vrijdag 29 augustus 2014

Review: Merkin - Music From Merkin Manor

Gear Fab 1997-(GF-109)

In 1967 kregen twee high school vrienden uit Provo, Utah het idee een band op te richten, maar het zou nog tot de zomer van 1969 duren voordat ze daar werkelijk in slaagden.
De naam Merkin werd bedacht en de band bestond op dat moment uit: Rocky Baum - zang, Ralph Hemingway - zang, Alan Newell - drums, Kent Balog - basgitaar en Doug Hinkins - sologitaar.
Zoals meestal het geval is, als je een band begint, moest er gerepeteerd worden, maar een oefenruimte bleek moeilijk te vinden.
De oplossing werd gevonden door in de huiskamer van de ouders van Doug te oefenen.
Een manager vonden ze in high school vriend Rod Olsen en deze zorgde voor optredens bij bowlingcentra, lokale scholen en colleges.
In 1970 werd drummer Alan Newell vervangen door Kent's tweelingbroer Gary en Doug door Robert Barney als sologitarist en ook kwam keyboards speler Richard Leavitt bij de band als zesde lid.
Op een vier sporen recorder namen ze in de Brigham Young Universaty Recording Operations Departement twee nummers op: "Maybe Someday" en "Cry On My Shoulder",
maar deze zouden echter nooit uitgebracht worden.
In 1971 vond manager Rod de tijd rijp een platencontract in de wacht te slepen en ze tekenden bij Kommittee Producctions uit Los Angeles.
Het album werd in vier dagen voltooid, maar het zou nog tot februari 1973 duren, voordat het uiteindelijk uitgebracht zou worden.
De CD bevat 13 nummers, waarvan 3 bonustracks en start met "Ruby", een niet onverdienstelijke uptempo pop song, waarin de hoofdrol voor de sologitaar is, waarna "Take Some Time" volgt, waarin de band tot halverwege het nummer een prima pop song laat horen, maar dan overschakelt naar jazz, om even later terug te keren naar de pop.
Het volgende nummer "Todaze" is een lekker in het gehoor klinkende uptempo mix van pop en muziek in de stijl van Santana en swingt als een trein.
Daarna volgt "Sweet Country", een fantastische swingende opgewekte pop song, waarin de honky tonk piano gebruikt wordt, waardoor de muziek erg verrassend klinkt.
In "Goodbye" speelt de band een mooie rustige pop song met prima samenzang en in "Watching You" klinken opnieuw de Santana-achtige klanken, die gemixt met de uptempo pop voor een uitstekend dansbaar nummer zorgen.
Daarna volgt het zeer rustige "King Of Down", waarin de band nogmaals laat horen uitstekend te kunnen samen zingen en dit wordt gevolgd door "The Right One", een swingende pop song, die doorspekt is met funk invloeden en Santana-achtige klanken.
Het volgende nummer heet "Here Together" en hierin speelt de band een prima uptempo pop song, waarna "Walkin'" volgt, een rock song, die in een vrij hoog tempo gespeeld wordt en licht psychedelisch klinkt.
Het onuitgebrachte "Maybe Someday" is het langste nummer van de CD en deze bijna 7 minuten durende song wordt constant in het zelfde ritme en tempo gespeeld, waardoor het licht hypnotiserend klinkt.
Ook de volgende song "Cry On My Shoulder" is niet eerder uitgebracht en hierin brengt de band een uitstekende pop song ten gehore, waarin de basgitarist steeds hetzelfde ritme speelt, waardoor er een licht hypnotisch effect ontstaat.
Het laatste nummer van de CD, "A Father's Song", komt van The Rocky Baum Project uit 1983 en klinkt niet onaardig, maar weinig verfrissend en voegt in feite niets toe aan deze lekker klinkende uitgave.

vrijdag 22 augustus 2014

Review: Shadrack Chameleon - Shadrack Chameleon

Gear Fab 1998-(GF-110)

