vrijdag 31 januari 2014

Review: Michael Oosten - Michael Oosten

Gear Fab 1999-(GF-132)

Michael Oosten speelde tijdens zijn high school tijd in diverse rock bands en ging daarmee verder tijdens zijn college tijd.
Zijn probleem was, dat hij geen goede band bij elkaar kon houden en hij besloot dan ook, om maar alleen te gaan spelen.
Het eerste dat hij daarna deed, was een goede Martin gitaar kopen bij The Guitar Emporium te Evanston, Illinois, waar hij de keus uit 12 stuks had, die hij net zolang testte, totdat hij de juiste vond.
Vanaf zijn high school tijd schreef hij al zijn eigen songs, maar de meeste van zijn songs schreef hij tussen 1969 en 1970 toen hij 21-22 jaar was.
Begin jaren 70 speelde hij veel in koffie huizen, op feesten, in clubs en op kampeer plaatsen en bij verscheidene optredens speelden vrienden van hem mee op diverse instrumenten en deze zijn dan ook op de CD te horen.
Zijn LP, die van november 1993 tot februari 1974 in de American Music studio te Sauk City, Wisconsin werd opgenomen bestaat uit 5 songs, waarvan de 3 nummers van kant 1 met behulp van zijn vrienden gespeeld zijn en kant 2 zijn solo uitvoeringen bevat.
Het album, dat in 1974 door Hub City Music uitgebracht werd, begint met "Hey Babe", waarop Tom Hennick op piano meespeelt en hierin laat Michael een lekker klinkende pop song horen, waarin het ritme constant terug keert en de zang vrij heftig is.
Daarna volgt "Garden" en hierin begeleid Michael zichzelf op gitaar en is de zang van Jan Reek mede bepalend voor een prima folk song en in "Sunny Day" wordt het basgitaarspel door Algis Byla verzorgd en ook hierin brengt Michael een uitstekende folk song ten gehore.
"Wavefaring Boy" is een heerlijke folk song, waarin licht psychedelische invloeden zitten en in "Hungry Horse Montana", het langste nummer van de plaat, speelt Michael opnieuw een folk song, die behalve uitstekend gitaarspel, ook verschillende prima tempowisselingen bevat.
In de Gear Fab serie komt niet zoveel muziek van singer-songwriters voor en deze uitgave, waarop prachtige muziek staat, is dan ook één van de weinige in dit genre.

vrijdag 24 januari 2014

Review: Froggie Beaver - From The Pond

Gear Fab 1999-(GF-133)

