vrijdag 21 november 2014

Review: The Nirvana Sitar And String Group - Sitar & Strings + Various Artists - Born On The Road: Easy Rider

Gear Fab 2014-(GF-273)

Uitgave GF-273 bevat 2 LP's, waarvan niets of nauwelijks iets bekend is omtrent de uitvoerenden, behalve dan de titel van de plaat plus de bandnaam, maar wie de bandleden waren, die de muziek maakten en waar en wanneer de muziek is opgenomen staat niet vermeld.
The Nirvana Sitar And String Group maakte in 1968 de LP "Sitar & Strings", waar ook hun single "Catch the Wind" / "The Letter" op staat en beide werden uitgebracht via het Mr. G label en opgenomen in de Ultra-Sonic Studios te West Hempstead, New York.
Één van de leden, of misschien wel het enige lid, was waarschijnlijk Ira Newborn, wiens naam bij enkele nummers als schrijver vermeld staat.
De LP "Sitar & Strings", die hoofdzakelijk covers bevat, start met "A Whiter Shade Of Pale" en hierin wordt een orkestrale uitvoering gecombineerd met sitarspel en dat levert een aardig stukje muziek op.
Daarna volgt "The House Of The Rising Sun" en ook hierin wordt de sitar ondersteund door een orkest, wat een soortgelijk nummer op levert.
Dan speelt de groep het door Ira geschreven "Crashing", een heerlijk stukje licht psychedelische sitar muziek, waaraan enkele trommel klanken zijn toegevoegd en in "Sunday Will Never Be The Same" speelt de complete band een uitstekend pop nummer, waar de hoofdrol voor het sitarspel is weggelegd.
Vervolgens is het de beurt voor weer een eigen nummer van Ira, getiteld "Mind Waves" en ook dit prima sitarspel wordt begeleid door de trommel, waarna "Never My Love" volgt, dat met sitarspel begint, maar al snel over gaat in een orkestraal nummer met lichte inbreng van de sitar.
In "Catch The Wind" is er opnieuw de combinatie orkest sitar te horen en in "The Letter" komt de sitar weliswaar meer op de voorgrond, maar voert het orkest toch de boventoon.
Met "Nine O'clock" speelt de band een schitterend licht psychedelisch swingend nummer en in "You Keep Me Hangin' On" wordt het orkest weer bij de muziek betrokken en speelt de sitar een ondergeschikte rol, hoewel het spel wel nadrukkelijk aanwezig is.
Het laatste nummer is er weer één van de hand van Ira, getiteld "Head" en hierin is uitstekend sitarspel te horen, waarmee de LP dus op passende wijze wordt afgesloten.
Op de LP "Born On The Road: Easy Rider", in 1970 uitgebracht op het Europe label, staan 11 nummers van diverse Duitse bands, zoals: The Black Kids, Ten O'clock Bubble Gum Train, The Automatic Blues, (die alledrie beter bekend stonden als The Tonics), Electric Food, (die ook muziek maakten onder de namen Pink Mice, Asterix en Lucifer's Friend, waarvan de bandleden in het orkest van James Last speelden) en The Petards, plus 1 nummer van een Engelse band genaamd John Dean & The Trakk.
De LP begint met "Born To Be Wild" in de uitvoering van Electric Food en deze klinkt op de zang en het psychedelische orgeltje na ongeveer net als het origineel, waarna de eigen compositie "I'll Try" volgt, een lekker in het gehoor klinkende swingende rock song, die door het gebruik van het orgel een licht jazz tintje à la Peddlers krijgt.
Daarna volgt de cover "Lay Down" van The Black Kids, die een prima vertolking van deze song laten horen, gevolgd door "Hey Little Girl" een eigen nummer van Ten O'clock Bubble Gum Train, die een lekkere pop song ten gehore brengen..
"Your Whole Life Through" is een zelf geschreven song van John Dean & The Trakk en ook dit is een lekker klinkende swingende pop song, die gevolgd wordt door "Lana", een eigen compositie van The Automatic Blues, een dansbare mix van soul en progressieve rock, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt.
Vervolgens speelt Electric Food de cover "Up Around The Bend" in een geweldige uitvoering, die niet voor het origineel onder doet en laat die zelfde band met het zelf geschreven "Tavern" een schitterende hardrock song horen, die swingt als een trein.
Ook de cover "House Of The Rising Sun" komt van Electric Food en klinkt prima en wordt gevolgd door "Mockingbird", een eigen nummer van Ten O'clock Bubble Gum Train, dat lekker swingt, waarna de band The Petards de song "My Little Heart" ten gehore brengt, een vrij rustige song met enkele prima tempowisselingen.
Het laatste nummer van de LP komt van The Automatic Blues en is de schitterende eigen compositie "Get It", een swingende rhythm & blues song, die in de stijl van de muziek van The Animals uit hun begin periode zit.
Roger Maglio heeft met de split CD The Nirvana Sitar And String Group - Sitar & Strings + Various Artists - Born On The Road: Easy Rider weer een uitstekende Gear Fab uitgave op de markt gebracht, waarvan de muziek het beluisteren meer dan waard is.

vrijdag 31 oktober 2014

Review: The Clock Watchers - The Clock Watchers

Gear Fab 1995-(GF-201)(LP only)

De band The Clock Watchers kwam uit Eugene, Oregon en bestond uit: Ron Kleim - sologitaar, orgel en zang, Don Beckner - basgitaar en Jayson Breeton - drums.
Hun LP met gelijknamige titel werd in de periode 1994/1995 opgenomen en bevat 13 nummers, waarvan "Dirty Shame" de eerste is en hierin speelt de band een lekker in het gehoor klinkende beat song, waarin de invloed van de jaren 60 bands goed te horen is.
Het volgende nummer heet "Drop In The Bucket" en ook hierin speelt de band een prima stukje zestiger jaren gerelateerde muziek, dat gevolgd wordt door "You Can Run", een heerlijke licht psychedelische garagerock song.
Daarna volgt "Hey Little Girl" en ook dit is een uitstekende licht psychedelische song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt, waarna "No Tears For You" volgt, een swingende uptempo garagerock song, waarin gast muzikant Tony Proveaux de mondharmonica bespeeld.
In "The Girl With Tears In Her Eyes" laat de band een schitterende rustige psychedelische song horen, waarin het orgel een belangrijke rol speelt en in "I'D Rather Laugh" speelt de band een stevige swingende song, die tegen de hardrock aan zit.
Vervolgens speelt de band "I't's Your Life", een geweldige rock song, die swingt als een trein en een licht psychedelisch orgel en hypnotiserend ritme bevat.
Dan volgt "Heaven", een lekker in het gehoor klinkende uptempo pop song en deze wordt gevolgd door "This Could Be Love", een prima beat song, waarin het geluid van de jaren 60 opnieuw te horen is.
"Mad Girl" is een vrij rustige dansbare pop song, met een uitstekend licht psychedelisch geluid en het refrein zet aan tot mee zingen.
Met "Free Soul" laat de band een fantastische rock song horen, waarin opnieuw een hoog meezing gehalte zit en het laatste nummer, "Another Day", een swingend zestiger jaren nummer, bevat een zeer aanstekelijk ritme, dat aanzet tot dansen.
Hoewel de muziek in 1995 is gemaakt, heeft The Clock Watchers het geluid van de jaren 60 prima weten weer te geven op deze geweldige LP.
De LP van The Clockwatchers, die alleen op vinyl is verschenen, heeft weliswaar nummer GF-201, maar is niet als zodanig op CD uitgebracht, omdat Roger Maglio ten tijde van het uitbrengen van deze uitgave nog niet precies wist welke kant het met het label uit zou gaan.
Er werden nog enkele CD's met de 200 nummering op LP uitgebracht, zoals: Shadrack Chameleon GF-202 (CD nr. GF-110), Cykle GF-203 (CD nr. GF-106) en Magic GF-204 (CD nr. GF-107), terwijl de LP van  Touch: Street Suite het nummer GF-105A (CD nr. GF-105) mee kreeg.
Inmiddels staat de teller van de CD nummering al op GF-273, waarvan CD GF-201 "Horses" van de band Horses is.

donderdag 23 oktober 2014

Review: The Borrowed Times - Walk Away Renee / Tobacco Road

Gear Fab 1984-(GF-101)

Roger Maglio komt oorspronkelijk uit Plainview, Long Island, New York.
Sinds 1966, toen hij met gitaar spelen begon, is hij verzamelaar van obscure psychedelische en garagerock en mainstream bands, zoals The Beatles, Who, Doors, Quicksilver Messenger Service, Jimi Hendrix, Animals enz.
Hij speelde in verscheidene bands uit Plainview, die aan bandjeswedstrijden meededen, maar ook bekendere bands deden aan die competitie mee, zoals The Mystic Tide, Trashing Butterflies Of Divine Happiness en Odyssey.
De bands, waarin Roger zat hadden minder bekendheid en de bekendste waren The Acid Inspiration en The Nightwatchmen, die helaas geen muziek opnamen.
In 1979 was hij naar Denver verhuisd, om in de inkoop te gaan werken bij Martin Marietta.
Daar startte hij in 1984 de sixties cover band The Borrowed Times en in 1986 richtte hij het label Gear Fab op, waar hij de single "Walk Away Renee" / "Tobacco Road" (GF-101), die in de Woodbury Studios te Littleton, Colorado werd opgenomen, van zijn band op uitbracht.
The Borrowed Times, die bestond uit: Bill Hyatt - sologitaar en zang, Greg Schriener - basgitaar en zang, Roger Maglio - keyboards en zang en Jim Zingelman - drums, bleef tot 1991 aktief en stopte, omdat Rogers firma naar Orlando verhuisde en hij mee ging.
De A-kant van de single, "Walk Away Renee" is een schitterende uitvoering van dit nummer, waarin de band uitstekende close harmony zang laat horen, terwijl het orgelspel licht psychedelisch klinkt.
Op de andere kant staat een fantastische versie van "Tobacco Road" en hierin laten de bandleden horen hoe goed ze een nummer konden coveren en deze song swingt dan ook als een trein.
The Borrowed Times maakten weliswaar geen eigen songs, maar bewijzen, met deze single, een geweldige band geweest te zijn, die muzikaal uitstekend op elkaar was ingespeeld en prima covers wist te vertolken.

vrijdag 17 oktober 2014

Review: Roger Maglio - A Cold Day In December / Flower Child

Gear Fab 1984-(GF-102)

Roger Maglio komt oorspronkelijk uit Plainview, Long Island, New York.
Sinds 1966, toen hij met gitaar spelen begon, is hij verzamelaar van obscure psychedelische en garagerock en mainstream bands, zoals The Beatles, Who, Doors, Quicksilver Messenger Service, Jimi Hendrix, Animals enz.
Hij speelde in verscheidene bands uit Plainview, die aan bandjeswedstrijden meededen, maar ook bekendere bands deden aan die competitie mee, zoals The Mystic Tide, Trashing Butterflies Of Divine Happiness en Odyssey.
De bands, waarin Roger zat hadden minder bekendheid en de bekendste waren The Acid Inspiration en The Nightwatchmen, die helaas geen muziek opnamen.
In 1986 startte hij het label Gear Fab, waar hij de single "Walk Away Renee" / "Tobacco Road" (GF-101), van zijn 60's coverband band The Borrowed Times, op uitbracht.
De volgende single, die via zijn label verscheen was 9 december 1980 door hem zelf geschreven naar aanleiding van de moord op John Lennon en heette "A Cold Day In December" / "Flower Child".
Deze werd  in 1987 opgenomen en uitgebracht als GF-102 en kort daarna bracht hij de LP "Songs From The Rocks" (GF-103) uit, waarop de single ook staat.

