch Out", een vrij progressieve poprock song en het Silver Seal label bracht in september 1967 de nummers "Living Memories" / "Come With Me", een geweldige lekkere uptempo garagerock song, uit van The Tresspassers uit Ellicot City, terwijl The Shoremen uit Baltimore via het Wynwood de single "I Expect Too Much" / "Dance, USA!", een heerlijke beat song naar Britse stijl gemaakt, in 1966 uitbrachten, waarna 2 leden na 3 singles verder gingen onder de naam Tomorrow's People. (zie eerder deze recensie)
CD 2 begint met "Love", een schitterende mix van rock & roll, rhythm & blues en een garagerock song, van The Bad Boys, die dit nummer in december 1966 uitbrachten via het Paula label met Black Olives" als andere kant.
De volgende band heette The Fallen Angels en kwam uit Annapolis en hun single "Hid & Found" / "Everything Would Be Fine", een heerlijke licht psychedelische song, werd in 1969 opgenomen, maar pas in 1974 uitgebracht door het Sun Dream label.
In 1966 bracht het Stereo Sound Services label de single van Jay Dee & The Chasers uit, getiteld "Gloria" / "I Do", een prima klinkende uptempo beat song, tgerwijl The Persuaders uit Severna Park / Annapolis in 1968 hun single "This Girl" / "Tiny Little Seeds", een goed in het gehoor liggende pop song, via het Achillean label lieten uit brengen.
De achterkant van "Been A Long Time" heet "All My Life" en dit is een uitstekende swingende pop song, die door The Koffee Beans in 1970 werd uitgebracht via het Format label.
Human Freedom And Security kwwam uit Catonsville en maakte in 1970 een schitterende licht psychedelische song, getiteld ""I Was Wrong" voor het Kaymar label en deze had "Now Forever More" als achterkant en The Souls Of Britton uit Aberdeen maakte in 1967 de single "Can't Be True" / "J-J (Come Back To Me", een schitterende psychedelische song met surf invloeden.
De uit Balltimore afkomstige band The New Diablos maakten enkele singles, waarvan "I'm Fake", een lekker klinkende baet song er één was, terwijl de andere "Land Of Love (Instrumental)" / "Land Of Love", een uitstekende psychedelische pop song, heette en door het Littlefields label in 1968 werd uitgebracht.
In oktober 1968 bracht het United Artists label de single van The Lost tribe uit, getiteld: "Walk One Way" /  "Fools Live Alone", een heerlijke commerciële pop song en in 1967 maakte Brandi Laine "Haight Street Dream", een zeurderige ballad, die via het Blossom label verscheen met "Let's Go Away" als achterkant.
Uit Accokreek kwam The Hard Times, die in 1966 de fantastische single "Old Wine, New Bottles" / "I Can't Wait Till Friday Comes", een song in de stijl van de Britse beat bands, uitbracht via het Gray Ant label.'
Één van de singles van The Penmar Stompers uit Aberdeen heette Goodbye Gal" / "I Don't Know", een mix van een beat en rock & roll song, die op "High Heeled Sneakers" lijkt en uitgenracht werd op het eigen Stomper label.
The Straffords was een band uit Baltimore en zij brachten in november 1966 de single "Where Is She Now" / "Throw Stones", een heerlijke psychedelische pop song, uit via het O'Dell label en The Marauders maakten in de demo "Hey Little Girl" / "Something For You", een, helaas overstuurde, uitstekende swingende garagerock song.
Crofton was de woonplaats waar The Nunsuch vandaan kwam en deze band maakte in 1967 voor het DC label de single "Once Before" / "They Trew Slick & Stones", een mix van rock & roll en garagerock, terwijl in 1968 de single "All I Want Is My Baby Back" / "Words Of The Raven", een geweldige mix van een surf, een garagerock en een protest song, werd uitgebracht.
De uit Milford Mill afkomstige band The Patriots maakte in juni 1968 de single "Blankets & Candles" / "What A Drag It Is", een goede rustige pop song, voor het Murbo label en The Dagenites brachten in september 1965 de single "Now That Summer's Gone" / "I'm Gonna Slide", een fantastische psychedelische garagerock song, uit via het Heigh-Ho label.
De band The Omegas, die ook bekend stond als The Reekers en uit Bethestda kwam, maakte in 1968 het nummer "I Can't Believe", een mix van soul en garagerock, die door United Artists werd uitgebracht en het Dome label bracht in maart 1966 de single "Tawk" / "Dawn", een uitstekende ballad van Summer's Misfits, die lichtelijk aan de muziek van Sonny and Cher doet denken.
Ook uit Bethesda kwam The Newports, die in juni 1965 via het BSM label hun single "Maybe You've Changed" / "Little Heart, een lekker klinkende beat song, die duidelijk door The Beatles was geïnspireerd, lieten verschijnen.
Cherry Pink Reason maakte "Carousel Of Dreams", een beetje rommelige pop song, als achterkant voor "In The World Of Our Own" en The Shoremen uit Baltimore brachten de single "Look Into Her Eyes" / "She's Bad", een lekker klinkende beat song, naar Brits voorbeeld, via het Wynwood label uit in mei 1965.
"Turtle Neck Sweaters", een heerlijke licht psychedelische pop song uit 1966, werd door The Verdicts gemaakt en verscheen via het O'Dell label met "Love In Vain" als andere kant, terwijl The Mad Hatters de fantastische rhythm & blues song "I Need Love" in oktober 1965 lieten uitbrengen door het Ascot label met "Blowin' In The Wind" als achterkant.
Het laatste nummer komt van The Urch Perch, die het schitterende "Things I See" in 1968 op namen en het mini album "Urch Perch" uitbrengen via hun My Space pagina.
Ook deze Psychedelic States staat weer boordevol fantastische songs van geweldige bands, die dit keer uit Maryland komen.
Dankzij de zoektochten van Roger Maglio zijn deze niet verloren gegaan en kan elke zestiger jaren liefhebber zijn/haar collectie Amerikaanse sixties verder uitbreiden. Hulde!