De band Froggie Beaver werd in 1971 opgericht toen John Troia - zang, Ed Stazko - keyboards, orgel, piano en zang, Tom Jackson - drums en zang en John Fischer - basgitaar, sologitaar, mondharmonica en zang besloten om samen muziek te gaan maken.
Tot die tijd speelden ze in verschillende schoolbandjes in hun woonplaats Omaha te Nebraska.
Om het "te gaan maken" werden er eigen nummers geschreven en een unieke stijl gecreëerd.
Nadat ze de huisband van een club in Council Bluffs, Iowa werden, kwam er meer ruimte om hun eigen songs te spelen, die goed aansloegen bij het aanwezige publiek en met het aantrekken van een manager kregen ze ook meer optredens als voorprogramma voor nationaal bekende bands in het Midwesten van Nebraska.
Tijdens een optreden in het kader van het Musican Union's Concert in The Park Series te Omaha vulden 7500 fans Elmwood Park en in 1972 brachten ze hun zelf geschreven debuut single "Movin' On" / "Nothing From Me Here" uit via het Million Records label.
In 1973 verliet Tom Jackson de band en hij werd vervangen door Rick Brown, met wie ze enige maanden later hun eerste en enige LP opnamen, die de titel "From The Pond" meekreeg en op het eigen Froggie Beaver Records verscheen.
Om hun album te promoten trokken ze Steve Beedle als tweede gitarist aan en volgde er tevens een uitgebreide tournee, waarna de band in de herfst van 1974 uiteen ging.
De LP "From The Pond" bevat 7 nummers, die aangevuld met hun single uit 1972 en 3 onuitgebrachte nummers samen op CD verschenen zijn via het Gear Fab label.
Het openingsnummer heet "Road To Tomorrow, Part 1" en dit is een kort schitterend instrumentaal werkje, dat nog geen minuut duurt en over gaat in "Lovely Lady", een lekker swingende progressieve rock song, die enkele prima tempowisselingen en heerlijk orgelspel bevat.
Daarna volgt "Buy Back My Life", een uitstekende progressieve poprock song, dat goede samenzang bevat en prima dansbaar is.
Met "Come To Believe" laat de band een mooie ballad horen en met "Away From Home" speelt de band eveneens een rustige song, maar hierin zijn ook progressieve rock elementen en licht psychedelische invloeden terug te vinden.
In "Just For You" gaat Froggie Beaver verder met het maken van rustige popsongs en ook in dit nummer laat de band horen een uitstekend stukje muziek te kunnen maken, waarin de mondharmonica een actieve rol speelt.
De LP sluit af met het nummer "Road To Tomorrow Part 2" en net als Part 1 is dit een instrumentaal werkje, dat grotendeels op gitaar gespeeld wordt.
Vervolgens is de single aan de beurt en deze begint met "Movin' On", een lekker swingende pop song, die me aan de muziek van Neil Diamond doet denken en gevolgd wordt door "Nothing For Me Here", een Zuid-Amerikaans aandoende pop song, die eveneens swingend klinkt.
"Visions Of My Life" is opnieuw een rustige pop song, "Bring My Children Home" is een geweldige uptempo progressieve poprock song, waarin het orgelspel weer
schitterend is en "Janine In Somewhere Land" is eveneens een fantastische progressieve rock song en hierin is de band op hun best te horen.
"From The Pond" is weer zo'n uitstekende uitgave van het Gear Fab label, die vol met heerlijke muziek staat en dus het aanschaffen meer dan waard is.

vrijdag 17 januari 2014

Review: Soul, Inc. - Volume 1

Gear Fab 1999-(GF-134)

