vrijdag 31 augustus 2012

Review: Psychedelic States - Alabama In The 60s Vol.2

Gear Fab 2002-(GF-192)

In de serie Psychedelic States is het deze keer tijd voor Alabama In The 60s Vol.2 en op deze CD staan 25 songs van 24 bands.
The Chimes uit Dothan is de eerste band, die te horen is en hun nummer "#38", een schitterende garage rocksong met psychedelische invloeden, had "Foolish Pride" als B-kant, die in 1968 werd uitgebracht door het Matrix label.
De volgende, die ik hoor, heet "The Vikings en deze uit Birmingham afkomstige band bracht in 1966 de single "I Will Never Go" / "Come On And Love Me", een swingende garagerocksong, via het eigen Viking label uit.
The Mishaps uit Midfield, maakte een prima garagerock cover van het Rolling Stones nummer "Under My Thumb", dat "One Too Many Mornings" als andere kant had en door het Hemphill label in 1968 werd uitgebracht.
Vervolgens is het de beurt voor The Stolen Children uit Valley en hun single "Set Me Free", een lekker klinkende popsong, had "I'm Alive", een redelijke cover van het Hollies nummer, als B-kant en verscheen in februari 1967 via het Tomahawk label.
Daarna krijg ik "Just give Me Time", een heerlijke garagerock song te horen van The In uit Huntsville, die via het Hickory label verscheen en "Midnight Hour" als achterkant had.
De zoon van goeverneur George Wallace uit Montgomery, maakte onder zijn eigen naam, George Wallace Jr., in 1968 de single "Cotton Fields" / "Think!", een redelijk goede popsong, voor het B-Bob label.
Een van de bekendere bands is This Side Up uit Birmingham en zij maakten in 1966 het licht psychedelische "Sun Arise" dat "Why Can't I Dream" als achterkant had en door Prestige Productions werd uitgebracht.
De band, die diverse singles uit bracht, startte in 1963, zou tot 1968 actief blijven, waarna één van de leden, Frank Friedman, de band Wet Willie oprichtte.
In april 1966 verscheen de single "Hot Cha"/ "Smokestack Lightning", een fantastische garagerock uitvoering van dit veel gecoverde nummer uitgevoerd door The Distortions uit Birmingham, die deze nummers via het Sea label zagen verschijnen.
Uit Anniston kwamen The Outlets en zij brachten in 1967 de single "Blue Skies" / "Love Doesn't Happen In A Day", een vrolijk klinkende popsong, via  het Prestige Productions label uit.
The Movement kwam uit Midfield en in 1968 werd hun single "Just A Driftin'", een licht psychedelische popsong, die "Dear Abby" als andere kant had, door het Hemphill label uitgebracht.
"Somebody's Son", een geweldig swingende pop song van The Tikis uit Dothan had "Little Miss Lovelight" als andere kant en werd in 1966 door het Dial label uitgebracht.
De band bestond al sinds 1960 en had reeds singles gemaakt voor United Artists, Ascot, Minaret en Dial.
String & The Beans uit Birmingham maakten in 1966 voor het Fat City label de single "When I Get That Feeling" / "Come Back To Me", een heerlijke pop song.
Eveneens uit Birmingham kwamen The Preachers, die in 1966 hun single "Hallowed Ground" ' "Inspiration", een song in de stijl van de muziek van Bob Dylan via het RE label uitbrachten.
Vervolgens krijg ik een prima garagerock song te horen, getiteld "Better Stop Your Lying", die samen met "Now I'm Gone" op single verscheen via het Tuscumbia label in 1965 en uitgevoerd werd door The Citations.
De garagerock cover "Hey Joe", waar Jimi Hendrix mee doorbrak, is het volgende nummer, dat ik te horen krijg en deze uitvoering van The Outer Mongolian Herd uit Birmingham, gemaakt in 1968, klinkt een stuk sneller dan de versie van Hendrix en ik moet bekennen, dat ik hiervan geniet.
Dan krijg ik The Swinging Lamp Lighters eveneens uit Birmingham te horen met "Get Away" en dit is een swingend stukje pyschedelische pop, waarvan de achterkant "Little Latin Lupe Lu" heet, in 1967 uitgebracht door Vaughn-Ltd.
De band W.C. Dorns uit Valley maakte in 1967 de single "I Need Your Love", een snelle garagerock song met "If I Ask You" als B-kant voor het WCD label.
In 1966 verscheen de single "Leigh Anne" /  "I Need You", een nummer in de stijl van Dave Clark Five, van The Bassman op het Vaughn-Ltd label.
Op het Florence, Alabama JJ's label verscheen in 1967 "Angel Love" / "Keep On Running, Girl", een snelle pop song van The Hackers en deze wordt gevolgd door de cover "Double Shot", een lekker klinkende pop song uit 1966 van The K-Otics uit Troy.
Uit Sheffield en Muscle Shoals kwamen The Weejuns, die in 1966 de single "I Spy", een psychedelische pop song, met "Out Of The Clear Blue Sky" via het Quinvy label uitbrachten.
Ook The Male kwam uit Muscle Shoals en hun single uit 1969 "You're Playing With Fire", een aardige pop song, waarvan "Over My Head" de achterkant was, verscheen via het Quinvy label.
In 1966 brachten The Lost Chords uit Birmingham "I Want To Be Her Man", een prachtige rustige pop song, die "I Won't Have To Worry" als B-kant had, via het Vaughn-Ltd label uit.
Als laatste band staat de uit Mobile afkomstige The Versatiles op de CD met "Somethin' Like A Man", uit 1967, een schitterende pop song, uitgebracht door Rickarby met "Warm In The Rain" als achterkant.
Ook deze Psychedelic States is weer een welkome aanvulling op mijn collectie zestiger jaren muziek en dus aan te raden voor de verzamelaar.