vrijdag 23 mei 2014

Review: Big Lost Rainbow - Big Lost Rainbow

Gear Fab 1998-(GF-118)

In 1970 ontstond de band Big Lost Rainbow na een jam in de kapel van de Pomfret School te Pomfret, Connecticut.
Hun eerste optreden was in het voorjaar van 1971 tijdens het Hartford's Earth Day Festival, waar ze voor 10.000 mensen speelden.
Later dat jaar kwamen de bandleden weer bijeen in Woodside, Californië, om opnieuw te gaan jammen, waarna ze 2 maal voor publiek optraden; in de koffieshop van de Stanford universiteit en op de verjaardag van de kok van het Moon Palace Chinese Restaurant.
De zomer erna maakte de band een demo in Los Angeles om op die manier te proberen een platen contract te krijgen en opnieuw gingen de bandleden ieder hun eigen weg naar de diverse colleges in verschillende steden.
Al snel realiseerden ze zich, dat ze in de muziek iets wilden bereiken en in 1973 kwamen ze weer bij elkaar in Cape Cod te Orleans, Massachusetts, dat hun basis voor de komende 2 jaar zou worden.
Ze namen aan het einde van de zomer van 1973 te Maryland een nieuwe demo op en besloten hun album in eigen beheer te laten persen, waarna ze in New Haven hun overige materiaal opnamen en lieten 200 albums te laten persen, die binnen een weekend uitverkocht waren.
Gesteund door dit succes remixten ze de plaat en een tweede en derde persing volgden, maar ook trad de band vanaf die tijd regelmatig op in onder andere: Cape Cod, Vermont, Boston, Newport en New York en speelden ze als voorprogramma van The James Montgomery Band en Livingston Taylor plus voor vele bekende bluegrass en folk artiesten.
In 1975 probeerde de bandleden nog eenmaal een platen contract te krijgen, maar, nadat dit mislukte, stopten ze met de band en in 1992 hielden ze een reünie in Idaho en in 1993 speelden ze tijdens het 100 jarige bestaan van Pomfret School nog eenmaal in de Pomfret kapel, waar het allemaal begonnen was.
De nalatenschap van Big lOst Rainbow bestaat uit 12 nummers, waarvan er 9 op de LP staan.
De CD begint met "Sail", een uitstekende rustige meerstemmig gezongen pop song, die gevolgd wordt door "I Go Alone", waarin de band opnieuw een prima pop song laat horen, die in een rustig tempo gespeeld wordt.
Daarna volgt "Lady Love", eveneens een mooie pop song met uitstekende samenzang, waarna "Brothers Of The Future" en ook hierin laat de band een prachtige rustige pop song horen en lijkt de muziek enigszins op die van James Taylor.
In "Ocean" speelt de band nog steeds in het rustige tempo en in "Oh! Idaho" wordt er eindelijk een swingender stukje muziek gespeeld, maar in "It's Over Now" keert de band terug naar het maken van rustige muziek, waarin weinig gebeurt, net als in "Morning Sunshine", waarin de band hun ingeslagen weg blijft volgen.
"Lady of Music" brengt verlossing, want in dit 13 minuten durende nummer laat de band eindelijk horen, dat ze geweldige muziek kunnen spelen en in dit jazzy nummer swingt de band als een trein.
De eerste van de 3 onuitgebrachte nummers heet "Slow Rider" en deze song wordt zoals de titel al deed vermoeden in een langzaam tempo gespeeld.
Dan speelt de band "Patricia Jane Moon", waarin het tempo iets omhoog gaat en er een lekker klinkende song te horen is, maar in het laatste nummer, dat  "Allegiance Of Apathy" heet, laten de bandleden opnieuw een rustig gespeelde song horen, waar ze een patent op lijken te hebben.
De CD "Big Lost Rainbow" is een plaat waarbij, door de eenzijdigheid, verveling al snel toeslaat en is dan ook één van de minst goede in de Gear Fab reeks.