Soul, Inc. was een band uit Louisville, Kentucky, die halverwege de jaren 60 werd opgericht en bestond toen uit: Wayne Young - sologitaar, Jimmie Orten - basgitaar, Marvin Maxwell - drums, Tom Jolly - trompet en Eddie Humphries - saxofoon.
In maart 1965 maakte hun eerste grote tournee als één van de acts van Dick Clark's Caravan of Stars tour en speelde gedurende de toernee zowel als eigen act als begeleidings-band voor Lou Christi, Round Robin, The Tradewinds, Repareta & The Delrons en Louise Harrison (de zuster van Beatle George) voor duizenden schreeuwende rock & roll fans.
Na de tournee begon de band met de regelmaat van de klok optredens te doen in zowel Kentucky als in Florida en deed dienst als begeleidingsband voor Ian Whitcomb, Billy Joe Royal en andere soloartiesten, als die in Louisville optraden.
De band nam een mix van eigen songs en covers op in de Sambo Studios te Louisville, maar omdat die in een garage gevestigd was, waar ook het geluid van krekels, die de garage binnen gekomen waren,  te horen was, was opnemen niet altijd even gemakkelijk.
Toch slaagde de band er in daar de single "Who Do You Love" op te nemen en uit te brengen via Sambo's Boss Records label, waarna Orten uit de band stapte en samen met 2 andere muzikanten uit Louisville naar Florida verhuisde en de New Rhythm Blues Quartet oprichtte.
Hij werd vervangen door zanger Jim Settle, die pas basgitaar had leren spelen en ook zanger Wayne McDonald kwam de band tijdelijk versterken.
In deze formatie deed de band een tweede Dick Clark's Caravan of Stars tournee in november 1965, waar onder andere The Byrds, We Five, Paul Revere & The Raiders en Bo Diddley aan meewerkten.
Kort na de tweede tour stapte Humphries over naar de band van Brenda Lee en ook Jolly verliet de band en in hun plaats werd Frank Bugbee als tweede sologitarist aangetrokken, zodat de band nu bestond uit: Wayne Young - sologitaar, Frank Bugbee - sologitaar, Jim Settle - basgitaar en zang en  Marvin Maxwell - drums en in deze bezetting werd hun single "Stronger Than Dirt" via het Boss Records label uitgebracht.
Omdat in Engeland in die tijd de psychedelisch muziek zijn intrede had gemaakt en daarbij ook de sitar, veranderde de stijl van Soul, Inc. ook, maar in plaats van de sitar, gebruikte de band een banjo, die met veel nagalm gespeeld werd .
Daarna nam de band nog enige singles op, waaronder hun grootste hit "I Belong To Nobody", die begin 1968 op nummer 1 in de hitlijsten van WKLO en WAKY radio kwam, maar tevens het einde voor de band zou betekenen, want binnen enkele maanden gingen Maxwell, Settle en Bugbee als trio verder.
Ze kregen een contract bij het Imperial label en veranderden de bandnaam in Elysian Field, waarna Bugbee de band kort daarna verliet.
Wayne Young zocht nieuwe leden voor Soul, Inc. en diverse muzikanten kwamen en gingen, totdat de uiteindelijke samenstelling bestond uit : Wayne Young - sologitaar, Wes Scott - basgitaar, Chi Howerton - drums, Steve Ulrich - saxofoon en Frank Brentzel - trompet, maar ook maakte sologitarist Denny Lyle een tijdje deel uit van de band, totdat hij de overstap naar Elysian Field maakte.