vrijdag 24 augustus 2012

Review: Wakefield - The Lost Warthog Tapes

Gear Fab 2002-(GF-193)

In 1968 ontstond de band Wakefield te Pueblo, Colorado, doordat drie vrienden begonnen te jammen en dit uit liep op regelmatig samen oefenen.
Nadat er nog enkele leden zich aan hadden gediend was de band een feit en bestond toen uit: Bobby Barth - sologitaar en zang, Ron Struthers - saxofoon, fluit en zang, Mike Carroll - trompet, fluit, gitaar, piano en zang, Steve Moore - orgel, Franse hoorn en zang, Carl Macon - basgitaar en zang en Charlie Ferrill - drums.
De band trad in het begin op in Colorado Springs en Pueblo en deed hun eerste echte vaste optredens in een restaurant / nachtclub in het ski gebied Vail, waar ze zes avonden in de week optraden voor enkele honderden dollars, een maaltijd en het gebruik van een onderkomen in East Vail.
De jaren daarna traden ze op deze manier in de ski gebieden op en van daaruit kregen ze de vraag om in Seattle, Washington te komen optreden voor de tijd van 3 weken in een club vlak bij de universiteit, genaamd the Warehouse, maar omdat ze geen lid van een bond waren werden ze ontslagen.
Kort na het Seattle avontuur, verhuisde de band van Pueblo naar Denver en Boulder, deed 4 audities op 1 dag in Denver en werd bij alle 4 aangenomen, waarvan 2 clubs van dezelfde eigenaren waren, die de managers van de band werden en kort daarna verliet Steve de band.
Ook traden ze met een uit San Francisco afkomstige muzikant op, die conga's en bongo's speelde, genaamd Brent Lewis.
Paul Zamucen, die ook conga's speelde reisde samen met Brent en omdat de band enkele Santana nummers speelde, vroegen ze hem of hij in hun band wilde komen spelen en vanaf die tijd maakte hij daar deel van uit.
Rond die tijd deden ze een opname sessie in de Warthog Studio te Denver, werden ze gehuurd als begeleidings-band van Chuck Berry, die in de Skunk Creek Inn speelde en waren ze voorprogramma van War in die zelfde Skunk.
Gedurende de jaren 1970, 1971 en 1972 traden ze op in Nebraska, Kansas, Oklahoma,Montana, Zuid Dakota, Arizona, Californië, Washington, Idaho, Illinois en Michigan en het was tijdens één van hun Seattle trips, dat ze enkele uren in de studio vertoefden om nieuwe nummers op te nemen.
Eind 1972 verliet Ron de band, wisselde de band van manager en verhuisden ze naar Seattle en deden optredens in o.a. Vancouver en Spokane.
Wakefield bleef tot 1974 actief en toen de band in juni 1974 nog maar uit de 3 oprichters bestond, besloten ze dat het tijd was om te stoppen.
De 14 songs van de CD werden allemaal door de band zelf geschreven en de eerste daarvan heet "Bring It On" en vanaf de begin tonen hoor ik de band een heerlijk brassrock nummer spelen, dat in de stijl van de beginperiode van Chicago Transit Authority zit.
Vervolgens krijg ik "Something Is Coming" te horen, dat rustig begint en met prima close harmony vocalen wordt dit nummer verder uitgebouwd tot een lekker klinkende popsong.
Dan volgt "How Does It Feel?", een uitstekende swingende popsong met lekkere close harmony, die gevolgd wordt door "I Will Always Come Back", een prima progrocksong met psychedelische invloeden, waarin het orgel op subtiele wijze wordt bespeeld.
Daarna is het de beurt om naar een erg mooie ballad te luisteren, getiteld "Old Man", waarin de samenzang van de band goed naar voren komt.
"I Know" is weer een swingende popsong en "Water", een meer dan 8 minuten durend nummer, is een schitterende progrocksong met prima tempowisselingen.
Vervolgens krijg ik weer een nummer te horen, waarin blazers actief zijn en dit heet "Snowchild", een rustig gespeelde song, waarin de band hun uitstekende vocale kwaliteiten nogmaals benadrukt en ook dit is een lange progrocksong van bijna 10 minuten, die langzamerhand steeds meer vaart begint te krijgen.
Ook "In MY Mind" is een lang nummer, dat 8 minuten duurt, waarbij het tempo steeds verder opgevoerd wordt en uitmondt in een schitterend stuk progrock.
Nu is "Landgrabber" aan de beurt om gehoord te worden en deze progrocksong klinkt eveneens prima, waarna er weer zo'n schitterende ballad volgt, getiteld "You And I".
Dan volgt het fantastische vrolijk gespeelde "Let's Get loaded", waarbij het onmogelijk is stil te blijven zitten, waarna de band het swingende "You'll Find Your Man" laat horen, dat een heerlijke popsong is.
Als laatste nummer zet de band me het 33 seconden durende "Rollin' Down The Highway" voor, een geintje denk ik.
De CD "The Lost Warthog Tapes" bevat uitstekende songs, waar tussen enkele uitschieters staan en ik vind deze CD dan ook een aanrader voor de echte muziek liefhebbers.

zondag 19 augustus 2012

Review: Paper Garden - Paper Garden

Gear Fab 2002-(GF-194)