Op een zaterdagmiddag in 1997 besloot Roger een verzamel CD te maken en hij begon verschillende nummers van bands als The Bow Street Runners, The Maze, The Lemon Drops en anderen op CD te zetten.
Toen bedacht hij, dat het waarschijnlijk mogelijk was om met toestemming van labels als Sundazed, Cicadelic en anderen met de $1500, die hij gespaard had, een serieuze CD uit te brengen op zijn eigen Gear Fab label en Psychedelic Crown Jewels Volume 1 (GF-104) was het resultaat.
Vervolgens werden Touch (GF-105), Cykle (GF-106) en Majic Ship (GF-107) uitgebracht en door laatstgenoemde band kwam hij in contact met Tom Nikosey, die de oorspronkelijke gitarist van Majic Ship was en belangrijker nu een erg succesvolle graficus is in Los Angeles, die de lay-out voor het boekje over Majic Ship deed en naar aanleiding daarvan vroeg Roger hem om de lay-out te doen voor zijn verdere CD releases, waar Tom positief op reageerde.
Roger reist regelmatig door de verschillende staten van Amerika om bands te lokaliseren en hun toestemming te vragen hun muziek uit te mogen brengen, waarbij er schitterende releases verschijnen van bands, die hun platen via allerlei kleine obscure labels uitbrachten.
Met behulp van mede vinyl verzamelaars Jeff Lemlich en Ray Ehman beluistert Roger de muziek en zoekt de beste bands uit, die hij uit wil brengen en sinds de eerste release in 1997 zijn er al meer dan 150 CD's via het Gear Fab label verschenen, waarbij de oplage beperkt blijft tot maximaal 1000 kopieën en de serie is nog lang niet aan zijn eind, zodat er nog heel wat te genieten gaat zijn.
zie zijn website: www.swiftsite.com/gearfab.

De A-kant van de single, "A Cold Day In December" is een heerlijke licht psychedelische pop song, waarin de stem van Roger me in de verte aan die van George Harrison doet denken, terwijl de muziek, die door een orkest ondersteund wordt, prima dansbaar is en de tekst een eerbetoon aan John Lennon is.
Op de B-kant van de single staat "Flower Child", een schitterend beat song, waarin de invloed van de Beatles muziek sterk naar voren komt en ook hierin klinkt de zang lichtelijk als die van George Harrison, waarbij de muziek heerlijk psychedelisch is.

De single van Roger Maglio is één van die juweeltjes, die via het Gear Fab label zijn uitgebracht en ik kan iedere muziek liefhebber dan ook aanraden, deze single eens te gaan beluisteren.

vrijdag 10 oktober 2014

Review: Roger Maglio - Songs From The Rocks

Gear Fab 1987-(GF-103)

Roger Maglio komt oorspronkelijk uit Plainview, Long Island, New York.
Sinds 1966, toen hij met gitaar spelen begon, is hij verzamelaar van obscure psychedelische en garagerock en mainstream bands, zoals The Beatles, Who, Doors, Quicksilver Messenger Service, Jimi Hendrix, Animals enz.
Hij speelde in verscheidene bands uit Plainview, die aan bandjeswedstrijden meededen, maar ook bekendere bands deden aan die competitie mee, zoals The Mystic Tide, Trashing Butterflies Of Divine Happiness en Odyssey.
De bands, waarin Roger zat hadden minder bekendheid en de bekendste waren The Acid Inspiration en The Nightwatchmen, die helaas geen muziek opnamen.
In 1986 startte hij het label Gear Fab, waar hij de single "Walk Away Renee" / "Tobacco Road" (GF-101), van zijn 60's coverband band The Borrowed Times, op uitbracht.
De volgende single, die via zijn label verscheen, was 9 december 1980 door hem zelf geschreven naar aanleiding van de moord op John Lennon en heette "A Cold Day In December" / "Flower Child".
Deze werd in 1987 opgenomen en uitgebracht als GF-102 en kort daarna bracht hij  de LP "Songs From The Rocks" (GF-103) uit, waarop de single ook staat.

Op een zaterdagmiddag in 1997 besloot Roger een verzamel CD te maken en hij begon verschillende nummers van bands als The Bow Street Runners, The Maze, The Lemon Drops en anderen op CD te zetten.
Toen bedacht hij, dat het waarschijnlijk mogelijk was om met toestemming van labels als Sundazed, Cicadelic en anderen met de $1500, die hij gespaard had, een serieuze CD uit te brengen op zijn eigen Gear Fab label en Psychedelic Crown Jewels Volume 1 (GF-104) was het resultaat.
Vervolgens werden Touch (GF-105), Cykle (GF-106) en Majic Ship (GF-107) uitgebracht en door laatstgenoemde band kwam hij in contact met Tom Nikosey, die de oorspronkelijke gitarist van Majic Ship was en belangrijker nu een erg succesvolle graficus is in Los Angeles, die de lay-out voor het boekje over Majic Ship deed en naar aanleiding daarvan vroeg Roger hem om de lay-out te doen voor zijn verdere CD releases, waar Tom positief op reageerde.
Roger reist regelmatig door de verschillende staten van Amerika om bands te lokaliseren en hun toestemming te vragen hun muziek uit te mogen brengen, waarbij er schitterende releases verschijnen van bands, die hun platen via allerlei kleine obscure labels uitbrachten.
Met behulp van mede vinyl verzamelaars Jeff Lemlich en Ray Ehman beluistert Roger de muziek en zoekt de beste bands uit, die hij uit wil brengen en sinds de eerste release in 1997 zijn er al meer dan 150 CD's via het Gear Fab label verschenen, waarbij de oplage beperkt blijft tot maximaal 1000 kopieën en de serie is nog lang niet aan zijn eind, zodat er nog heel wat te genieten gaat zijn.
zie zijn website: www.swiftsite.com/gearfab

De LP "Songs From The Rocks", waarop 9 nummers staan en Roger alle instrumenten bespeeld, begint met "You Can't See Me (No More)", een heerlijke dansbare psychedelische pop song, die gevolgd wordt door "Flower Child", een schitterende psychedelische beat song, waarin de invloed van The Beatles sterk naar voren komt en dat de B-kant van zijn single is.
In "Cedar Beach" speelt hij een lekker in het gehoor klinkend instrumentaal nummer, dat swingt en in "The Two Of You" een uitstekende rustige pop song.
Het volgende nummer is een cover van det Beatles song "I'll Follow The Sun" en hierin laat Roger een fantastische uitvoering van dit nummer horen, waarna "My Canine Friend" volgt en hierin speelt hij opnieuw een prachtige rustige song.
Daarna volgt "Plainview (1970)", waarin hij een uitstekende pop song ten gehore brengt en de akoestische gitaar een belangrijke rol speelt.
Vervolgens is het de beurt aan "JoAnn", een swingende pop song, die over de liefde gaat en in het laatste nummer, de A-kant van zijn single, laat Roger een eerbetoon aan de dood van John Lennon horen.
De LP "Songs From The Rocks" staat vol heerlijke muziek en verdiend een plaats in de platenkast van elke liefhebber van sixties gerelateerde pop muziek.

vrijdag 3 oktober 2014

Review: Psychedelic Crown Jewels - Volume 1

Gear Fab 1997-(GF-104)

Een van de eerste uitgaven van het Gear Fab label was de verzamel 2CD "Psychedelic Crown Jewels - Volume 1", waarop 23 nummers staan van 21 bands.
De CD start met "Walkout (Of My Mind)", een schitterende uptempo garagerock song van Cykle, die gevolgd wordt door "Sioux City Blues", een garagerock song, waarin lichte progressieve rock invloeden zitten, van Majic Ship.
Daarna volgt The Morning Dew met "Sing Out", een heerlijke licht progressieve poprock song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt, waarna het de beurt is aan de band The Bow Street Runners, die een licht psychedelische song ten gehore brengt, getiteld "Watch".
Dan speelt Fifty Foot Hose "Red The Sign Post", een vrij experimentele psychedelische song en deze wordt gevolgd door "Mary Jane", een lekker in het gehoor klinkende psychedelische poprock song.
The Movin' Morpho Men spelen "What's Happened To Me?", een uitstekende swingende uptempo poprock song, waarna The Mystic Tide volgt met "You Know It's True" en dit is een prima mix van blues en progressieve rock, die in een rustig tempo gespeeld wordt.
Vervolgens speelt Flat Earth Society een nummer, getiteld "Feelin' Much Better", een swingende uptempo poprock song met lichte psychedelische invloeden.
Dan volgt het rauwe garagerock nummer "Talk To The Animals" van The Lemon Drops, gevolgd door "Ballad Of The Bad Guys", een lekker klinkende uptempo garagerock song met rauwe zang.
"All Kind Of Hights" van Bohemian Vendetta is een swingende garagerock song met psychedelische invloeden en "Can't You Hear Your Daddy's Footsteps?" van The Zakary Thaks is een geweldige garagerock song, die swingt en een aanklacht over incest bevat.
In "Morning" van Afterglow is een uitstekende poprock song te horen en "That's How It Will Be" van The Liberty Bell is een lekker ruig klinkende garagerock song.
Painted Faces speelt een heerlijke psychedelische song, getiteld "Black Hearted Susan", die gevolgd wordt door "Whispering Shadow", een prima stukje licht psychedelische poprock van The Maze, waarin enkele goede tempowisselingen zitten.
Daarna volgt Odyssey met "Churchyard", een fantastische swingende progressieve rock song met schitterend orgelspel, waarna The Human Expression "Who Is Burning" ten gehore brengt en dit is een vrij rustige popsong met een aanstekelijk ritme.
The Illusion speelt een uitstekende progressieve pop song, getiteld "I Love You, Yes I Do"" en The Freudian Complex speelt "Lake Baikal", een geweldige, erg swingende, progressieve rock song, waarin de band tegen het einde totaal uit freakt.
Het tweede nummer van Cykle heet "It's Her" en ook hier speelt de band een schitterende uptempo garagerock song, waarna ook Majic Ship met hun tweede nummer een fantastische swingende garagerock song laat horen, getiteld "Life's Lonely Road".
Net als alle andere uitgaven, waarop meerdere bands vertegenwoordigd zijn, is dit een geweldige CD en een "must" voor verzamelaars van zestiger jaren muziek.

maandag 29 september 2014

Review: Touch - Street Suite

Gear Fab 1998-(GF-105)