vrijdag 16 mei 2014

Review: Short Cross - Arising

Gear Fab 1998-(GF-119)

De basis voor het ontstaan van de band Short Cross werd in 1965 te Sandston, Virginia, gelegd, toen de 10 jarige Velpo Roberson - zang, akoestische gitaar, solo- en slaggitaar, basgitaar ging spelen in de band met Gray McCalley - drums, percussie en zang, maar dat duurde maar kort.
Ongeveer een jaar later vroeg Gray of Velpo zin had om te komen repeteren en nadat Bob Holmes - slaggitaar, Kenny Roberts - basgitaar en saxofoon en Ben Luck - piano zich bij het duo hadden gevoegd, was de band een feit.
Nadat de band onder de namen The Crusaders en The Resonators had opgetreden, veranderden ze de bandnaam in het voorjaar van 1967 in The Hustlers en wonnen onder die naam de lokale "Battle Of The Bands" in Skateland te Sandston.
Ben Luck verliet de band, om in een andere band, genaamd The Barracudas, te gaan spelen, die reeds een LP hadden gemaakt en hij  werd vervangen door Butch Owens - orgel, piano, moog en zang.
In 1968 won de band opnieuw een "Battle Of The Bands" wedstrijd, waarna ze aan de wedstrijd van de staat Virginia mee mochten doen, waar ze als derde eindigden.
Daarna ging Bob Holmes uit de band en verliet ook Kenny Roberts The Hustlers en hij werd vervangen door Dudley Bird Sharp, zodat de band nu nog maar uit 4 personen bestond.
Maar ook Dudley, die ging trouwen en in de zaak van zijn familie ging werken, waardoor hij niet meer in de band kon spelen, werd vervangen.
Zijn vervanger heette Steve Hicks en met hem werd in 1969 hun debuut single opgenomen, waarna de bandnaam veranderde in Short Cross.
De band was intussen begonnen met het schrijven van eigen nummers en ze lieten zich daarbij beïnvloeden door de muziek van bands als Led Zeppelin, King Crimson, ELP, Grand Funk Railroad, The James Gang, Free, Deep Purple, Black Sabbath, Santana, The Band en een band genaamd Child, die later Steel Mill ging
heten met daarin gitarist Bruce Springsteen.
Short Cross trad in 1970 op tijdens een gratis concert in Monroe Park te Richmond en het 3000 man aanwezige publiek was zo enthousiast, dat ze "More, More, More" begonnen te roepen en de band daardoor op de radio kwam.
Vervolgens kreeg de band de gelegenheid een single op te nemen in de Sigma Studio te Philadelphia, getiteld "On My Own"/"Marching Off To War", die regelmatig op de radio gedraaid werd.
Toen Dudley in 1971 liet weten terug in de band te willen komen, werd Steve ten koste van hem uit de band gezet en in deze formatie werd in december 1971 de LP "Arising" opgenomen in een nieuw gebouwde 16 sporen studio te Richmond, nog voor deze officieel geopend was.
De LP werd in maart 1972 in een oplage van 1000 stuks uitgebracht, waarvan er slechts 300 van verkocht werden, maar de band weigerde ze om ze tijdens optredens te verkopen, want dat vonden ze niet cool.
Ook trad Short Cross op als voorprogramma van Black Sabbath, Black Oak Arkansas, Trapeze en andere bands.
Eind 1972 ging de band opnieuw de Alpha Audio studio in om 2 nummers ("Bomb" en "Before It Rains") op te nemen en stapte Butch uit de band, nadat hij getrouwd was.
Daarna werd het niet meer als het eerder was en verscheidene keyboards spelers kwamen en gingen weer en er werd zelfs een tijdje als trio gespeeld, waarna tegen het eind van 1973 de band uit elkaar ging.
De CD "Arising" begint met de 8 nummers van de LP, waarvan de eerste "Nothin But A Woman" heet en dit is een lekkere snelle progressieve rock song, waarin de band gebruik maakt van een blazerssectie.
Daarna volgt "Wastin Time", eveneens een heerlijke progressieve rock song, waarin subtiel orgelspel te horen is en deze song wordt gevolgd door "Suicide Blues", een schitterende progressieve blues song van 7 minuten, waarvan het begin me aan "Sugar Mama"van Taste doet denken.
Vervolgens speelt de band "Just Don't Care" een uptempo mix van blues en progressieve rock, die swingt als een trein, waarna "On My Own" volgt en ook dit is weer zo'n lekkere bluessong, voorzien van een aanstekelijk ritme.
"Till We Reach The Sun" is opnieuw een fantastische progressieve rock song en hierin zijn invloeden van de muziek van Santana en Chicago Transit Authority te horen en in "Ellen" speelt de band een uitstekende ballad, waarna het laatste nummer van de LP volgt, getiteld "Hobo Love Song", een progressieve rock waarin blues invloeden te horen zijn.
Dan volgt de A-kant van de single en tevens de stereo mix van "On My Own", die in deze versie 2 minuten korter duurt, maar zeker zo lekker klinkt.
De B-kant van de single "Marching Off To War", eveneens de stereo mix, is een vrij rustige, maar schitterende, pop song, die gevolgd wordt door het onuitgebrachte "That's Her Train", een uitstekende mix van blues en progressieve rock, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt.
De laatste 2 nummers komen van een niet af gemaakte demo en de eerste daarvan heet "Bomb", waarin de band een lekkere progressieve rock song speelt en in "Before It Rains" laat de band horen ook prachtige pop songs te kunnen maken.
De CD "Arising" van Short Cross is een heerlijke plaat om naar te luisteren en bewijst maar eens te meer, dat er te veel schitterende muziek onbekend is gebleven en we mogen Roger Maglio dan ook dankbaar zijn, dat hij deze geweldige bands weet te lokaliseren en uit brengt via zijn Gear Fab label.
 