Circa 1968 was de flowerpower beweging volop aan de gang en was meer en meer gewelddadig te worden.
Demonstraties tegen de oorlog in Vietnam liepen regelmatig uit op conflicten, waarbij over en weer geweld werd gebruikt.
Toch gebeurden er ook vreedzamere dingen, vooral in de muziek en in 1968 nam de New Yorkse band Paper Garden, die in 1967 was opgericht, hun LP met gelijknamige titel op in de Groove Sound Studio's te New York City.
Paper Garden was het Amerikaanse antwoord op de Britse progressieve pop en hadden als belangrijkste invloeden de muziek van The Beatles en Moody Blues.
Paper Garden bestond uit: Joe Arduino (alias Maxx Rush) - basgitaar, zang en slaggitaar, Sandy Napoli - slaggitaar, toetsen, sitar en zang, Paul LoGrande - sologitaar, slaggitaar, banjo en zang, Jimmy Tirella - drums en percussie en John Reich - toetsen.
In 1968 kwam de band in contact met de producer Geoff Turner, die kort daarvoor naar Amerika was geëmigreerd en daar werkte voor Musicor Records en freelance als opname technicus in lokale demo studio's werkte.
Hij trof Paper Garden daar en na hun demo opgenomen te hebben, realiseerde hij zich, dat de band potentie had en bracht de demo onder de aandacht van Musicor, die verrukt over de muziek waren en besloten de band een complete LP te laten maken.
De sessies werden in de Groove Sound Studio's gedaan, waar ze de nieuwste techniek van opnemen hadden, want er werd gebruik gemaakt van 8 sporen in plaats van 4.
De bandleden waren daar zo blij mee, dat ze nieuwe nummers begonnen te schrijven, die complexer waren, waardoor Turner de band aanmoedigde meer te experimenteren en daar zelf deel van werd door er aan mee te doen.
Hun LP, waaraan diverse gastmuzikanten meewerkten, werd eind 1968 via het Musicor label uitgebracht, maar door slecht management en een gebrek aan publiciteit, verkocht de LP aan geen kanten en ging de band in 1970 uit elkaar.
Hun nalatenschap is een LP, waarop 10 nummers staan en de eerste daarvan heet "Gypsy Wine", een geweldig begin van de CD en dit nummer is door het vioolspel een fantastische mix van psychedelische muziek en hot club de France jazz, gevolgd door "Sunshine People", een nummer, waarbij het orgel een vrij grote rol speelt en de zang lijkt op die van Paul McCartney.
Vervolgens krijg ik "Way Up High" te horen een mooie rustige psychedelische song, waaraan strijkers toegevoegd zijn en de maken het extra speciaal.
Daarna het schitterende "Lady's Man", een song met blazers in de stijl van Sgt.Pepper en die wordt gevolgd door het swingende "Mr. Mortimer", waarin wat big band invloeden zitten en ook enkele lekkere tempowisselingen.
In "Man Do You" experimenteert de band er vrolijk op los en dit vind ik één van de beste nummers van de CD.
Hierin is goed te horen, hoezeer Paper Garden zich heeft laten beïnvloeden door de muziek van The Beatles.
Met "Raining" doet de band dat nog eens dunnetjes over en deze schitterende psychedelische popsong, waaraan orkest is toegevoegd, laat ook de vokale kant van de band goed naar voren komen.
"I Hide" is eveneens een psychedelische popsong met Beatles invloeden en door het aanstekelijke vrolijke ritme is het onmogelijk om stil te blijven zitten.
Daarna hoor ik "Raven", een vrij rustig nummer, dat geweldig klinkt en aan The Moody Blues doet denken.
Het laatste nummer "A Day" vind ik in één woord fantastisch en is zeker één van de uitschieters van deze CD.
Deze zeer psychedelische popsong is afwisselend, psychedelisch, experimenteel en laat horen, hoe goed de band was.
De CD van Paper Garden is een juweeltje en behoort in ieders platenkast te staan.

zaterdag 11 augustus 2012

Review: The Echoe Band - Complete Recordings

Gear Fab 2002-(GF-195)