In 1969 verscheen het politiek getinte album "Street Suite" van de uit St. Louis afkomstige band Touch, dat in 1998 opnieuw is uitgebracht, aangevuld met 2 singles, die op het Cinema label verschenen plus 3 onuitgebrachte songs en 2 nummers van de groep The Essence.
Touch werd in 1967 opgericht door de broers Raymond - sologitaar, mondharmonica en zang en Jerry Schulte - basgitaar en dit duo werd aangevuld door Paulette Butts - zang en tamboerijn en Ovid Bilderback - drums.
In deze bezetting werd de LP "Street Suite" opgenomen, maar kort na de opnamen stapte Paulette uit de band, om zich bij een commune te voegen en werd vervangen door Chuck Sabatino, die vanaf dat moment de zang voor zijn rekening nam.
Kort na het vertrek van Paulette verliet ook Ovid de band om plaats te maken voor Tom Rothy.
De band maakte 2 singles voor er opnieuw een bezettingswisseling zou plaats vinden, die de uiteindelijke formatie zou vormen voor de laatste opnamen van de band en deze keer waren het Tom Rothy, die de band verliet om te worden vervangen door Eric Salas en Chuck Sabatino, die werd opgevolgd door Royal, terwijl ook David Surkamp zich als extra sologitarist bij de band voegde.
Dit vijftal nam 3 songs op, die nu voor het eerst via deze CD te beluisteren zijn, maar daarna viel Touch definitief uit elkaar.
Raymond en Royal speelden in 1998 nog steeds samen in de band The Essence, waarvan er dus 2 nummers op deze CD terecht zijn gekomen.
De CD begint met de B-kant van de eerste single van de band; het alom bekende "Stormy Monday Blues", dat klinkt zoals een blues moet klinken: traag en rauw.
Hierna volgt "Round Trip", dat op de A-kant van de single staat en hierin speelt de band een progressieve bluessong, die in uptempo uitgevoerd wordt.
Daarna is het tijd voor de tweede single, waarvan "Day To Day Man" de A-kant is en ook nu speelt de band een heerlijke bluessong, die rustig begint, maar over gaat in een song met een gemiddeld ritme en dit nummer swingt als een trein.
Vervolgens laat de band op de andere kant hun versie van "Light My Fire" (The Doors) horen en deze klinkt schitterend, doordat de band een eigen draai aan dit nummer weet te geven, zonder het origineel geweld aan te doen.
De volgende drie songs werden niet eerder uitgebracht en de eerste daarvan heet "Lady Of The Universe", dat een fantastische song is, die rustig, melodisch en met wisselende ritmes gespeeld wordt.
"The Magic Inside You" klinkt net als de vorige song; zeer verfrissend met een sterk wisselend ritme en een mengeling van folk en country, terwijl "Rainbow" een prima cover van dit nummer is en me enigszins aan de muziek van Jefferson Airplane uit de tijd van "Volunteers" doet denken: rauwe zang, stevige gitaren en een psychedelische ondertoon.
Het eerste nummer van de "Street Suite" LP heet "Happy Face" en is een 45 seconden durend stukje country, dat over gaat in "Beginnings", een stevig kort instrumentaal blues nummer van 49 seconden, dat vervolgd wordt in "Get A Gun", waarin de muziekstijl opnieuw verandert en hierin brengt de band een
schitterende progressieve rock song ten gehore, die qua tekst zeer politiek getint is.
Daarna volgt "Catfish", een geweldig gespeelde progressieve blues, dat ook op het repertoire van Rory Gallagher's band Taste stond en gevolgd wordt door het swingende "Gotta Keep Travellin' On", waarin de band een zeer opgewekt nummer in de stijl van Country Joe & The Fish speelt.
In "Let's Keep The Children On The Street" laat de band weer een zeer politiek getinte song horen, die rustig begint, maar over gaat in een iets steviger tempo en in deze schitterende song lijkt de band erg beïnvloed te zijn door de muziek van Jefferson Airplane, terwijl ook de zang van Paulette Butts veel weg heeft van die van Grace Slick.
Dan speelt de band opnieuw een heerlijke rustige vrij progressieve blues, getiteld "Motor City's Burning", waarna "Gettin' Off" volgt, waarin Touch een uitstekende swingende bluesrock song speelt en prima van gitaar en mondharmonica gebruik maakt, terwijl ook een drumsolo ten gehore gebracht wordt en dit is tevens het laatste nummer van de "Street Suite" LP.
De twee laatste songs van de CD komen van The Essence en passen in het geheel niet bij de rest van de nummers.
In "Melt Away" is geprobeerd het jaren 60 geluid terug te halen, door de sitar te gebruiken en daarmee een psychedelisch tintje aan het geheel te geven en dit is redelijk gelukt, maar in "Everything To You" laat de band een combinatie van disco en new wave horen.
De CD "Street Suite" staat vol geweldige afwisselende muziek en is dus een genot om naar te luisteren.

vrijdag 19 september 2014

Review: Cykle - Featuring The Young Ones

Gear Fab 1997-(GF-106)

Halverwege de jaren 60 haalde Carlton Warwick (sologitaar en zang), te Lumberton, North Carolina, zijn vriend Johnny Hayes over een basgitaar te kopen, die daarmee instemde op voorwaarde, dat Carlton hem leerde hierop te spelen.
Omstreeks die zelfde tijd waren Ronnie Baxley (slaggitaar en zang) en Jimmy Sossamon (drums) ook bezig te leren spelen op de instrumenten, die hun ouders voor hen gekocht hadden.
Het duurde niet lang voordat deze vier knapen elkaar gevonden hadden en samen muziek gingen maken, waarbij ze korte optredens in en rond de stad deden, waarvoor ze niets kregen, of een vergoeding voor hun brandstofkosten.
Ze oefenden uren in een oude koude tabaksloods buiten hun stad, totdat de ouders van Jimmy besloten de band in hun huis te laten oefenen, waarbij de huiskamer de opslagplaats voor hun apparatuur werd.
De bandleden, die allen nog op high school zaten, oefenden elke dag 3 uur en dat wierp zijn vruchten af, want de band kreeg betaalde optredens van $5 tot $10 per persoon per avond, waarbij de naam van hun band, The Young Ones, steeds bekender werd.
Hun repertoire bestond hoofdzakelijk uit Beatles covers, maar ook speelden ze muziek met surf invloeden.
Nadat ze een manager hadden gevonden, werden hun optredens ook beter betaald, waarbij ze nu elk $20 tot $30 per persoon verdienden en daarbij kwam ook, dat ze steeds verder van huis gingen spelen, waaronder in clubs te Fort Bragg en op de Pope Air Force Base.
Ook kwam organist Dickie Britt, die eveneens in Lumberton woonde, bij de band, waardoor hun muziekstijl veranderde en bouwden ze een gedegen live reputatie op, waardoor meer en langere optredens volgden.
Hun schare fans groeide en de band werd gevraagd op te treden in Brogdon Hall te Wilmington, North Carolina, bij een lang televisie programma, waar ze hun versie van "All My Lovin'" speelden en omdat het aanwezige publiek meer wilden horen speelde de band ook hun spectaculaire uitvoering van "The House Of The Rising Sun", waarna het publiek hysterisch werd en het podium bestormde.
De band ging mee doen aan "The Battle of The Bands" van Noord en Zuid Carolina en kwam in de finale met 19 andere, waarbij ze de eerste plaats veroverde.
Kort daarna hadden The Young Ones hun eigen televisie show in Wilmington en brachten hun eerste single "Too Much Lovin'" / "Harbour Melon" uit, die de top 10 in diverse plaatsen in het zuidoosten van North Carolina bereikte.
Na enkele maanden maakte de band hun tweede single "Big Teaser" / "It's You", maar nadat ze hadden gehoord, dat er nog een band onder de naam The Young Ones actief was, besloten de bandleden de single onder de naam The Psychic Motion uit te brengen, waarna de single volledig flopte en de band enkele maanden later uit elkaar ging.
Jimmy Sossamon, die tijdens zijn periode bij The Young Ones diverse nummers geschreven, maar helaas niet opgenomen had, mocht, begin 1968, van zijn ouders, in hun garage, een opname studio bouwen en hij zette daar zijn drumstel en een set microfoons.
Zijn studio, die hij "Sound Town Studios" noemde, was de eerste in zijn soort te Lumberton en had de capaciteit om zang en andere instrumenten rechtstreeks naar het mengpaneel te sturen en ze daarna om te zetten naar 2 sporen op een band.
In het voorjaar van 1968 hoorde hij de lokale band, The Glory Cykle, spelen in een jeugdclub te Lumberton en hij was zo onder de indruk van van hun spel, dat hij hen vroeg een nummer van hem te spelen en of hij hun manager kon worden, waarmee de band, die bestond uit: Ralph Stephens - sologitaar, Grady Pope  - basgitaar, Jeff Hardin - slaggitaar, Rick Wilson - keyboards en Ken Allen - zang en drums, instemde.
Intussen was Jimmy nummers blijven schrijven en binnen enkele maanden opperde hij het idee bij de band om een album op te nemen met zijn nummers, maar omdat de bandleden slechts 15 en 16 jaar waren, hadden ze weinig tijd daarvoor en waren ze niet zeker of ze die richting wel op wilden.
Toch besloot de band eind 1968 hun LP op te nemen, waarbij Jimmy de drums voor zijn rekening zou nemen, zodat Ken zich beter op de zang kon concentreren en begin 1969 maakte de band elke zaterdag een 5 uur durende reis naar de Arthur Smith Studios te Charlotte, North Carolina, waarbij ze 1 á 2 nummers op namen, terwijl ze ook elke vrijdag- en zaterdagavond op traden.
Ze kregen de raad hun bandnaam te veranderen en gingen er mee akkoord om als Cykle verder te gaan en nadat de LP eind maart helemaal opgenomen was, werd daarvan de single "If You Can"/ "In Love My Friend" getrokken en in mei uitgebracht, terwijl de LP in juni verscheen en beide werden lokaal goed ontvangen.
Daarna kreeg Jimmy een uitnodiging onm voor de Reflection Sound Studios te Charlotte te komen werken en mogelijk enkele Cykle nummers opnieuw op te nemen.
In de herfst van 1969 kreeg hij werk als schrijver voor de studio en later werd hij hun belangrijkste drummer, maar het werk en de verantwoordelijkheid hielden wel in, dat hij naar Charlotte moest verhuizen, waarna hij zich vlak bij het vliegveld vestigde.
Later verhuisde hij naar een appartement, dat hij van de producer huurde en werd hij gevraagd om voor andere bands en artiesten nummers te schrijven, waardoor hij in contact kwam met The Rhodes Scholars uit Gainsville, Georgia.
De band bestond toen uit: Mike Emmitt - sologitaar en zang, Bill Hartman - basgitaar, trombone en zang, Steve McCrae - zang en keyboards, Bob Whitfield - drums en zang, Scott Beazly - saxofoon en zang en Ray Purvis - trompet en zang en in deze formatie nam de band het door Jimmy geschreven nummer "In My Dreams" op.
Kort na de opname van het nummer moest drummer Bob Whitfield, net als zoveel andere jongens, in militaire dienst, waarna de overige bandleden Jimmy als zijn vervanger vroegen, maar binnen een paar maanden eiste de oorlog in Vietnam ook het merendeel van de andere bandleden op en bleven alleen Jimmy en Steve over.
Ze vonden 2 andere leden uit Atlanta, Georgia om hun band te completeren, waarna de band, die verder ging onder de naam The Rhodes Scholars, bestond uit: Steve McCrae - zang en keyboards, John Wayne - sologitaar, Cleon Nally - basgitaar en Jimmy Sossamon - drums.
Omdat de blazerssectie er niet meer was, veranderde hun muziekstijl ook en speelde de band meer psychedelische muziek en hardrock, zoals het opgenomen nummer "What's On Your Mind", dat als demo dienst deed.
In 1970 verliet Jimmy, na een verschil van mening, de band en besloot zijn opleiding verder af te maken.
Wat overbleef, was de muziek van 3 verschillende bands, die door het Gear Fab label op 1 CD is uitgebracht, waarbij de CD begint met de 2 singles van The Young Ones, daarna volgen de 10 nummers van de LP van Cykle en vervolgens 1 song van Jimmy Sossamon en 2 van The Rhodes Scholars.
Het eerste van de CD nummer heet "Too Much Lovin'" en dit is een schitterende uptempo beat song, die in de stijl van de muziek van de Britse beat bands gespeeld wordt en gevolgd wordt door de B-kant van de single, getiteld "Harbour Melon", een licht psychedelisch instrumentaal nummer, waarbij het orgel de belangrijkste rol speelt.
In "Big Teaser" speelt de band een swingende rock song en in "It's You" laat de band een uitstekende beat song horen, waarin een prima tempowisseling zit.
Het eerste nummer van de Lp van Cykle heet "If You Can" en dit is een fantastische progressieve rock song, die in een uptempo gespeeld wordt, waarna de band een geweldig snel garagerock nummer speelt, getiteld "Walkout Of My Mind".
Daarna volgt "Maiden Girl", een mooie, vrij rustige, pop song, die gevolgd wordt door "Walking Through My Mind", waarin de band opnieuw een schitterende garagerock song speelt.
Met "A Little Faith" laat de band een prima pop song horen en "It's Her" is weer zo'n geweldige garagerock song, die me enigszins aan "Hey Little Girl" van The Syndicate Of Sound doet denken.
"Lessons To Learn" begint licht psychedelisch en ook hier speelt de band weer een heerlijke garagerock song en "In Love My Friend" speelt de band opnieuw een uitstekende pop song, waarin een geweldig goede tempowisseling zit, waardoor het nummer verandert van een rustige pop song in een swingende garagerock song.
Daarna volgt "Do My Thing", waarin de band een schitterende progressieve rock song speelt en het laatste en tevens langste nummer van de LP heet "What You Do To Me", een prachtige progressieve pop song, die enkele uitstekende tempowisselingen bevat en swingt als een trein.
In "In My Dreams" speelt Jimmy Sossamon een demo versie van dit heerlijke nummer op piano en gitaar, waarbij hij ook de zang voor zijn rekening neemt, maar in de versie van The Rhodes Scholars, waarop hij niet mee doet, klinkt de muziek totaal anders doordat er gebruik gemaakt wordt van blazers en is het meer een swingende mix van de muziek van Chicago Transit Authority en The Four Seasons.
Het laatste nummer heet "What's On Your Mind" en hierin speelt de band een vrij stevige mix van soul en progressieve pop, die toch nog lichtelijk naar de brassrock neigt, ondanks het ontbreken van de blazerssectie.
Net als de meeste uitgaven van het Gear Fab label is ook dit er weer één, die het beluisteren meer dan waard is.