vrijdag 9 mei 2014

Review: American Blues Exchange - Blueprint

Gear Fab 1998-(GF-120)

American Blues Exchange, die in 1968 werd opgericht, bestond uit studenten van het Trinity College uit Hartford.
De band was opgericht door Peter Hartman - basgitaar en Roger Briggs - sologitaar en bestond verder uit: Roy Dudley - zang en mondharmonica en Dale Reed - drums.
Hun repertoire bestond uit nummers van Britse bluesbands zoals Savoy Brown, John Mayall, Cream, Free en anderen plus dat van Amerikaanse blues artiesten als Muddy Waters, Chuck Berry, Canned Heat en Jefferson Airplane.
Gedurende het voorjaar van 1968 speelden ze in koffie huizen en broederschap feesten en in het najaar van 1968 kwam Dan Mixter - sologitaar en zang als vijfde lid bij de band.
In deze formatie zou de band twee-en-een-half jaar blijven bestaan, totdat Dale Reed de band ontbond.
Nadat Roy Dudley flink wat eigen nummers had geschreven, besloot de band in 1969, dat het tijd werd om een LP op te nemen en dat zelfde jaar verscheen de LP "Blueprint", waarop 9 nummers staan, in een oplage van 1000 stuks, waarvan er ongeveer 400 aan mede studenten verkocht werden.
De rest werd onder de bandleden verdeeld en in de loop der jaren door hen weggegeven, op een tiental exemplaren na, die nog geseald zijn.
De CD uitgave bevat 3 extra live nummers, die in de periode 1968-1969 opgenomen zijn.
Het album begint met "On Solitude", een heerlijke mix van een blues en een pop song, waarin enkele prima tempowisselingen zitten en deze wordt gevolgd door "Cold Iron Blues", een schitterend stukje elektrische blues in de stijl van de oude Fleetwood Mac en Chicken Shack, dat in een rustig tempo gespeeld wordt.
Daarna speelt de band het swingende instrumentale "Recorder Thing", waarbij de hoofdrol voor de recorder is weggelegd, waarna "The Taker" volgt en dit is weer zo'n uitstekende mix van pop en blues.
Dan volgt "Burlington Letter", een uitstekende ballad, die gevolgd wordt door "Ode To The Lost Legs Of John Bean", een in uptempo gespeelde blues song.
Vervolgens speelt de band "Big Max Revenge", een zeer swingend instrumentaal blues nummer, dat gevolgd wordt door het schitterende "The True Son Confesses", waarin de band een ballad speelt.
Het laatste en tevens langste nummer van de LP heet "Age Child" en hierin speelt de band opnieuw een heerlijke mix van blues en pop, waarin ook progressieve rock invloeden zitten en dit nummer swingt als een trein.
De eerste van de live opnamens, alle drie covers trouwens, heet "Steppin' Out" en hierin laat de band een swingend instrumentaal nummer horen, dat gevolgd wordt door "One Sunny Day", een lekker in het gehoor klinkende uptempo blues song en het alom bekende en veel gecoverde "Dust My Broom" van Elmore James, dat de band op uitstekende wijze vertolkt.
"Blueprint" van American Blues Exchange" is een heerlijke blues CD en dus een aanrader voor elke liefhebber van dit genre.