The Echoe Band werd in 1965 opgericht onder de naam The Echoes te Miami,  Florida en eind 1967 veranderde de naam in The Echo.
Ze waren vooral in en rond Miami actief en waren voorprogramma van vele grote artiesten en bands, zoals Billy Joe Royal, Sonny & Cher, Jay And The Americans, Eric Burdon And The Animals, Frank Zappa And The Mothers Of Invention, The Grass Roots, Mitch Ryder And The Detroit Wheels, Iron Butterfly, The Blues Image en ander bands.
The Echoe Band bestond in 1965 uit: Kenny Ahem - sologitaar en Wayne Magley - gitaar, die in 1962 samen in de band The Teen Beats hadden gespeeld en samen met Jim Crosbie - drums en Scott Lamb - basgitaar de band vormden.
Ze speelden op lokale feesten en partijen en deden mee aan een bandjes wedstrijd, waar ze tweede werden.
In 1966 besloten ze dat het tijd werd een single te maken en namen "Wild Mother" / "Every Second Of The Day" op, waar alleen een proef persing van werd gemaakt, maar nooit officieel verscheen.
Daarna kwamen ze in een lokale dancing terecht, waar ze als begeleidings-band van bekende artiesten, zoals Neil Diamond en Bobby Vee fungeerden, maar ook traden veel op dansavonden op.
In 1966 kwam ook toetsenist, zanger Don Fedele bij de band, werd basgitarist Scott Lamb vervangen door Bill Kerti en Jim Crobie door Don Goodson.
Kort daarvoor had de band hun single nogmaals opgenomen, maar toen via een kleine vier sporen recorder.
Ook namen ze "Three Little Fishes", maar ook die haalde het vinyl niet en nadat ze een andere manager hadden gevonden en als begeleidins-band mee hadden gewerkt aan een single van Charles Silvestri, namen ze enkele songs op in de Universal Studios.
Het was de bedoeling dat "Shadows" / "Cheatin' Girl" hun single zou worden, maar het Argee label koos "Not For Real" als B-kant en de single werd een grote hit in West Palm Beach.
Doordat de band naamsbekendheid had gekregen speelden ze in het voorprogramma van bekende bands en waren ze graag geziene gasten in diverse radio programma's.
In 1968 verliet Wayne de band on bij de luchtmacht dienst te nemen en gingen ze als kwartet verder en toen Kenny in 1969 naar Vietnam moest, besloten de resterende bandleden daarom de band maar op te heffen.
Hun nalatenschap bestaat uit 23 songs, waarvan er verschillende in een andere versie op de CD staan.
Het eerste nummer heet "Wild Mother", een lekker ruige garagerocksong en dit is meteen een alternatieve versie van de single, waarin ijselijke kreten zitten.
Ook de volgende song is een alternatieve uitvoering en deze is van "Every Second Of The Day", een heerlijke garagerocksong, die gevolgd wordt door de bubble gum song "Three Little Fishes", die aardig klinkt en niet werd uitgebracht.