Ook in deze formatie werden enkele singles uitgebracht en nadat de oorspronkelijke leden Young, Maxwell, Orten en Bugbee in 1999 een reünie hielden, waarbij ze "Subterranean Homesick Blues" speelden, tijdens een benefiet concert ten gunste van een publiek radio station uit Louisville, werd er besloten een nieuwe plaat op te nemen.
De CD "Soul, Inc. Volume 1" bevat 20 nummers en begint met het alom bekende en veel gecoverde blues nummer "Who Do You Love?", dat door Soul, Inc. op uitstekende wijze vertolkt wordt en gevolgd wordt door "Leaves Of Gras", een schitterende garagerock song met een lekker heftig ritme.
Daarna speelt de band een coverversie van de Wilson Pickett song "I Found A Love" en hierin laat de band horen dat soul spelen tot een van hun specialiteiten behoort, om vervolgens verder te gaan met een heerlijke mix van soul en garagerock in het nummer "Stronger Than Dirt".
Dan volgt een alternatieve versie van "I Belong To Nobody", een lekker klinkende pop song, waarbij het einde ontbreekt en deze wordt gevolgd door "Ultra Blue", een fantastisch instrumentaal nummer met soul en garagerock invloeden.
De alternatieve versie van "Subterranean Homesick Blues" is de volgende song, die te beluisteren valt en deze cover van de Bob Dylan song wordt op prima wijze uitgevoerd en gevolgd door "Give Me Time", dat precies hetzelfde nummer is als "Leaves Of Grass" alleen nu met een andere tekst en deze song klinkt dan ook uitstekend.
"60 Miles High" is een schitterende psychedelische song en een antwoord op de Byrds song "Eight Miles High" en wordt gevolgd door "727", een swingend instrumentaal nummer, waarin ook nu weer soul en garagerock invloeden in verwerkt zitten.
In "Hard Luck Harry" laat de band een lekkere soul song horen, waarbij blazers het nummer extra kracht geven en in "UFO" zit een soortgelijk ritme als in "These Boots Are Made For Walking" van Nancy Sinatra, terwijl het synthesizerspel waarschijnlijk als voorbeeld heeft gediend voor "Crazy Horses" van The Osmond Brothers.
Met "Yellow Morning Glory" speelt de band een song, die in een beatmis niet zou misstaan, maar toch is dit een lekker klinkende song, waarbij je de neiging kan krijgen mee te gaan bewegen.
Vervolgens speelt de band hun oorspronkelijke uitvoering van "Subterranean Homesick Blues" en deze klinkt uitstekend en wordt gevolgd door de alternatieve versie van "Stronger Than Dirt", die iets ruiger klinkt dan de uitvoering, die op single verscheen.
Ook de alternatieve versie van "I Found A Love" staat op de CD en deze klinkt weer gewoon uitstekend, waarna de band hun grootste hit "I Belong To Nobody"  in de single uitvoering laat horen en deze keer is het nummer wel compleet.
"Been Down So Long" is een prima commerciële pop song van een latere incarnatie van Soul, Inc. en "Poppin Good" een dansbaar Zuid Amerikaans aandoend instrumentaal nummer, dat niet bij de rest van de nummers past en "I Hate You", het laatste nummer van de CD, is een fantastische swingende versie van dit nummer en op de zang na, swingender klinkt dan de versie van Elysian Field.
"Soul, Inc. Volume 1" is een geweldige CD, die vol staat met heerlijke muziek en daarom in de collectie van elke zestiger jaren muziekliefhebber thuis hoort.