vrijdag 12 september 2014

Review: Majic Ship - Majic Ship - The Complete Authorized Recordings + Majic Ship

Gear Fab 1997-(GF-107) + Gear Fab 2005-(GF-215)

Één van de eerste uitgaven van het Gear Fab label was de CD "The Complete Authorized Recordings" van Majic Ship uit New York City.
Daarna startte de samenwerking tussen Roger Maglio, eigenaar van Gear Fab en Tom Nikosey, de oorspronkelijke gitarist van Majic Ship, maar tegenwoordig een erg succesvolle graficus in Los Angeles, die de lay-out voor het boekje over Majic Ship deed.
Naar aanleiding daarvan vroeg Roger hem om de lay-out te doen voor zijn verdere CD releases, waar Tom positief op reageerde.
Maar dat terzijde, want het gaat hier tenslotte over the Majic Ship, waarvan de eerste levenstekens in feite in 1964 begonnen, toen een stel school vrienden The Beatles hadden zien optreden in de Ed Sullivan Show.
De volgende ochtend besloten de 13 jarige Tom Nikosey en Ray Rifice samen een band te beginnen en nadat er nog enkele vrienden opgetrommeld waren, vormden ze de band The Primitives, die in eerste instantie instrumentale nummers coverden, maar al snel in de gaten hadden, dat ze behoefte aan een zanger hadden.
Nadat ze die gevonden hadden tijdens het lokale kerk dansfestijn, waar elke vrijdagavond bands optraden, begonnen ze nummers van Britse bands te oefenen en toen er nieuwe bands voor de vrijdagavonden gevraagd werden, gaven ze zich daarvoor op.
The Primitives bestonden toen uit: Tom Nikosey - sologitaar, Ray Rifice - sologitaar, Rob Buckman - drums, John Kharouf - basgitaar en Mike Garrigan - zang.
In september 1965 kregen ze hun eerste optreden op het St.Anselm's dansfestijn en daarna speelden ze gedurende dat jaar regelmatig in eigen omgeving.
Toen ze in 1966 hun eerste eigen song "On The Edge" geschreven hadden, besloten ze die samen met "Mustang Sally" voor $65 als demo op te nemen in de Sanders Recording Studio te Manhattan.
Kort daarop besloot John Kharouf de band te verlaten en hij werd vervangen door Gus Riozzi, die nummers van The Yardbirds, Cream en Them introduceerde en met zijn komst veranderde ook de bandnaam en gingen ze verder als The New Primitives.
Datzelfde jaar kwam ook keyboards speler Jeff Bilotta bij de band en nadat in 1968 Ray Rifice de groep verliet om in Florida te gaan studeren, werd de 50 jarige ex-zanger Johnny Mann hun manager en Philip Polimeni hun nieuwe sologitarist.
Door toedoen van hun manager veranderde de band opnieuw van naam, deze keer in ze Majic Ship en kregen ze een platencontract, waarna de single "Night Time Music" in december 1968 hun debuut werd.
Hun volgende single "Hummin'" belandde overal in de USA in de hitparades en haalde als hoogste notering de tweede plaats.
Na nog twee singles opgenomen te hebben, verliet Jeff Bilotta in de zomer van 1969 de band en ging de rest als vijfmans formatie verder, die besloten dat het tijd werd om een LP uit te brengen en dat resulteerde in de LP "Majic Ship", waar 9 eigen composities en een cover op kwamen te staan.
Om nieuwe nummers te schrijven en te oefenen voor de opvolger van deze LP, huurde de band een appartement op de bovenste etage van een pand in Staten Island, New York, maar helaas voor Majic Ship ging in januari 1971 alles in vlammen op, waarbij voor duizenden dollars aan apparatuur verloren ging, waarvoor de band niet verzekerd was en dat betekende het einde van Majic Ship.
Wat overgebleven is, zijn 4 singles, 1 demo plus 1 LP, die allemaal op "The Complete Authorized Recordings" uit 1997 staan, waarna de LP afzonderlijk opnieuw als "Majic Ship" verscheen in 2005.
De CD begint met een stukje interview en dan hoor je hun debuutsingle "Night Time Music", een rustige popsong, die gevolgd wordt door weer een deel van het interview en de demo van "Mustang Sally", een zwakke uitvoering van deze soul song, waarna het interview weer verder gaat en je de demo van "On The Edge" hoort, een lekkere popsong.
Ook voor de song "Hummin", een prima soulsong, krijg je nog een stuk interview te horen, maar bij "It's Over", een mooie popsong met prima blazerspartijen, is dat niet meer het geval.
"Green Plant" is een prima popsong, die al een beetje progressiever dan de vorige songs klinkt.
Nu krijg je nogmaals een deel van het interview te horen, voordat de band de Bee-Gees song "To Love Somebody" op schitterende wijze speelt, waarna je de single uitvoering van "On The Edge" hoort en deze is door toevoeging van een orkest een stuk voller geworden, maar ik vond de kale versie spontaner klinken.
Ook in "And When It's Over" zit de orkest begeleiding en dit is gewoon een lekker stuk popmuziek.
"Sioux City Blues" is het eerste nummer van de LP, die ook een deel interview bevat, voor het nummer gestart wordt en hierin hoor je meteen het verschil met de voorgaande songs, want het klinkt meteen al een stuk progressiever.
Psychedelische pop hoor je in "Wednesday Morning Dew", een schitterende song in een vrij rustig tempo gespeeld en gevolgd door "Life's Lonely Road", een progressieve rocksong, waarna het interview de muziek weer onderbreekt voordat je de prachtige popsong "We Gotta Live On", met schitterende close harmony hoort.
Majic Ship speelt een erg rustige popsong in "Where Are We Going", maar in "Free" speelt de band weer lekkere progressieve rock.
Dan volgt de Neil Young cover "Down By The River /  For What It's Worth", die vooraf gegaan wordt door alweer een stuk van het interview en Majic Ship speelt in dit geweldige bijna 11 minuten durende nummer de sterren van de hemel.
"Nightmare" is een goede popsong, die gevolgd wordt door het interview en "Too Much" een progressieve popsong, waarna de band de LP afsluit met het fantastisch swingende progressieve "Cosmo's Theme", dat geheel instrumentaal is.
In 1997 maakte Majic Ship een comeback en nam het nummer "Blow Me Away" op, dat lekker swingend klinkt en aangepast is aan de tijd.
De nummers van de LP zijn zonder de interviews ook afzonderlijk op CD te beluisteren in de uitgave, getiteld Majic Ship (GF-215) en persoonlijk vind ik die daarom lekkerder klinken, maar de CD "The Complete Authorized Recordings" is ook niet te versmaden en daarom kan ik beide aanbevelen.

vrijdag 5 september 2014

Review: Christopher - Christopher

Gear Fab 1998-(GF-108)

In 1968 ontstond te Houston, Texas, na eerst United Gas geheten te hebben, de band Christopher, die bestond uit: Richard Avitts - sologitaar en zang, Doug Walden - basgitaar en zang en Doug Tull - drums.
Binnen korte tijd schreven Walden en Avitts een aantal nummers in de hoop er een platencontract mee in de wacht te slepen.
Dat kwam er, toen Metromedia uit Los Angeles de demotapes hoorde, die manager Nick Lee rondgestuurd had.
Metromedia bood de band een tweejarige overeenkomst aan en Christopher verhuisde naar Los Angeles.
De opnamesessies voor de LP begonnen in de lente van 1969, maar werden bemoeilijkt door de aan pillen verslaafde Doug Tull.
Hij vertoonde, tijdens de opnamen, zelfmoordneigingen en werd daardoor uit de band gezet (hij zou later inderdaad zelfmoord plegen).
Voor de rest van de opnamen werd een vervanger gezocht en gevonden in de persoon van Terrence Hand, die tot het uiteen vallen van de band in 1970 bij de band zou blijven.
De LP, die via het Metromedia label verscheen, werd in een oplage van 1000 exemplaren geperst en bevat 10 songs, waarvan "Dark Road" de eerste is en in deze song vertoont de muziek sterke overeenkomsten met die van Cream, waarbij blues en progressieve rock invloeden duidelijk hoorbaar zijn.
Het volgende nummer heet "Magic Cycles", waarin de band een schitterende ballad speelt, die gevolgd wordt door "Wilbur Lite", een vrij progressieve rock song met blues invloeden.
Daarna volgt "In Your Time", waarin de band opnieuw een heerlijke ballad speelt, om te vervolgen met "Beautiful Lady", een prima pop song met prachtige samenzang.
vervolgens speelt de band "Lies", een uitstekende progressieve rock song, waarna "Disaster" te horen is en hierin laat de band weer een lekker in het gehoor klinkende mix van progressieve rock en blues horen.
In "The Wind" speelt Christopher weer een fantastische progressieve blues song en in "Queen Mary" laat de band een lekker stukje progressieve rock horen.
Het laatste nummer heet "Burns Decision" en ook dit is weer zo'n heerlijke progressieve rock song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt.
Helaas werden er door Metromedia destijds maar 1000 exemplaren geperst van deze schitterende LP, die het beluisteren meer dan waard is.

vrijdag 29 augustus 2014

Review: Merkin - Music From Merkin Manor

Gear Fab 1997-(GF-109)