Daarna de alternatieve versie van "Shadows" en dit nummer is een werkelijk schitterende garagerocksong, die licht psychedelische invloeden bevat.
Dan het onuitgebrachte "Cheatin' Girl", waarin de band wel iets van onze Outsiders lijkt weg te hebben en deze garagerocksong klinkt me als muziek in mijn oren.
Het eerste nummer, waarvan een single is gemaakt heet "Don't Know Why" en deze snelle garagerocksong stamt uit 1968 en werd samen met "Young People", eveneens een garagerocksong maar wel iets commerciëler, in Miami opgenomen.
Vervolgens hoor ik "Everything But Time", dat een pure popsong is, "Dusty Said Goodbye" en ook dit is in een goede popsong, waarna de officiële single uitvoering van "Wild Mother" volgt en na de alternatieve versie gehoord te hebben, valt deze vies tegen, want hij is een stuk gelikter.
Daarna is het de beurt aan de andere kant van de single en "Every Second Of The Day" en ook deze klinkt minder ruig als de alternatieve versie, maar is toch wel goed te pruimen.
De single uitvoering van "Shadow" is de volgende, die ik te horen krijg en de band speelt met deze uitvoering op safe, want ook nu geldt weer, dat er flink aan gesleuteld is, om de band maar zo goed mogelijk uit de verf te laten komen.
"Not For Real" is een lekker in het gehoor klinkende popsong met licht psychedelische invloeden en dan hoor ik de derde uitvoering van "Wild Mother" en ook dit is een alternatieve, die bijna het niveau van het origineel uit 1966
haalt en ook de uitvoering van "Every Second Of The Day" staat er drie keer op en deze uitvoering klinkt qua geluid een stuk helderder dan het origineel.
Dan volgt de alternatieve versie van "Dont Know Why" en dit is een schitterend stukje muziek, dat ik beter dan de single vind klinken, waarna ik een andere uitvoering van "Young People" hoor, die een heuse drumsolo bevat.
Ook "Shadows" staat drie maal op de CD en deze uitvoering klinkt fantastisch.
Daarna staan er enkele covers op, die in 1969 opgenomen werden in de Criteria Studios te Miami, te beginnen met "Sunshine Of Your Love" van Cream en deze uitvoering benadert het orgineel heel erg.
Net als zoveel bands uit de zestiger jaren had ook The Echoe Band "Dock Of The Bay"van Otis redding op hun repertoire en deze "blanke" uitvoering klinkt niet onaardig, maar het volgende nummer, een cover van de Eric Burdon and The Animals song "Montery" is een prima versie.
Maar ook de versie van de Doors song "Love Me Two Times" mag er zijn en het als laatste gespeelde "Hello Goodbye", een cover van The Beatles song komt erg dicht in de buurt van het origineel.
"Complete Recordings" van The Echoe Band is een prima CD met enkele aangename verrassingen en het aanschaffen dubbel en dwars waard.