In 1963 deelden twee goede vrienden uit Fort Dodge, Iowa, Steve Fox en Randy Berka, vele interesses en één er van was muziek.
De beide jongens waren toen 7 en 8 jaar oud en besloten samen akoestische gitaar te leren spelen, om zo rockmuzikanten te worden in navolging van hun grote idolen, The Beatles.
Het zou echter niet meteen lukken een band te beginnen, want in 1964 verhuisde Steve naar Illinois, maar na 3 jaar verhuisde de familie weer terug en vestigde zich in het nabij gelegen Fort Humbolt.
Randy had intussen samen met Jon Porter - orgel, Tom Northup - drums en John Callahan - gitaar de band Lazy River opgericht.
Tom verliet de band om vervangen te worden door Artie Strutzenberg op drums en Mark Flanagan voegde zich bij de band als basgitarist.
Begin 1969 werd Lazy River behoorlijk bekend in de streek en had een hoop belangrijke optredens, onder andere in de populaire Star Ballroom in Dakota City.
Onderwijl had Steve basgitaar leren spelen en richtte zijn eigen band Crosstown Traffic op met daarin Doug Sandvig, Dan Dodgen en John Bradsgard en ook deze band werd populair in de omgeving.
Beide bands kregen echter te maken met conflicten binnen de gelederen en vielen uiteen, waarbij Randy Berka en Jon Porter van Lazy River over bleven en zij vroegen Steve Fox om zich bij hen aan te sluiten.
In naam heette de band nog Lazy River, om de nog lopende contracten te vervullen, maar dit was de eigenlijke start van de band, die onder de naam Shadrack  bekend zou worden.
In de zomer van 1972 hoorde een van de eigenaars van Iowa Great Lakes Records, uit Milford, de band spelen in een lokale club en liet ze de single "It Was Me" / "I Wonder Why" opnemen, waarvan 1000 exemplaren werden uitgebracht.
Er werd in het najaar van 1973 in eigen beheer een LP opgenomen onder de naam Shadrack Chameleon in een studio, die in een oude opslagschuur was gebouwd en als naam Shadrack Recording Studio kreeg, voordat de band er later dat jaar uit elkaar ging.
De bandbezetting op deze LP, waarvan er totaal 300 exemplaren werden uitgebracht, was een mix van bandleden uit Shadrack, Lazy River en Crosstown Traffic.
De LP, die 6 nummers bevat, zijn aangevuld met de single en op CD uitgebracht via het Gear Fab label.
De CD begint met de A-kant van de single "I Wonder Why", een lekker in het gehoor klinkende uptempo pop song, die gevolgd wordt door "It Was Me", dat eveneens in uptempo gespeeld wordt en een uitstekende pop song is.
Het eerste nummer van de LP heet "Chameleon (I Love You)" en is alleen door Steve (zang, sologitaar en basgitaar) en Artie Strutzenberg (drums) opgenomen, waardoor het nummer in het begin ietwat mager klinkt, maar na een tempowisseling, waarin alle instrumenten bespeeld worden, wordt dit een schitterende 7 minuten durende rustige pop song.
In "Long Road To Ole' Miss" speelt de band een fantastische psychedelische pop song, waarin een licht hypnotiserend ritme zit en de muziek enigszins aan die van Neil Young doet denken.
Daarna volgt "Granite Feast", een uitstekende pop song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt en gevolgd wordt door "That's The Way It's Gotta Be" een prachtige ballad.
Het volgende nummer "Don't Let It Get You Down" is een lekker in het gehoor klinkende pop song, die in de stijl van de muziek van Neil Young gespeeld wordt en het laatste nummer "Beyond Eternity", dat weer alleen door Steve en Artie gespeeld wordt, is een song, die net als "Chameleon" in het begin te mager klinkt en nadat alle instrumenten bespeeld worden, in een prima pop song uitmondt.
Deze uitgave van het Gear Fab label is, net als alle andere, weer een welkome aanvulling op het muzikale jaren 60 en 70 gebeuren van Amerika.

vrijdag 15 augustus 2014

Review: Stack - Above All

Gear Fab 1998-(GF-111)