vrijdag 10 januari 2014

Review: A Cid Symphony - A Cid Symphony

Gear Fab 1999-(GF-135)

A Cid Symphony werd halverwege jaren 60 opgericht door Dustin Mark Miller, Charles Ewing en Ernest Fischbach, die folk en etnische muziek gingen spelen.
Dustin collecteerde voordien voor een politieke beweging, die protest songs verkocht en maakte enkele audio documentaires en Ernest was degene, die elk instrument met snaren kon bespelen, maar hij kon ook drummen en harmonica spelen.
Nadat Ernest met Deborah Cleall trouwde vertrok de groep naar de San Francisco Bay streek, waar Ernest en Charles te Berkeley Hindoestaanse muziek gingen studeren en Dustin in het huwelijks bootje stapte met Jane (Juana).
De groep mocht bij Fantasy Records hun muziek op nemen, waarbij werd besloten, dat de grammofoonplaten voor de triple LP "Sonoma", die in 1967 werd uitgebracht, in verschillende kleuren geperst zouden worden en LP 1 verscheen op geel vinyl, LP 2 op paars vinyl en LP 3 op groen vinyl.
De band noemde zich A Cid (oorspronkelijk Acid) Symphony en werd min of meer een familie, een stam en een bende nomaden, die hoofdzakelijk op colleges optrad en hun sponsors waren persoonlijke vrienden, studenten voor een democratische gemeenschap.
Regelmatig trad de band op in een Arabische tent, maar kwam ook in contact met andere bands, zoals The Golden Toad van Bob Thomas, die banden met The Grateful Dead had en A Cid Symphony was eveneens actief op het Montery Pop Festival en ontmoette Ravi Shankar daar.
Hun triple LP bevat 21 nummers, die in 1999 op 2 CD's door Gear Fab zijn uitgebracht, waarbij er 3 bonus tracks aan toe zijn gevoegd en daarop wordt de band bijgestaan door Tom Harris, John Goekermann en David Goines.
CD 1 begint met "Loadusphone Number 1", een kort nummer van iets meer dan een minuut, waarin Charles zijn jodelkunst laat horen en Ernest er mondharmonica bij speelt, gevolgd door "Loadusphone Number 2", waarin 35 seconden stilte te horen is en "Loadusphone Number 3", dat 14 minuten duurt.
Hierin laten Ernest, Charles, Tom en John een psychedelisch nummer horen, waarin gebruik gemaakt wordt van de dulcimer, Ramirez flamenco gitaar, houten en Hindoestaanse bellen.
Vervolgens spelen dezelfde muzikanten "Pierced Hand Number 1", waarin ze ook van dezelfde instrumenten gebruik maken, maar in dit nummer ligt het tempo iets hoger en gaat de muziek iets meer richting folk en dit wordt gevolgd door "Pierced Hand Number 2", waarin de band verder gaat met het spelen in het zelfde ritme, maar het tempo weer in een lagere versnelling speelt, waarna het vervolg "Pierced Hand Number 3" heet, dat van hetzelfde gehalte is, alleen besluit de band de muziek nu weer te versnellen.
Daarna speelt de band een nummer getiteld "Golden Gate Number 1", waarin nog steeds met dezelfde bezetting en instrumenten een stuk muziek gespeeld wordt, dat niet veel verschilt met voorgaande composities en een licht oosterse sfeer uit wasemt.
Het logische vervolg op dit nummer heet "Golden Gate Number 2", waarin ook zang zit en hierin neigt de muziek voorzichtig naar de blues en in "Golden Gate Number 3" spelen Ernest, Martin en Charles een kort blues nummer, waarbij gebruik gemaakt wordt van de steel en flamenco gitaar, waarna het laatste nummer van CD 1 volgt, getiteld "Golden Gate Number 4" en hierin is Charles te horen met een schitterend stukje klassiek flamengo gitaarspel.
CD 2 start met "Burning Bush Number 1", waarin Charles flamenco gitaar speelt en zingt, terwijl Ernest de dulcimer bespeelt en hierin brengt dit duo een afwisselend stukje rustige folk muziek ten gehore, dat gevolgd wordt door het uitstekend klinkende "Burning Bush Number 2" en door Charles op klassieke gitaar gespeeld wordt.
Dan volgt "Burning Bush Number 3" en hierin spelen Charles - gitaar en zang en Ernest - dulcimer een lekker swingend oosters klinkend nummer, waarin de band naar het eind toe het tempo vertraagd.
Dit wordt gevolgd door "Noisemakers Number 1", een 35 seconden durend gesproken nummer, dat vervolgd wordt met "Noisemakers Number 2", een heerlijke bluessong, die door Ernest en Charles gespeeld wordt.
In "Noisemakers Number 3" laat Ernest samen met David Goines een prima folk song horen, waarin plotseling een overschakeling zit en een deel van het volkslied ten gehore gebracht wordt met machine geluiden op de achtergrond.
Daarna speelt Ernest een korte folk song, zichzelf begeleidend op gitaar en deze wordt gevolgd door "Scrambled Psychedelic BS Number 1", waarin Charles de drums bespeeld en zingt en Ernest eveneens de zang voor zijn rekening neemt, die in het begin als indianen zang klinkt, maar over gaat in een uitstekende blues song, waarin Charles gitaar speelt en zingt en Ernest de mondharmonica gebruikt en in "Scrambled Psychedelic BS Number 2" laten Ernest en Charles een prima samenzang horen in een 26 seconden durende song.
"Scrambled Psychedelic BS Number 3" is een nummer met een gesproken politiek gerichte tekst, waarbij Dustin en John diverse onderwerpen behandelen, onder andere geboortebeperking, oorlog, een aanklacht tegen Dow Chemical en de wet en op de achtergrond is psychedelische muziek te horen.
Met "Scrambled Psychedelic BS Number 4" laat Charles een lekker stukje flamenco gitaarspel horen, dat ondersteund wordt door David Goines met handgeklap en tegen het eind van het nummer, zijn er weer machine geluiden te horen.
De CD wordt door de bonus tracks afgesloten en daarin zijn er gesproken teksten en solo zang van Dustin te beluisteren.
A Cid Symphony heeft met deze uitgave een prima tijdsdocument achter gelaten, die het beluisteren zeker meer dan waard is.

vrijdag 3 januari 2014

Review: Seompi - Awol

Gear Fab 1999-(GF-136)