In 1967 kregen twee high school vrienden uit Provo, Utah het idee een band op te richten, maar het zou nog tot de zomer van 1969 duren voordat ze daar werkelijk in slaagden.
De naam Merkin werd bedacht en de band bestond op dat moment uit: Rocky Baum - zang, Ralph Hemingway - zang, Alan Newell - drums, Kent Balog - basgitaar en Doug Hinkins - sologitaar.
Zoals meestal het geval is, als je een band begint, moest er gerepeteerd worden, maar een oefenruimte bleek moeilijk te vinden.
De oplossing werd gevonden door in de huiskamer van de ouders van Doug te oefenen.
Een manager vonden ze in high school vriend Rod Olsen en deze zorgde voor optredens bij bowlingcentra, lokale scholen en colleges.
In 1970 werd drummer Alan Newell vervangen door Kent's tweelingbroer Gary en Doug door Robert Barney als sologitarist en ook kwam keyboards speler Richard Leavitt bij de band als zesde lid.
Op een vier sporen recorder namen ze in de Brigham Young Universaty Recording Operations Departement twee nummers op: "Maybe Someday" en "Cry On My Shoulder",
maar deze zouden echter nooit uitgebracht worden.
In 1971 vond manager Rod de tijd rijp een platencontract in de wacht te slepen en ze tekenden bij Kommittee Producctions uit Los Angeles.
Het album werd in vier dagen voltooid, maar het zou nog tot februari 1973 duren, voordat het uiteindelijk uitgebracht zou worden.
De CD bevat 13 nummers, waarvan 3 bonustracks en start met "Ruby", een niet onverdienstelijke uptempo pop song, waarin de hoofdrol voor de sologitaar is, waarna "Take Some Time" volgt, waarin de band tot halverwege het nummer een prima pop song laat horen, maar dan overschakelt naar jazz, om even later terug te keren naar de pop.
Het volgende nummer "Todaze" is een lekker in het gehoor klinkende uptempo mix van pop en muziek in de stijl van Santana en swingt als een trein.
Daarna volgt "Sweet Country", een fantastische swingende opgewekte pop song, waarin de honky tonk piano gebruikt wordt, waardoor de muziek erg verrassend klinkt.
In "Goodbye" speelt de band een mooie rustige pop song met prima samenzang en in "Watching You" klinken opnieuw de Santana-achtige klanken, die gemixt met de uptempo pop voor een uitstekend dansbaar nummer zorgen.
Daarna volgt het zeer rustige "King Of Down", waarin de band nogmaals laat horen uitstekend te kunnen samen zingen en dit wordt gevolgd door "The Right One", een swingende pop song, die doorspekt is met funk invloeden en Santana-achtige klanken.
Het volgende nummer heet "Here Together" en hierin speelt de band een prima uptempo pop song, waarna "Walkin'" volgt, een rock song, die in een vrij hoog tempo gespeeld wordt en licht psychedelisch klinkt.
Het onuitgebrachte "Maybe Someday" is het langste nummer van de CD en deze bijna 7 minuten durende song wordt constant in het zelfde ritme en tempo gespeeld, waardoor het licht hypnotiserend klinkt.
Ook de volgende song "Cry On My Shoulder" is niet eerder uitgebracht en hierin brengt de band een uitstekende pop song ten gehore, waarin de basgitarist steeds hetzelfde ritme speelt, waardoor er een licht hypnotisch effect ontstaat.
Het laatste nummer van de CD, "A Father's Song", komt van The Rocky Baum Project uit 1983 en klinkt niet onaardig, maar weinig verfrissend en voegt in feite niets toe aan deze lekker klinkende uitgave.

vrijdag 22 augustus 2014

Review: Shadrack Chameleon - Shadrack Chameleon

Gear Fab 1998-(GF-110)

In 1963 deelden twee goede vrienden uit Fort Dodge, Iowa, Steve Fox en Randy Berka, vele interesses en één er van was muziek.
De beide jongens waren toen 7 en 8 jaar oud en besloten samen akoestische gitaar te leren spelen, om zo rockmuzikanten te worden in navolging van hun grote idolen, The Beatles.
Het zou echter niet meteen lukken een band te beginnen, want in 1964 verhuisde Steve naar Illinois, maar na 3 jaar verhuisde de familie weer terug en vestigde zich in het nabij gelegen Fort Humbolt.
Randy had intussen samen met Jon Porter - orgel, Tom Northup - drums en John Callahan - gitaar de band Lazy River opgericht.
Tom verliet de band om vervangen te worden door Artie Strutzenberg op drums en Mark Flanagan voegde zich bij de band als basgitarist.
Begin 1969 werd Lazy River behoorlijk bekend in de streek en had een hoop belangrijke optredens, onder andere in de populaire Star Ballroom in Dakota City.
Onderwijl had Steve basgitaar leren spelen en richtte zijn eigen band Crosstown Traffic op met daarin Doug Sandvig, Dan Dodgen en John Bradsgard en ook deze band werd populair in de omgeving.
Beide bands kregen echter te maken met conflicten binnen de gelederen en vielen uiteen, waarbij Randy Berka en Jon Porter van Lazy River over bleven en zij vroegen Steve Fox om zich bij hen aan te sluiten.
In naam heette de band nog Lazy River, om de nog lopende contracten te vervullen, maar dit was de eigenlijke start van de band, die onder de naam Shadrack  bekend zou worden.
In de zomer van 1972 hoorde een van de eigenaars van Iowa Great Lakes Records, uit Milford, de band spelen in een lokale club en liet ze de single "It Was Me" / "I Wonder Why" opnemen, waarvan 1000 exemplaren werden uitgebracht.
Er werd in het najaar van 1973 in eigen beheer een LP opgenomen onder de naam Shadrack Chameleon in een studio, die in een oude opslagschuur was gebouwd en als naam Shadrack Recording Studio kreeg, voordat de band er later dat jaar uit elkaar ging.
De bandbezetting op deze LP, waarvan er totaal 300 exemplaren werden uitgebracht, was een mix van bandleden uit Shadrack, Lazy River en Crosstown Traffic.
De LP, die 6 nummers bevat, zijn aangevuld met de single en op CD uitgebracht via het Gear Fab label.
De CD begint met de A-kant van de single "I Wonder Why", een lekker in het gehoor klinkende uptempo pop song, die gevolgd wordt door "It Was Me", dat eveneens in uptempo gespeeld wordt en een uitstekende pop song is.
Het eerste nummer van de LP heet "Chameleon (I Love You)" en is alleen door Steve (zang, sologitaar en basgitaar) en Artie Strutzenberg (drums) opgenomen, waardoor het nummer in het begin ietwat mager klinkt, maar na een tempowisseling, waarin alle instrumenten bespeeld worden, wordt dit een schitterende 7 minuten durende rustige pop song.
In "Long Road To Ole' Miss" speelt de band een fantastische psychedelische pop song, waarin een licht hypnotiserend ritme zit en de muziek enigszins aan die van Neil Young doet denken.
Daarna volgt "Granite Feast", een uitstekende pop song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt en gevolgd wordt door "That's The Way It's Gotta Be" een prachtige ballad.
Het volgende nummer "Don't Let It Get You Down" is een lekker in het gehoor klinkende pop song, die in de stijl van de muziek van Neil Young gespeeld wordt en het laatste nummer "Beyond Eternity", dat weer alleen door Steve en Artie gespeeld wordt, is een song, die net als "Chameleon" in het begin te mager klinkt en nadat alle instrumenten bespeeld worden, in een prima pop song uitmondt.
Deze uitgave van het Gear Fab label is, net als alle andere, weer een welkome aanvulling op het muzikale jaren 60 en 70 gebeuren van Amerika.

vrijdag 15 augustus 2014

Review: Stack - Above All

Gear Fab 1998-(GF-111)

De band Stack werd in 1967 opgericht en na verscheidene bezettingswisselingen ontstond de uiteindelijke formatie, die erg succesvol zou zijn in zuid Californië.
De band bestond in die tijd uit: Bill Sheppard - zang, Rick Gould - sologitaar, Kurt Feierabend - slaggitaar, Buddy Clark - basgitaar en Rob Ellis - drums.
In 1968 stond Stack in veel voorprogramma's van bekende bands, zoals, Frank Zappa, Bufflao Springfield, Alice Cooper, Iron Butterfly en Three Dog Night.
Tijdens een optreden in een club genaamd Marina Palace, vielen ze op bij Steve Hoffman, die hen een contract aan bood voor Sidewalk Productions en voor ze het wisten, zaten ze aan een achtjarige eenzijdige overeenkomst vast, waarbij de maatschappij alles kreeg en de band niets.
Toch begon de band te werken aan een LP en in verschillende studio's werden de opnamen gemaakt, waaronder Continental en Sun West, waar ook artiesten als Jimi Hendrix, Cream en Steve Winwood hun muziek op namen.
Ook maakte Stack een spot en jingle voor Pepsi, maar de bandleden kregen deze zelf nooit te zien.
Toen de LP tenslotte opgenomen was, bleek dat hij nooit uitgebracht zou worden, op de 15 exemplaren na, die de band zelf kreeg.
De oorspronkelijke LP "Above All" bevat 8 nummers, maar op de CD uitgave van Gear Fab staat een extra nummer.
Het openingsnummer "Poison Ivy" is de enige cover, die op de LP staat en met de uitvoering van The Rolling Stones in mijn hoofd, is dit wel even wennen, want de band speelt deze song een stuk langzamer, maar doet dat niet onverdienstelijk.
Daarna volgt het progressieve "Only Forever", dat zo nu en dan ook lichtelijke psychedelische invloeden bevat en gevolgd wordt door het 7 minuten durende "Da Blues", een schitterende pure en rustige blues song.
Het volgende nummer heet "Cars" en hierin laat de band een geweldige stevige rock song horen, gevolgd door "Everyday", dat eveneens een fantastische rock song is en mede door het lekkere heftige gitaarspel een van mijn favoriete nummers van de plaat is.
In "Valleys" speelt de band opnieuw een uitstekende stevige rock song en in "Time Seller" laat de band een prima progressieve rock song horen, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt.
"Hot Days" is weer zo'n stevige rock song met blues en progressieve rock invloeden en het extra nummer "Do It" is van hetzelfde laken een pak, kortom een lekker stevige rock song.
Waarom de LP ÄBove All" destijds niet uitgebracht werd is mij een raadsel, maar ik ben blij dat Roger Maglio de plaat heeft weten te lokaliseren en alsnog op de markt heeft gebracht.
Een aanrader voor de progressieve rock liefhebber!

donderdag 7 augustus 2014

Review: Blessed End - Movin' On

Gear Fab 1998-(GF-112)