De band Stack werd in 1967 opgericht en na verscheidene bezettingswisselingen ontstond de uiteindelijke formatie, die erg succesvol zou zijn in zuid Californië.
De band bestond in die tijd uit: Bill Sheppard - zang, Rick Gould - sologitaar, Kurt Feierabend - slaggitaar, Buddy Clark - basgitaar en Rob Ellis - drums.
In 1968 stond Stack in veel voorprogramma's van bekende bands, zoals, Frank Zappa, Bufflao Springfield, Alice Cooper, Iron Butterfly en Three Dog Night.
Tijdens een optreden in een club genaamd Marina Palace, vielen ze op bij Steve Hoffman, die hen een contract aan bood voor Sidewalk Productions en voor ze het wisten, zaten ze aan een achtjarige eenzijdige overeenkomst vast, waarbij de maatschappij alles kreeg en de band niets.
Toch begon de band te werken aan een LP en in verschillende studio's werden de opnamen gemaakt, waaronder Continental en Sun West, waar ook artiesten als Jimi Hendrix, Cream en Steve Winwood hun muziek op namen.
Ook maakte Stack een spot en jingle voor Pepsi, maar de bandleden kregen deze zelf nooit te zien.
Toen de LP tenslotte opgenomen was, bleek dat hij nooit uitgebracht zou worden, op de 15 exemplaren na, die de band zelf kreeg.
De oorspronkelijke LP "Above All" bevat 8 nummers, maar op de CD uitgave van Gear Fab staat een extra nummer.
Het openingsnummer "Poison Ivy" is de enige cover, die op de LP staat en met de uitvoering van The Rolling Stones in mijn hoofd, is dit wel even wennen, want de band speelt deze song een stuk langzamer, maar doet dat niet onverdienstelijk.
Daarna volgt het progressieve "Only Forever", dat zo nu en dan ook lichtelijke psychedelische invloeden bevat en gevolgd wordt door het 7 minuten durende "Da Blues", een schitterende pure en rustige blues song.
Het volgende nummer heet "Cars" en hierin laat de band een geweldige stevige rock song horen, gevolgd door "Everyday", dat eveneens een fantastische rock song is en mede door het lekkere heftige gitaarspel een van mijn favoriete nummers van de plaat is.
In "Valleys" speelt de band opnieuw een uitstekende stevige rock song en in "Time Seller" laat de band een prima progressieve rock song horen, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt.
"Hot Days" is weer zo'n stevige rock song met blues en progressieve rock invloeden en het extra nummer "Do It" is van hetzelfde laken een pak, kortom een lekker stevige rock song.
Waarom de LP ÄBove All" destijds niet uitgebracht werd is mij een raadsel, maar ik ben blij dat Roger Maglio de plaat heeft weten te lokaliseren en alsnog op de markt heeft gebracht.
Een aanrader voor de progressieve rock liefhebber!

donderdag 7 augustus 2014

Review: Blessed End - Movin' On

Gear Fab 1998-(GF-112)

Blessed End kwam uit Springfield en Ridley Park in de buurt van Philadelphia, Pennsylvania en werd in 1968 opgericht door Ken Carson - basgitaar en Jim Shugarts - sologitaar, die beiden op dezelfde high school zaten.
In september 1969 kwam Lenny Perchowski - sologitaar bij het duo en al snel volgden Doug Teti - zang en Mike Petrylak - percussie zijn voorbeeld, zodat de band een feit was.
Na enkele maanden oefenen speelden ze op allerlei feesten en deden mee aan bandjes wedstrijden en bijna elke vrijdag speelden ze in het koffiehuis van de United Methodist Church in Drexel Hill, dat tevens de thuisbasis van de band werd.
In het najaar van 1970 verliet Lenny de band om medicijnen te gaan studeren en kwam keyboards speler Steve Quinzi bij de band, waardoor de muziek van Blessed End veranderde.
De populariteit van de band was intussen zo gestegen, dat de band elk weekend wel ergens speelde en ook werden er eigen songs geschreven, zodat hun repertoire steeds groter werd.
Op een dag kreeg Steve het verzoek van de eigenaar van een lokale opname studio, of hij zijn orgel wilde uitlenen voor een opname sessie in ruil voor opname tijd voor de band.
Natuurlijk was de ruil snel geregeld en na drie maanden hun beste nummers geoefend te hebben, ging de band in de zomer van 1971 The New Sound studio in om ze in 1 dag tijd op te nemen.
In die zelfde week kreeg de band 3 goed betaalde optredens, waarvan de kosten van het persen van 1000 exemplaren konden worden betaald.
Het hoesontwerp en het uitprinten daarvan, werd door de bandleden zelf gedaan en het in eigen beheer gemaakte album, waarop 10 nummers staan, werd tijdens optredens verkocht.
Enkele maanden nadat de band het album had opgenomen, verliet Ken de groep om bij de marine te gaan, waarna de band een andere versie van het nummer "Can't Be Without Her" met een vervanger voor Ken op nam.
Na enkele bezettingswisselingen en verandering van muziekstijl, ging Blessed End tenslotte in 1973 uit elkaar, waarna Jim, Mike en Ken, die om medische redenen de marine verliet, de band Free Beer oprichtten, die later onder de naam Argus optrad en 6 jaar zou blijven bestaan.
De LP begint met "Nightime Rider" een progressieve uptempo rock song, waarin het orgel medebepalend is voor het nummer en dit wordt gevolgd door "Someplace To Hide", eveneens een licht progressieve rock song, die licht psychedelische invloeden bevat.
Daarna speelt de band "Is It Time?" een lekker klinkende licht psychedelische progressieve rock song, waarin het orgel weer op de voorgrond treedt, waarna de band "Sometime You've Got To Be Strong" ten gehore brengt en dit is een heerlijke progressieve rock song met enkele prima tempowisselingen.
In "Movin' On" laat de band een fantastisch stukje progressieve rock met lichte jazz invloeden, dat swingt als een trein en het beste nummer van de plaat genoemd mag worden.
Met "Day Before Tomorrow" speelt de band opnieuw een geweldige progressieve rock song, die in een rustig tempo gebracht wordt en gevolgd wordt door "Dead Man", dat in een hoger tempo gespeeld wordt en swingt.
Vervolgens is het tijd voor de eerste versie van "Can't Be Without Her" en hierin speelt de band een prima rustige pop song, gevolgd door de uptempo rock song "One Stop Woman", waarna het laatste nummer van de LP volgt, getiteld "Escape Train" en hierin speelt de band een schitterend stukje blues in een gemiddeld tempo.
Tenslotte staat de alternatieve uitvoering van "Can'T Be Without Her" op de CD en deze wordt in een iets sneller tempo gespeeld en duurt een halve minuut langer.
De CD "Movin' On" bevat heerlijke 70er jaren muziek, die iedere muziek liefhebber minstens een keer beluisterd moet hebben.