vrijdag 2 mei 2014

Review: Tayles - Whoaretheseguys?

Gear Fab 1998-(GF-121)

In 1966 werd te Madison, Wisconsin, de band Tayles opgericht door Jeremy Wilson - basgitaar en zang.
Tayles zou tot de zomer van 1969 covers spelen, maar nadat Jeremy samen met Scott Eakin - dwarsfluit en zang en Pete Rushton ging spelen, begon de band eigen nummers te maken.
De band wisselde regelmatig van samenstelling en nadat Pete in de zomer van 1970 besloot te stoppen, kwamen Bob Schmidtke - sologitaar en zang en Rick Markstrom - drums en zang de band versterken, waarna organist Paul Petzold  als laatste lid aan de band werd toegevoegd.
Tayles trad regelmatig op in de Nitty Gritty en beschouwde deze plaats als hun thuisbasis en het is dan ook niet vreemd, dat de live opnamen van hun LP op 18 maart 1972 in de Nitty Gritty opgenomen zijn, waarna deze door het CineVista label in 1972 uitgebracht werden.
Ook bracht de band in 1971 een dubbele single uit via het Age Of Aquarius label, voordat ze eind 1972 begin 1973 uit elkaar ging.
De CD start met de single, waarvan het eerste nummer "Bizzaro Ben" heet, een lekker in het gehoor klinkende pop song met lichte progressieve rock invloeden, die gevolgd wordt door "She Made Me That Way", een vrij commercieel klinkende pop song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt.
Kant 3 van de single heet "Funny Paper Sam" en dit is een een heerlijke licht progressieve pop song, waarin Britse invloeden te horen zijn en in "High Time" speelt de band een uitstekende progressieve rock song.
Dan is het tijd voor de live LP, die met "Introduction" begint, waarin de band een 1 minuut durend instrumentaal stukje speelt, gevolgd door de live uitvoering van "Bizzaro Ben" en deze is niet alleen langer dan de single, maar klinkt ook progressiever.
Daarna volgt "Did It", een swingende pop song met latino invloeden en een dansbaar ritme en hierna speelt de band "Baby Doughdough" een swingende pop song in jaren 50 stijl.
Vervolgens speelt de band "Black Widow Spider" een zeer swingende blues song met soul invloeden, "Life On Other Planets Shuffle", dat een lekker swingend instrumentaal blues nummer is en gevolgd wordt door "Angry With My Friend", een uptempo pop song met soul invloeden, waarin de band alle remmen los lijkt te gooien en een geweldig stukje progressieve rock tussendoor speelt.
In "Master Of The Arts" laat Tayles een prima pop song horen en in "Apocalypse Blues"speelt de band een heerlijke blues song met religieuze tekst en in het laatste nummer, dat "Guitar" heet speelt de band de een schitterend instrumentaal rock nummer, waarin de hoofdrol voor de sologitaar is weggelegd en na een tempowisseling laat de band een mix horen van covers van onder andere "Not Fade Away", "Room To Move", "See Me Feel Me","Für Elise" en "Also Sprache Zarathustra".
De CD "Whoaretheseguys?" is weer een uitstekende uitgave van het Gear Fab label en een prima aanvulling op de onbekend gebleven muziek van de jaren 60-70.