vrijdag 3 augustus 2012

Review: The Palace Guard - The Palace Guard

Gear Fab 2003-(GF-196)

In 1964 werd te Los Angeles, Californië, de band The Emerals opgericht waarin o.a. David Beaudoin - zang en tamboerijn, Don Beaudoin - slaggitaar, John Beaudoin - zang en tamboerijn, Emitt Rhodes - drums en Mike Conley - sologitaar speelden, die in 1965 de band The Palace Guard vormden samen met Rick Moser - basgitaar en Chuck McClung -sologitaar.
De eerste single die de band opnam, werd gemaakt door de 3 broers Beaudoin en Mike Conley, waarin de zang door tiener ster (Robbie uit de tv serie My Three Sons) Don Grady werd gedaan.
Nadat deze single "Summertime Game" , een prachtige vrij rustige popsong / "Little People", een nummer in de stijl van fifties bands met het accent vooral op de vocalen uitgebracht was, begon de band ook live optredens te doen in en rondom Los Angeles en ze werden een vaste kracht in The Hullaballo Club.
Eind 1965 had de band nog 2 singles uitgebracht, waarvan "All Night Long", een nummer in de stijl van the Beatles songs en het gitaarspel aan het begin van dit nummer, heeft veel weg van het begin van "I Feel Fine", maar verder weet de band hier een lekker klinkende song ten gehore te brengen.
De B-kant van dit nummer heet "Playgirl" en dit is een erg rustige mooie popsong met prima close harmonie vocalen.
De tweede single, die dat jaar uitgebracht werd heeft "A Girl You Can Depend On" als A-kant, een schitterend rustig nummer dat langzaam opgebouwd wordt, waarbij de nadruk op de zang ligt en "If You Need Me" als B-kant en deze uitvoering gaat meer naar de soul kant, wat niet verwonderlijk is, want deze song werd mede geschreven door Wilson Pickett.
Voordat de opnamen van deze singles plaats vonden, had Mike Conley de band al verlaten, maar er werd geen vervanger voor hem gezocht en in 1966 verliet Emitt Rhodes de band, om zich bij The Merry-Go-Round te voegen.
Zijn vervanger was Terry Rae, met wie de volgende drie singles en werd gemaakt in 1966 en dat zouden tevens de laatste zijn, want The Palace Guard ging begin 1967 uit elkaar.
De vierde single van de band heet "Falling Sugar", een heerlijke swingende meezinger in Britse stijl met een aanstekelijk ritme, dat tot dansen aanzet en de achterkant daarvan "Oh Blue" vind ik één van de beste van de band en ook deze song is naar Brits voorbeeld gemaakt, waarbij de Beatles invloed onmiskenbaar is.
"Saturday's Child", geschreven door David Gates van Bread ken de ik in de uitvoering van The Monkees en deze versie komt daar dichtbij in de buurt en de andere kant "Party Lights" is een lekker swingend nummer, dat naar gospel neigt qua ritme.
De laatste single, "Greed" is geweldig en deze song wordt in up tempo gespeeld, heeft een Russisch taiga ritme, kent enkele prima tempowisselingen en swingt als een trein.
De B-kant "Calliope" is een kermismuziekachtige song, zoals Sonny & Cher dat ook al eens deden in "Sing C'est La Vie" en klinkt gewoon erg goed en het dan ook moeilijk om hierbij stil te blijven zitten.
The Palace Guard maakte slechts 6 singles, maar die zijn wel om te koesteren; een aanrader dus!