vrijdag 1 augustus 2014

Review: Boa - Wrong Road

Gear Fab 1998-(GF-113)

Boa ontstond in 1969 doordat Ted Burris - basgitaar en Bob Maledon - orgel in Bob's garage aan het jammen sloegen.
Toen sologitarist Paul Manning zich bij hen gevoegd had, begon men serieuze plannen te maken om een band te formeren.
Een extra toetsenist werd gevonden in de persoon van Brian Walton en na lang zoeken werd het eindelijk Richard Allen, die achter de drums plaats nam.
Ze doopten de naam van hun band in Anvil en begonnen een repertoire op te bouwen van covers en zelf geschreven nummers.
Hun eerste optreden vond plaats op 30 januari 1970 , waarna de band besloot dat het tijd werd een LP op te nemen.
De (mono) opnamen hiervoor vonden plaats in de Northwest Sound Studios te Detroit op 7 maart 1970, maar de LP werd niet uitgebracht.
Kort daarna viel Anvil uit elkaar wegens muzikale meningsverschillen, totdat ze in 1971 besloten het samen nog eens te proberen.
Er werd besloten onder de naam Boa een nieuwe LP uit te brengen.
De live opnamen daar voor vonden plaats op een twee sporen band recorder in een Tupperware warenhuis in Auburn Heights, Michigan, dat tevens de thuisbasis van de band was, maar Manning wilde niet, dat bekend werd, dat hij op het album meespeelde, omdat hij op dat moment in een andere band zat.
Hij vermomde zich als Captain Hook en staat ook als zodanig op de hoes vermeld.
De LP "Wrong Road", die 9 songs bevat, werd 20 mei 1971 in eigen beheer uitgebracht en daarna gingen de bandleden ieder weer hun eigen muzikale weg.
Het openingsnummer heet "Never Come Back" is een lekkere uptempo song, waarbij de band een vrij progressief nummer laat horen.
Daarna volgt de titelsong "Wrong Road", eveneens een uitstekende progressieve rock song, waarbij het tempo gemiddeld te noemen is, waarna de band "You don't Want Me Anymore" speelt, een geweldige song die, mede door de stijl van spelen en het orgelgeluid, klinkt als een achtergebleven Doors nummer, waarop alleen het stemgeluid van Jim Morrison ontbreekt.
Het volgende nummer is een heerlijke rustige song, getiteld "Angelisa", waarin de band een prima progressief stukje muziek speelt.
In "Brave New World" laat de band een schitterende snelle rock song in de stijl van de jaren 60 muziek horen en in "You Tell Me You Love Me" speelt Boa een uitstekende ballad.
"I Think I Been Had" is een uptempo progressieve rock song, waarbij de rauwe zang de song net iets extra's mee geeft en "Don't Go Away" is weer zo'n prima progressief klinkende ballad, terwijl", "A Restful Sleep", het laatste en tevens langste nummer van de LP, een fantastische progressieve rock song is, waarin de nodige tempowisselingen zitten, waarbij de muziek van een rustig naar een fel tempo gaat en de zang vrij agressief klinkt.
De eerste van de 2 bonus nummers is een outtake en heet "Can't Be Real" en dit is een lekkere uptempo rock song, waarin de band een sixties gerelateerde beat song speelt.
Vervolgens staat er, als allerlaatste nummer, een andere versie van "Wrong Road" op de CD en dit is de versie, die de band opnam onder de naam Anvil.
"Wrong Road" van Boa is een lekker in het gehoor klinkende CD, die het beluisteren meer dan waard is en de uitschieter "A Restful Sleep" heet.