Blessed End kwam uit Springfield en Ridley Park in de buurt van Philadelphia, Pennsylvania en werd in 1968 opgericht door Ken Carson - basgitaar en Jim Shugarts - sologitaar, die beiden op dezelfde high school zaten.
In september 1969 kwam Lenny Perchowski - sologitaar bij het duo en al snel volgden Doug Teti - zang en Mike Petrylak - percussie zijn voorbeeld, zodat de band een feit was.
Na enkele maanden oefenen speelden ze op allerlei feesten en deden mee aan bandjes wedstrijden en bijna elke vrijdag speelden ze in het koffiehuis van de United Methodist Church in Drexel Hill, dat tevens de thuisbasis van de band werd.
In het najaar van 1970 verliet Lenny de band om medicijnen te gaan studeren en kwam keyboards speler Steve Quinzi bij de band, waardoor de muziek van Blessed End veranderde.
De populariteit van de band was intussen zo gestegen, dat de band elk weekend wel ergens speelde en ook werden er eigen songs geschreven, zodat hun repertoire steeds groter werd.
Op een dag kreeg Steve het verzoek van de eigenaar van een lokale opname studio, of hij zijn orgel wilde uitlenen voor een opname sessie in ruil voor opname tijd voor de band.
Natuurlijk was de ruil snel geregeld en na drie maanden hun beste nummers geoefend te hebben, ging de band in de zomer van 1971 The New Sound studio in om ze in 1 dag tijd op te nemen.
In die zelfde week kreeg de band 3 goed betaalde optredens, waarvan de kosten van het persen van 1000 exemplaren konden worden betaald.
Het hoesontwerp en het uitprinten daarvan, werd door de bandleden zelf gedaan en het in eigen beheer gemaakte album, waarop 10 nummers staan, werd tijdens optredens verkocht.
Enkele maanden nadat de band het album had opgenomen, verliet Ken de groep om bij de marine te gaan, waarna de band een andere versie van het nummer "Can't Be Without Her" met een vervanger voor Ken op nam.
Na enkele bezettingswisselingen en verandering van muziekstijl, ging Blessed End tenslotte in 1973 uit elkaar, waarna Jim, Mike en Ken, die om medische redenen de marine verliet, de band Free Beer oprichtten, die later onder de naam Argus optrad en 6 jaar zou blijven bestaan.
De LP begint met "Nightime Rider" een progressieve uptempo rock song, waarin het orgel medebepalend is voor het nummer en dit wordt gevolgd door "Someplace To Hide", eveneens een licht progressieve rock song, die licht psychedelische invloeden bevat.
Daarna speelt de band "Is It Time?" een lekker klinkende licht psychedelische progressieve rock song, waarin het orgel weer op de voorgrond treedt, waarna de band "Sometime You've Got To Be Strong" ten gehore brengt en dit is een heerlijke progressieve rock song met enkele prima tempowisselingen.
In "Movin' On" laat de band een fantastisch stukje progressieve rock met lichte jazz invloeden, dat swingt als een trein en het beste nummer van de plaat genoemd mag worden.
Met "Day Before Tomorrow" speelt de band opnieuw een geweldige progressieve rock song, die in een rustig tempo gebracht wordt en gevolgd wordt door "Dead Man", dat in een hoger tempo gespeeld wordt en swingt.
Vervolgens is het tijd voor de eerste versie van "Can't Be Without Her" en hierin speelt de band een prima rustige pop song, gevolgd door de uptempo rock song "One Stop Woman", waarna het laatste nummer van de LP volgt, getiteld "Escape Train" en hierin speelt de band een schitterend stukje blues in een gemiddeld tempo.
Tenslotte staat de alternatieve uitvoering van "Can'T Be Without Her" op de CD en deze wordt in een iets sneller tempo gespeeld en duurt een halve minuut langer.
De CD "Movin' On" bevat heerlijke 70er jaren muziek, die iedere muziek liefhebber minstens een keer beluisterd moet hebben.

vrijdag 1 augustus 2014

Review: Boa - Wrong Road

Gear Fab 1998-(GF-113)

Boa ontstond in 1969 doordat Ted Burris - basgitaar en Bob Maledon - orgel in Bob's garage aan het jammen sloegen.
Toen sologitarist Paul Manning zich bij hen gevoegd had, begon men serieuze plannen te maken om een band te formeren.
Een extra toetsenist werd gevonden in de persoon van Brian Walton en na lang zoeken werd het eindelijk Richard Allen, die achter de drums plaats nam.
Ze doopten de naam van hun band in Anvil en begonnen een repertoire op te bouwen van covers en zelf geschreven nummers.
Hun eerste optreden vond plaats op 30 januari 1970 , waarna de band besloot dat het tijd werd een LP op te nemen.
De (mono) opnamen hiervoor vonden plaats in de Northwest Sound Studios te Detroit op 7 maart 1970, maar de LP werd niet uitgebracht.
Kort daarna viel Anvil uit elkaar wegens muzikale meningsverschillen, totdat ze in 1971 besloten het samen nog eens te proberen.
Er werd besloten onder de naam Boa een nieuwe LP uit te brengen.
De live opnamen daar voor vonden plaats op een twee sporen band recorder in een Tupperware warenhuis in Auburn Heights, Michigan, dat tevens de thuisbasis van de band was, maar Manning wilde niet, dat bekend werd, dat hij op het album meespeelde, omdat hij op dat moment in een andere band zat.
Hij vermomde zich als Captain Hook en staat ook als zodanig op de hoes vermeld.
De LP "Wrong Road", die 9 songs bevat, werd 20 mei 1971 in eigen beheer uitgebracht en daarna gingen de bandleden ieder weer hun eigen muzikale weg.
Het openingsnummer heet "Never Come Back" is een lekkere uptempo song, waarbij de band een vrij progressief nummer laat horen.
Daarna volgt de titelsong "Wrong Road", eveneens een uitstekende progressieve rock song, waarbij het tempo gemiddeld te noemen is, waarna de band "You don't Want Me Anymore" speelt, een geweldige song die, mede door de stijl van spelen en het orgelgeluid, klinkt als een achtergebleven Doors nummer, waarop alleen het stemgeluid van Jim Morrison ontbreekt.
Het volgende nummer is een heerlijke rustige song, getiteld "Angelisa", waarin de band een prima progressief stukje muziek speelt.
In "Brave New World" laat de band een schitterende snelle rock song in de stijl van de jaren 60 muziek horen en in "You Tell Me You Love Me" speelt Boa een uitstekende ballad.
"I Think I Been Had" is een uptempo progressieve rock song, waarbij de rauwe zang de song net iets extra's mee geeft en "Don't Go Away" is weer zo'n prima progressief klinkende ballad, terwijl", "A Restful Sleep", het laatste en tevens langste nummer van de LP, een fantastische progressieve rock song is, waarin de nodige tempowisselingen zitten, waarbij de muziek van een rustig naar een fel tempo gaat en de zang vrij agressief klinkt.
De eerste van de 2 bonus nummers is een outtake en heet "Can't Be Real" en dit is een lekkere uptempo rock song, waarin de band een sixties gerelateerde beat song speelt.
Vervolgens staat er, als allerlaatste nummer, een andere versie van "Wrong Road" op de CD en dit is de versie, die de band opnam onder de naam Anvil.
"Wrong Road" van Boa is een lekker in het gehoor klinkende CD, die het beluisteren meer dan waard is en de uitschieter "A Restful Sleep" heet.

vrijdag 25 juli 2014

Review: Cannabis - Joint Effort

Gear Fab 1998-(GF-114)

Halverwege de jaren 60 werd in Rhode Islands, New York, de basis voor band Cannabis gelegd, toen Bob Randall - drums, zang en akoestische gitaar samen ging spelen met Gary Wilkinson - basgitaar, zang en akoestische gitaar.
Kort nadat het duo was begonnen te jammen, kregen ze het idee een band te starten en kwam Lonny Gasparini - keyboards er bij, maar na enkele maanden verliet hij de band al en kwamen Tony Rodriguez - sologitaar en Charles Robillard - basgitaar bij de band en ging Gary keyboards spelen.
Als bandnaam werd gekozen voor Organized Confusion, die na enige tijd 2 eigen composities, "Happiness In Me" en "Shirley", op single uit bracht, die totaal flopte.
De band trad enkele maanden in de regio op, totdat Charles in militaire dienst moest, waarna Gary keyboards speler Lonny Gasparini wist te overtuigen om  terug te keren in de band en hij weer basgitaar ging spelen.
Spoedig daarna veranderde de bandnaam in Cannabis en trad band regelmatig op op school feesten, colleges en in nachtclubs en gingen Wilkinson en Randall verder met het schrijven van eigen nummers.
Ook Charles Robillard kwam terug bij de band, maar dan als hun manager en hij boekte een tournee door Texas, waar de band in de Robin Hood Brian studio te Tyler de nummers "See You In The Morning" en "The Only Rock In Stock" opnam en als single uit bracht, die goed ontvangen werd.
Nadat Cannabis terug gekeerd was in Rhode Island, werd de LP "Joint Effort" in de Eastern Sound Studio te Methuen, Mass opgenomen met medewerking van sologitarist Brian Kelly en zanger Keith Tweedly, terwijl de LP gesponsord werd door de eigenaars van het Amphion Seahorse label, waarop de plaat in 1972 verscheen.
De LP, die 10 eigen composities bevat en nog geen half uur duurt, werd veel gedraaid door radio stations uit Boston en Providence, maar helaas ging de band kort na het uit brengen uit elkaar.
Het eerste nummer van de LP heet "Take It Easy" en is een geweldige lekker swingende mix van blues en progrock, die gevolgd wordt door het rustige "See You In The Morning", waarin de band een uitstekende pop song ten gehore brengt.
Daarna volgt "Sleeping Bride", een prima pop song, waarin country invloeden zitten en uitstekende samenzang bevat, waarna "I Can't Roll" volgt, een vrij progressieve rock song, die swingt.
In "You Don't Get A Ride For Free" speelt de band een schitterende swingende progressieve rock song en in "Goin' Back" laat de band een lekkere vrolijke country rock song horen, waarbij het ritme aan zet tot dansen.
"Once Again" is een prachtige rustige rock song, waarin de muziek richting die van The Byrds gaat en "Wendor" is een prachtig stukje instrumentaal gespeelde muziek.
Het volgende nummer heet "Smile", waar de band een rustige mooie pop song ten gehore brengt, waarin weer prima samenzang zit en het laatste nummer "The Only Rock In Stock" is een fantastische progressieve rock song, waar rock & roll invloeden in zitten en deze swingt als een trein.
De CD Joint Effort is een uitstekende uitgave van het Gear Fab label, die helaas slechts een half uur duurt, maar het beluisteren meer dan waard is.

vrijdag 18 juli 2014

Review: Mountain Bus - Sundance

Gear Fab 1998-(GF-115)

Mountain Bus vond zijn oorsprong in 1962, toen Ed Mooney - solo- en akoestische gitaar, Tom Jurkens - zang en Steve Krater - drums en percussie studenten waren aan Loyola University van Chicago, Illinois, maar het zou tot 1965 duren voordat ze samen in de band Rhythms Children terecht zouden komen, die tot 1967 zou blijven bestaan.
Toen Bill Kees - solo- bottleneck- en akoestische gitaar dat jaar samen ging spelen met Mooney, Jurkens en Krater, veranderde de naam in Mountain Bus en trad de band regelmatig om en op de campus van de universiteit op.
Nadat Krater in april 1970 op een twee weken durende huwelijks reis ging, viel drummer Lee Sims voor hem in en dat beviel zo goed, dat er werd besloten verder te gaan met 2 drummers en ook was Graig Takehara - basgitaar en banjo, inmiddels bij de band gekomen.
In deze formatie maakte de band in 1971 hun enige LP "Sundance" op het Good Records label.
De Canadese band Mountain, die in 1969 op het Woodstock Music Festival had opgetreden en zo bekendheid had verworven, had een platencontract bij het grote Windfall label.
Het Windfall label, een sub label van Columbia, eiste via hun advocaten, dat alle activiteiten rond de verkoop van de LP "Sundance" stil gelegd moesten worden vanwege de naam "Mountain", ook al bestond Mountain Bus 2 jaar langer.
De band had de pech, dat Windfall veel meer geld had dan het kleine Good Records label, dat door de proces kosten failliet ging, waardoor ook Mountain Bus zich genoodzaakt zag te stoppen.
De LP "Sundance", die 7 nummers bevat, is op de CD aangevuld met enkele live opnamen plus 2 songs, die in de Plynth Sudio's te Chicago zijn opgenomen.
De LP start met "Sing A New Song", een swingende mix van blues en rock & roll, die gevolgd wordt door een lekker klinkende mix van country en rock & roll, getiteld "Rosalie".
Daarna volgt "I Don't Worry About Tomorrow", een geweldige swingende country rock song, waarbij stil zitten onmogelijk is, waarna de titelsong "Sundance" volgt en ook dit is een uitstekende stukje progressieve muziek, waarin country en folk invloeden zitten.
In "I Know You Rider" laat de band een heerlijk progressief country rock nummer horen, waarin de muziek me hier en daar aan The Allman Brothers Band en The Grateful Dead doet denken.
Dan volgt "Apache Canyon", een uitstekend instrumentaal licht psychedelisch nummer, gevolgd door het laattste nummer van de LP, getiteld "Hexahedron" en dit is een schitterend progressief psychedelisch nummer, waarin de band op zijn best is en ook dit is compleet instrumentaal.
"The Bus Keeps Rollin'" is een live opname en hierin speelt de band een instrumentaal progressief countryrock nummer, dat swingt en het wordt gevolgd door "Six Days On The Road", een mix van countryrock en rock & roll, maar helaas is de opname niet al te goed en is de zang moeilijk verstaanbaar.
Ook "(Meet Me) Down In The Bottom" is een live opname en hierin laat de band horen een schitterend stukje blues te kunnen spelen.
De nummers "Ticket In My Pocket", een heerlijke bluesrock song, die doorloopt in "Young Man's Blues", eveneens een geweldig lekker swingend stukje blues, waarvan de tekst helaas moeilijk verstaanbaar is.
Opnieuw is Roger Maglio er in geslaagd een fantastisch stukje muziek op te sporen en het opnieuw uit te brengen. Hulde!