In 1965 speelde de uit McAllen, Texas, afkomstige zanger/basgitarist Dave Williams in The Headstones.
Hij bracht met deze band verscheidene singles uit op het Pharaoh label, totdat de band in 1968 uit elkaar ging, waarna hij de band The Meat formeerde, die echter een kort leven beschoren was, om in 1970 Seompi te formeren.
Seompi was een trio, dat bestond uit: Dave Williams - zang en basgitaar, Patrick Rockhill - basgitaar en Bill Reid - drums en in deze samenstelling werd de eerste single "Summer's Comin' On Heavy" / "Lay On The Floor" uitgebracht op het Black Star label, die opnieuw uitgebracht zou worden met sologitarist Mitch Watkins, die vanaf dat moment deel van de band ging uitmaken.
In 1971 verhuisde de band, die toen dus uit vier man bestond, naar Austin, dat tevens hun thuisbasis werd.
Al snel bouwden ze een goede live reputatie op en speelden in het voorprogramma van onder andere Buddy Miles, ZZ Top, Trapeze en Foghat.
In 1974 werd Mitch Watkins vervangen door Billy "Skid" Rowe en Billy Reid door Lee Manley en speelde de band voor het laatst samen.
De nummers van "Awol" zijn niet eerder verschenen live tracks (zonder overdubs) en hun twee singles, die via Black Star werden uitgebracht plus alternatieve versies van deze songs.
De CD begint met de singles en het eerste nummer heet "Summer's Comin'On Heavy" en dit is een lekker in het gehoor liggende progressieve rock song, waarin enkele prima tempowisselingen zitten, waarna de andere kant van de single te horen is, die "Slide, Slide" heet en dit is eveneens een uitstekend stukje progressieve rock, waarin de band de muziek prima afwisselend speelt.
De A-kant van de volgende single heet "Almost In The Hole" en ook dit is een fantastische progressieve rock song, die lichtelijk naar de hardrock neigt en gevolgd wordt door "Lay On The Floor", waarin de band verder gaat met het maken van prima stevige progressieve rock.
Daarna volgen "Kittens" een swingende rock song, die tegen het einde aan wordt versneld en die niet eerder werd uitgebracht, het titelnummer van de CD "Awol", een progressieve rock song, waarin de band een heerlijk swingend stukje muziek speelt en de zang zo nu en dan aan die van Mick Jagger doet denken.
Ook "A Question Of Nobility" werd niet eerder uitgebracht en hierin laat de band lichte jazz invloeden in hun progressieve rock, die in uptempo gespeeld wordt, door klinken, waardoor het nummer nog meer swing krijgt, maar halverwege lijkt het net of de opname te langzaam afgespeeld wordt en klinkt de muziek vals en vervormd.
In "Voodoo Chile", een cover van het Jimi Hendrix nummer, speelt de band een schitterend stukje rock, dat veel overeenkomt met het origineel en in de alternatieve versie van "Summer's Comin' On Heavy" speelt de band het nummer in een iets minder progressieve uitvoering, waarna de alternatieve uitvoering van "Slide, Slide" te beluisteren valt.
Deze is totaal anders, dan de single versie en begint een stuk experimenteler en psychedelischer, maar klinkt zeker net zo progressief en ook "Almost In The Hole" klinkt een stuk progressiever, waardoor deze de voorkeur geniet boven de single uitvoering.
De alternatieve versie van "Lay On The Floor" klinkt qua zang minder dan de single, maar is desondanks prima te pruimen.
Dan volgt "And I Ain't Seen Him Since", een rustig progressief nummer met blues invloeden, dat gevolgd wordt door het niet eerder uitgebrachte "Do You Not Know", een lekker klinkende pop song.
"Sticky Situation" begint rustig, maar dan schakelt de band over naar een iets sneller tempo en wordt het nummer een stuk swingender, waarbij je de neiging krijgt met de muziek mee te gaan bewegen en "Elijah" is een uitstekende progressieve rock song, die in een vrij rustig tempo gespeeld wordt.
Het laatste nummer heet "What Is The Reason" en is een nog niet eerder verschenen swingende mix van jazz en progressieve rock en klinkt fantastisch.
Waarom niemand eerder op het idee is gekomen om de opnamen van Seompi uit te brengen is me een raadsel, want wat deze band hier laat horen is van grote klasse.
Hopelijk gaat Gear Fab door met het uitbrengen van dit soort muziek en krijgen we een nog beter beeld van wat er eind jaren 60, begin jaren 70 in Amerika op muzikaal gebied gebeurde.