vrijdag 11 juli 2014

Review: Magic - Enclosed

Gear Fab 1998-(GF-116)

De basis voor de band Magic werd gelegd, toen in 1968 Duane King en zijn broer Nick samen in de band The Next Exit gingen spelen, waarna de naam veranderd werd in Magic.
De band bestond op dat moment uit: Duane King - sologitaar en zang, Nick King - basgitaar en zang, Gary Harger - drums, Mike Motz - sologitaar en Clyde Hamilton - orgel en in deze formatie werd hun debuut single "That's How Strong My Love Is", een lekker in het gehoor klinkende soul song, (die ook door The Rolling Stones uitgebracht is) en de eigen compositie "I Think I Love You", een lekker swingende soul song, als achterkant had, gemaakt en uitgebracht via het eigen Monster label.
In 1969 verliet Clyde Hamilton de band en werd Mike Motz vervangen door Joey Murcia, die tevens sessie muzikant was bij TK Records in Miami.
Joey zei dat de band wel een platen contract bij TK Records zou kunnen krijgen en Magic verhuisde daarom naar Miami.
TK Records had op dat moment alleen zwarte muzikanten onder contract staan en Magic werd de eerste Witte band, die hun LP daar op nam.
In de zomer van 1969 werd de LP "Enclosed" opgenomen met daar op 10 nummers en van de LP, die via het eigen label Armadillo verscheen, werden 2 songs getrokken, die op single verschenen, waarvan de A-kant "Keep On Movin' On", een uitstekende mix van soul en progressieve rock was met als achterkant "Who Am I To Say?", een schitterende bluesrock song.
De single werd veel gedraaid op de FM radio stations in zuid Florida en de band besloot daarom nog een single van de LP uit te brengen.
De A-kant was "The Sound Of Tears Is Silent", een prachtige ballad, waarvan de B-kant "California" heette en dit is een rustige song met lichte country en bluegrass invloeden.
Verder bevat de LP nog de songs: Indian Sadie", een swingende countryrock song met Beatles invloeden, "You Must Believe She's Gone", een prima soul song in de stijl van "That's How Strong My Love Is", "ETS/Zero", een swingende blues song, "Wake Up Girl", een vrij rustige pop song met progressieve rock invloeden, "One Minus Two", een lekker in het gehoor klinkende pop song, die een aanstekelijk ritme bevat en het bijna 12 minuten durende "I'll Just Play", een fantastische progressieve rock song, die in een gemiddeld tempo gespeeld wordt en me aan de muziek van Neil Young doet denken.
Hun tweede LP verscheen in 1972 via het Rare Earth label en daaraan speelde ook een jonge Stevie Wonder op enkele nummers mee op keyboards en deze LP kreeg enkele goede recensies in de tijdschriften Billboard en Cashbox, maar helaas voor de band hield het Rare Earth label op te bestaan, wegens een verhuizing van Motown.
Vervolgens nam de band in 1971 nog 5 songs op, in de hoop een een nieuw label vinden om hun muziek uit te brengen, maar gefrustreerd door de Motown deal ging de band uiteindelijk uit elkaar.
De bandleden die deze sessies speelden zijn: Duane King, Nick King, Gary Harger, Joey Murcia en Paul Rankin - steelgitaar en een mysterieuze gastmuzikant (Stevie Wonder?) - piano.
De eerste van deze nummers heet "I Do" en hierin speelt de band een vrij stevige swingende rock song en wordt gevolgd door "Hold Me Tight", een prima ballad.
Daarna volgen nog: "Compassion", een lekker klinkende swingende pop song, "Be At Peace With Yourself", een stevige progresieve rock song en "Too Many People Starving", een triest klinkende rustige country song.
De CD "Enclosed" bevat enkele geweldige songs, waarvan "I'll Just Play" ongetwijfeld het hoogtepunt is en alleen voor dit nummer is de CD al het aanschaffen waard, dus aanbevolen kost voor verzamelaars.

vrijdag 4 juli 2014

Review: Salem Mass - Witch Burning

Gear Fab 1998-(GF-117)

Salem Mass werd in 1970 te Portland, Idaho, opgericht en bestond uit: Mike Snead - sologitaar en zang, Matt Wilson - basgitaar en zang, Steve Towery - drums en zang en Jim Klahr - keyboards.
De band, die tot 1977 zou blijven bestaan, speelde door toedoen van boeking agent Andy Gilbert overal in en rond Portland en in het noordwesten van Amerika en Canada.
Salem Mass maakte in 1971 in een bier bar te Caldwell, Idaho, genaamd The Red Barn, een LP onder leiding van Steve Moor, de eigenaar van de bar.
De LP bevat 7 nummers, waarvan het bijna 11 minuten durende "Witch Burning" de eerste is en dit is een schitterende swingende progressieve rock song in de stijl, waarin het instrumentale gedeelte van de muziek, door het synthesizer geluid, lichte overeenkomsten vertoont met die van Yes en ELP en de zang met die van Black Oak Arkansas.
Het volgende nummer heet "My Sweet Jane" en hierin speelt een uitstekende ballad, waarin eveneens progressieve rock invloeden te horen zijn en deze song wordt gevolgd door "Why", een heerlijke swingende progressieve rock song.
In "You Can't Run My Life" lijkt de zang deze keer een beetjet op die van The James Gang en de muziek gaat hier in de richting van die van The Peddlers en Chicago Transit Authority.
Met "You're Just A Dream" gaat de muziek nog meer die kant op en dit nummer swingt daarom des te meer, maar met "Bare Tree" verandert de muziek weer en speelt de band een fantastische swingende progressieve rock song.
Het laatste nummer van de plaat heet "The Drifter" en ook nu weer laat de band een geweldige progressieve rock song horen, die swingt als een trein.
"Witch Burning" is een schitterende plaat, die tot één van de beste in dit genre gerekend kan worden en het is dan ook onbegrijpelijk, dat Salem Mass niet een groter publiek heeft weten te bereiken.
Dankzij Roger Maglio is weer een juweeltje te voorschijn gekomen en kunnen liefhebbers genieten van dit stukje, anders verloren gegane, fantastische muziek.

vrijdag 30 mei 2014

Review: Psychedelic States - Maryland In The 60s

Gear Fab 2014-(GF-272)

In de serie Psychedelic States is deze keer Maryland In The 60s uitgebracht en dit keer is dat een 2CD geworden met daarop totaal 54 nummers.
Verscheidene bands staan me t meer dan 1 song op de CD, maar van de meesten staat er maar een enkel nummer op.
CD 1 start met The Henchmen uit de omgeving van Chevy Chase en Silver Springs, die in 1967 een proef persing van het nummer "Get Off My Back", een lekker in het gehoor klinkende garagerock song, in de Edgewood Recording Studio te Washington opnamen.
The Looms uit de buurt van Wheaton maakten in oktober 1966 de single "I Have Never Seen Snow" / "It's True", een swingende beat song in de stijl van de Britse bands en hun single werd door het Montgomery label uitgebracht.
In augustus 1968 verscheen de single "You're Gonna Be Mine Now" / "Please Don't Go", een prachtige ballad, van The Second Hand Bitter Sweet uit Bainbridge en in 1970 bracht The New Diablos uit Baltimore hun single "I'm Fake" / "Tangerine Guides", een heerlijke mix van garagerock en pop, via het Fayette label uit.
Uit Oxon Hill kwam de band The Dragenites, die in februari 1966 "Poison Ivy" / The Fugetive", een swingende beat song uitbracht via het Heigh-Ho label en in maart 1965 hun single "Now That's Summer's Gone" / "I Don't Want To Try It Again", een aanstekelijke swingende beat song, door het Pixie label uitgebracht zagen worden, terwijl ook de single "Now That's Summer's Gone" in september 1965 opnieuw uit werd gebracht door het Heigh-Ho label alleen nu met "I'm Gonna Slide" als achterkant.(zie CD 2)
The Marauders kwam uit noord Baltimore en werd in het voorjaar van 1964 op high school opgericht, waarna de band, na enkele bezettingswisselingen, eind 1965 een demo in een oplage van 20 stuks uitbracht, waarvan "Hey Little Girl", een prima rustige pop song is, die hier en daar overstuurd klinkt en "Something For You" op de andere kant staat.(zie CD 2)
Het Laray label bracht in februari 1968 de single "All I Want Is My Baby Back", een schitterende mix van rhythm & blues en garagerock, van Piece Kor uit Bel-Air uit, die "Words Of The Raven" als achterkant had.(zie CD 2)
Uit Hagerstown kwam The Smacks, die in oktober 1965 de single "Say You'll Be Mine" / "I've Been Fooling Around", een mix van rhythm & blues en beat, via het Alear label uitbrachten.
The Koffee Beans uit Baltimore kwam voort uit The Henchmen en maakte in 1970 de single "All My Life"(zie CD 2) / "Been A Long Time", een geweldig lekkere progressieve beat song, die via het Format label verscheen.
"Only Your Love (Will Save Me)" / "Psychedelic Ride", een uitstekende garagerock song, van The Ides, verscheen in 1967 via het Ken-Dell label en "Stop Your Sobbin'" / "Letters Of Love", een mooie pop song uit juli 1965, gemaakt door The Creatures uit Oxon Hill, kwam via het Jet Set label uit.
Vermeldenswaardig is nog, dat de band oorspronkelijk uit Rome, New York kwam en verhuisde naar Oxon Hill en drummer Rocky Isaac in de gelederen had, die later in the Cherry People en the Fallen Angels ging drummen en met Jimi Hendrix in 1969 speelde.
The Juveniles uit Oxon Hill / Hillcrest Heights brachten in mei 1969 via Zap de single "What Could I Do" / I Wish I Could", een lekker in het gehoor klinkende pop song, uit.
In juli 1966 verscheen via Mike Records label de single "Let Us Be Young" / "Shadows", een uitstekende licht psychedelische beat song, van Attic Sounds uit Silver Springs en The Invaders uit Cumberland maakten in april 1966 de nummers "Why I'm Not The One" en "Little Latin Lupe Lu", een lekker klinkende en veel gecoverde song.
The Limits kwam uit de streek Odenta-Severn en maakte in maart 1966 de single "Trio Around The USA" / "I Want You All The Time", een prima rhythm & Blues song, die door het Dome label werd uitgebracht en The Urch Perch uit Baltimore maakte het onuitgebrachte, maar fantastische garagerock nummer "Sweet Life" in 1968.
"Cumberland Railroad" klinkt als een theater song en werd in 1967 door Tomorrow's People uitgebracht via het Bowmar label met "The Time Of The Year" als achterkant en Bob Brady & Con Cords uit Baltimore maakte in 1969 de single "People Stay" / "Savin' All My Love For You", een swingende soul song, voor het Chariot label.
The Executioners uit Accokreek lieten hun single "Haunting My Mind" / You Won't Find Me", een uitstekende pop song, via het Vermillion label verschijnen en Cherry Pink Reason uit Landover maakte in oktober 1968 "Carousel Of Dreams" / "In The World Of Our Own", een swingende garagerock song, voor het Tri Con label,(zie CD 2) terwijl Sodom & Gomorrah in 1966 via het CEI label de single "Twenty Miles" / "Flower Children", een schitterende pop song in de stijl van The Mamas And The Papas uitbrachten.
Uit Quantico kwam Mikes Messengers, die in juli 1966 "Cause Of All Mankind" / "Gone And Left Me", een vrij ruige garagerock song, via het El-Ez-Dee label lieten verschijnen en The Henchmen uit Baltimore en dus niet dezelfde band als waar de CD mee begon, maakte in maart 1965 de single "Think Of Me" / "She Still Loves You", een heerlijke swingende garagerock song, voor het RuJac label en vermeldenswaardig is nog, dat de band later The Koffee Beans ging heten.
In 1969 bracht het Paper label de single uit van Paper Cup uit Baltimore, getiteld "Teacher Please" / "Watch Out", een vrij progressieve poprock song en het Silver Seal label bracht in september 1967 de nummers "Living Memories" / "Come With Me", een geweldige lekkere uptempo garagerock song, uit van The Tresspassers uit Ellicot City, terwijl The Shoremen uit Baltimore via het Wynwood de single "I Expect Too Much" / "Dance, USA!", een heerlijke beat song naar Britse stijl gemaakt, in 1966 uitbrachten, waarna 2 leden na 3 singles verder gingen onder de naam Tomorrow's People. (zie eerder deze recensie)
CD 2 begint met "Love", een schitterende mix van rock & roll, rhythm & blues en een garagerock song, van The Bad Boys, die dit nummer in december 1966 uitbrachten via het Paula label met Black Olives" als andere kant.
De volgende band heette The Fallen Angels en kwam uit Annapolis en hun single "Hid & Found" / "Everything Would Be Fine", een heerlijke licht psychedelische song, werd in 1969 opgenomen, maar pas in 1974 uitgebracht door het Sun Dream label.
In 1966 bracht het Stereo Sound Services label de single van Jay Dee & The Chasers uit, getiteld "Gloria" / "I Do", een prima klinkende uptempo beat song, tgerwijl The Persuaders uit Severna Park / Annapolis in 1968 hun single "This Girl" / "Tiny Little Seeds", een goed in het gehoor liggende pop song, via het Achillean label lieten uit brengen.
De achterkant van "Been A Long Time" heet "All My Life" en dit is een uitstekende swingende pop song, die door The Koffee Beans in 1970 werd uitgebracht via het Format label.
Human Freedom And Security kwwam uit Catonsville en maakte in 1970 een schitterende licht psychedelische song, getiteld ""I Was Wrong" voor het Kaymar label en deze had "Now Forever More" als achterkant en The Souls Of Britton uit Aberdeen maakte in 1967 de single "Can't Be True" / "J-J (Come Back To Me", een schitterende psychedelische song met surf invloeden.
De uit Balltimore afkomstige band The New Diablos maakten enkele singles, waarvan "I'm Fake", een lekker klinkende baet song er één was, terwijl de andere "Land Of Love (Instrumental)" / "Land Of Love", een uitstekende psychedelische pop song, heette en door het Littlefields label in 1968 werd uitgebracht.
In oktober 1968 bracht het United Artists label de single van The Lost tribe uit, getiteld: "Walk One Way" /  "Fools Live Alone", een heerlijke commerciële pop song en in 1967 maakte Brandi Laine "Haight Street Dream", een zeurderige ballad, die via het Blossom label verscheen met "Let's Go Away" als achterkant.
Uit Accokreek kwam The Hard Times, die in 1966 de fantastische single "Old Wine, New Bottles" / "I Can't Wait Till Friday Comes", een song in de stijl van de Britse beat bands, uitbracht via het Gray Ant label.'
Één van de singles van The Penmar Stompers uit Aberdeen heette Goodbye Gal" / "I Don't Know", een mix van een beat en rock & roll song, die op "High Heeled Sneakers" lijkt en uitgenracht werd op het eigen Stomper label.
The Straffords was een band uit Baltimore en zij brachten in november 1966 de single "Where Is She Now" / "Throw Stones", een heerlijke psychedelische pop song, uit via het O'Dell label en The Marauders maakten in de demo "Hey Little Girl" / "Something For You", een, helaas overstuurde, uitstekende swingende garagerock song.
Crofton was de woonplaats waar The Nunsuch vandaan kwam en deze band maakte in 1967 voor het DC label de single "Once Before" / "They Trew Slick & Stones", een mix van rock & roll en garagerock, terwijl in 1968 de single "All I Want Is My Baby Back" / "Words Of The Raven", een geweldige mix van een surf, een garagerock en een protest song, werd uitgebracht.
De uit Milford Mill afkomstige band The Patriots maakte in juni 1968 de single "Blankets & Candles" / "What A Drag It Is", een goede rustige pop song, voor het Murbo label en The Dagenites brachten in september 1965 de single "Now That Summer's Gone" / "I'm Gonna Slide", een fantastische psychedelische garagerock song, uit via het Heigh-Ho label.
De band The Omegas, die ook bekend stond als The Reekers en uit Bethestda kwam, maakte in 1968 het nummer "I Can't Believe", een mix van soul en garagerock, die door United Artists werd uitgebracht en het Dome label bracht in maart 1966 de single "Tawk" / "Dawn", een uitstekende ballad van Summer's Misfits, die lichtelijk aan de muziek van Sonny and Cher doet denken.
Ook uit Bethesda kwam The Newports, die in juni 1965 via het BSM label hun single "Maybe You've Changed" / "Little Heart, een lekker klinkende beat song, die duidelijk door The Beatles was geïnspireerd, lieten verschijnen.
Cherry Pink Reason maakte "Carousel Of Dreams", een beetje rommelige pop song, als achterkant voor "In The World Of Our Own" en The Shoremen uit Baltimore brachten de single "Look Into Her Eyes" / "She's Bad", een lekker klinkende beat song, naar Brits voorbeeld, via het Wynwood label uit in mei 1965.
"Turtle Neck Sweaters", een heerlijke licht psychedelische pop song uit 1966, werd door The Verdicts gemaakt en verscheen via het O'Dell label met "Love In Vain" als andere kant, terwijl The Mad Hatters de fantastische rhythm & blues song "I Need Love" in oktober 1965 lieten uitbrengen door het Ascot label met "Blowin' In The Wind" als achterkant.
Het laatste nummer komt van The Urch Perch, die het schitterende "Things I See" in 1968 op namen en het mini album "Urch Perch" uitbrengen via hun My Space pagina.
Ook deze Psychedelic States staat weer boordevol fantastische songs van geweldige bands, die dit keer uit Maryland komen.
Dankzij de zoektochten van Roger Maglio zijn deze niet verloren gegaan en kan elke zestiger jaren liefhebber zijn/haar collectie Amerikaanse sixties verder uitbreiden. Hulde!

vrijdag 23 mei 2014

Review: Big Lost Rainbow - Big Lost Rainbow

Gear Fab 1998-(GF-118)

In 1970 ontstond de band Big Lost Rainbow na een jam in de kapel van de Pomfret School te Pomfret, Connecticut.
Hun eerste optreden was in het voorjaar van 1971 tijdens het Hartford's Earth Day Festival, waar ze voor 10.000 mensen speelden.
Later dat jaar kwamen de bandleden weer bijeen in Woodside, Californië, om opnieuw te gaan jammen, waarna ze 2 maal voor publiek optraden; in de koffieshop van de Stanford universiteit en op de verjaardag van de kok van het Moon Palace Chinese Restaurant.
De zomer erna maakte de band een demo in Los Angeles om op die manier te proberen een platen contract te krijgen en opnieuw gingen de bandleden ieder hun eigen weg naar de diverse colleges in verschillende steden.
Al snel realiseerden ze zich, dat ze in de muziek iets wilden bereiken en in 1973 kwamen ze weer bij elkaar in Cape Cod te Orleans, Massachusetts, dat hun basis voor de komende 2 jaar zou worden.
Ze namen aan het einde van de zomer van 1973 te Maryland een nieuwe demo op en besloten hun album in eigen beheer te laten persen, waarna ze in New Haven hun overige materiaal opnamen en lieten 200 albums te laten persen, die binnen een weekend uitverkocht waren.
Gesteund door dit succes remixten ze de plaat en een tweede en derde persing volgden, maar ook trad de band vanaf die tijd regelmatig op in onder andere: Cape Cod, Vermont, Boston, Newport en New York en speelden ze als voorprogramma van The James Montgomery Band en Livingston Taylor plus voor vele bekende bluegrass en folk artiesten.
In 1975 probeerde de bandleden nog eenmaal een platen contract te krijgen, maar, nadat dit mislukte, stopten ze met de band en in 1992 hielden ze een reünie in Idaho en in 1993 speelden ze tijdens het 100 jarige bestaan van Pomfret School nog eenmaal in de Pomfret kapel, waar het allemaal begonnen was.
De nalatenschap van Big lOst Rainbow bestaat uit 12 nummers, waarvan er 9 op de LP staan.
De CD begint met "Sail", een uitstekende rustige meerstemmig gezongen pop song, die gevolgd wordt door "I Go Alone", waarin de band opnieuw een prima pop song laat horen, die in een rustig tempo gespeeld wordt.
Daarna volgt "Lady Love", eveneens een mooie pop song met uitstekende samenzang, waarna "Brothers Of The Future" en ook hierin laat de band een prachtige rustige pop song horen en lijkt de muziek enigszins op die van James Taylor.
In "Ocean" speelt de band nog steeds in het rustige tempo en in "Oh! Idaho" wordt er eindelijk een swingender stukje muziek gespeeld, maar in "It's Over Now" keert de band terug naar het maken van rustige muziek, waarin weinig gebeurt, net als in "Morning Sunshine", waarin de band hun ingeslagen weg blijft volgen.
"Lady of Music" brengt verlossing, want in dit 13 minuten durende nummer laat de band eindelijk horen, dat ze geweldige muziek kunnen spelen en in dit jazzy nummer swingt de band als een trein.
De eerste van de 3 onuitgebrachte nummers heet "Slow Rider" en deze song wordt zoals de titel al deed vermoeden in een langzaam tempo gespeeld.
Dan speelt de band "Patricia Jane Moon", waarin het tempo iets omhoog gaat en er een lekker klinkende song te horen is, maar in het laatste nummer, dat  "Allegiance Of Apathy" heet, laten de bandleden opnieuw een rustig gespeelde song horen, waar ze een patent op lijken te hebben.
De CD "Big Lost Rainbow" is een plaat waarbij, door de eenzijdigheid, verveling al snel toeslaat en is dan ook één van de minst goede in de Gear Fab reeks.