zondag 30 oktober 2011

Review: Blind Ravage - Blind Ravage

Gear Fab 2007- (GF-228)

De Canadese band Blind Ravage werd in september 1969 te Laval, Montreal, Quebec, opgericht door Jean Charbonneau - gitaar en zang en Bob Dufour - zang en basgitaar.
Op aanraden van hun toenmalige drummer, Danny Gorman, die de band verliet, vroegen ze Andre Deguire - drums en zang, om samen in hun nieuw te vormen band te komen spelen.
Ook Serge Fleury - orgel, piano en zang, die al eerder met Bob en Andre had gespeeld, voegde zich bij dit trio en de band was een feit.
In hun beginperiode speelden ze veel covers van bands als Deep Purple, Spencer Davis Group, Led Zeppelin en Rod Stewart en traden ze hoofdzakelijk in nachtclubs te Montreal op, maar dat veranderde nadat ze eigen nummers begonnen te schrijven.
Ze kregen bij het Cresent Street label de kans een LP op te nemen, die geproduced werd door Ken Ayoub, die al eerder platen had geproduced van Bob en Serge in de tijd, dat ze samen in de band the Furys speelden.
De LP werd in 1971 uitgebracht en er werd een single van de band uitgebracht, die ook op de LP staat.
Blind Ravage bleef tot 1973 bestaan en speelde in Quebec, Ontario en de noord-westelijke staten van Amerika, zoals New York, Maine, New Hampshire en Vermont.
Bob, Andre en Serge bleven tot 1975 samenspelen onder de naam Clockwork, een progressief rock project, dat erg populair werd in Quebec.
De CD bevat 10 songs, waarvan 9 eigen composities en 1 cover en daar begint de CD dan ook mee.
Het is het veel gecoverde nummer "Susie-Q", dat o.a. door Creedence Clearwater Revival en The Rolling Stones bekend geworden is, maar deze vrij ruige uitvoering mag er ook zijn.
De eerste tonen van "Tousaw" klinken als het begin van de Beatlessong "Day Tripper", maar verder gaat de vergelijking niet en dit stukje progressieve rock klinkt me als muziek in de oren, waarbij nog valt op te merken, dat het tempo vrij hoog gehouden wordt.
"Friday Fish" is een prima relaxte progrocksong en het daarop volgende "Prodigal" is weliswaar een stukje commerciëler, maar bevat toch die progrock elementen, die dit nummer iets extra's meegeven.
De volgende song, "My Life", hangt tegen de funk aan, waarbij die klanken perfect worden gecombineerd met de progrock, die de band maakt en dit nummer verscheen op single met "Loser" als B-kant.
Meestal vind ik de langere nummers van een CD het beste en ook nu is dat weer het geval en wel met "Strange Power", dat iets meer dan 6 minuten duurt en een schitterende rustige progrocksong is met hier en daar een tempowisseling, vrij heftige zang en opzwepend ritme.
Een stuk commerciëler is "Cement Jungle", dat niet onaardig klinkt, maar het niet haalt bij voorgaande songs.
"Ruins" is weer een progrocksong op commerciële basis en "Disaster" is een heerlijke up-tempo progrocksong met rock & roll invloeden.
Het afsluitende nummer heet "Loser" en is de A-kant van de single, die van de LP getrokken werd, een swingend, maar behoorlijk commerciël stukje muziek, dat ondanks dat fantastisch klinkt en één van de beste songs van de CD.
Ook de CD van Blind Ravage zal zeker zijn weg naar de verzamelaars van het progrock genre vinden en dat verdient de band ook met deze schitterende muziek.

dinsdag 25 oktober 2011

Review: Mouzakis - Magic Tube + 14

Gear Fab 2007-(GF-229)

The Fabulous Pharoahs uit Elkton en begonnen op een vreemde plek, namelijk de slaapkamer van Eddie Stevenson, die zong , drumde en trompet speelde, Fred Dawson - saxofoon, basgitaar en keyboards, Bobbie Walker - basgitaar, Bill Rylander - slaggitaar en Aubrey Fisher - sologitaar.
Hun eerste optreden gaven ze in The Elkton Armory te Elkton in 1965, waar ze 10 dollar voor kregen en kort daarna verliet Bobbie de band en Bill stapte over op de basgitaar en overtuigde Fred dat hij orgel moest leren spelen.
De band kreeg steeds meer optredens en traden al snel regelmatig op in leger-, luchtmacht- en marinebases en in brandweerhallen en soms ook op bruiloften of tijdens nieuwjaarsavond in de lokale synagoge.
Regelmatig waren er bezettingswisselingen en de band versleet in de periode van bestaan zo'n 23 gitaristen en maakte ongeveer een dozijn singles, 2 LP's, waarvan er 1 uitgebracht werd en deed verschillende TV optredens, o.a. bij Jerry Blavatt, 3 maal bij Kerby Scott te Baltimore en bij de Pat Boone Show te Hollywood, maar ook speelden ze als voorprogramma van bads als: Poco, Seatrain, Redbone, Dr. Hook & TheMedicine Show, The Stylistics, Eric Carmen & The Raspberries en Chicago.
In 1968 vertrokken ze in een Cadillac Hearse uit 1957, die een aanhanger trok, naar Hollywood om in de Red Velvet Supper Club op Sunset Strip op te treden.
De band veranderde van naam in Mouzakis, waarin Eddie en Fred  het hart van de band vormden en samen met Sam Stipo als gitarist maakten ze in 1973 de LP Magic Tube, waarna ze de bandnaam weer veranderden en verder gingen als Capone.
De CD bevat 22 songs, waarvan "Sometimes", de eerste is, een schitterende progrock song, gevolgd door het heftige "Hold Me Tight", eveneens een progrock song.
Garagerock klanken hoor je in "Church Key" en "Route 66", waarna de single "Run And Hide" /  "Fire Street" aan de beurt komt en beide zijn lekkere garagerock songs.
Daarna volgt de bluesrock song "Don't Need Your Money" en vervolgens een stukje onvervalste rock & roll in "Gonna Give You Rock & Roll".
"Looking Back" is een mix van progrock en blues en met "We Will Be Together" gaat de band helemaal voor de blues.
Dan volgt "Lady", dat gewoon een lekkere popsong is, waarna weer teruggekeerd wordt naar bluesrock in het nummer"Hey, Hey, Hey".
Vervolgens krijg je "Morning Sun", een progrock song en "Don't Want You No More", een geweldige progrock song met soul invloeden in de stijl van Eric Burdon and the Animals te horen, die samen op single verschenen.
De laatste songs komen van de LP "Magic Tube", die Mouzakis in 1973 uitbracht en dat begint met een soort kermis intro van het nummer "Magic Tube", waarna de song plotseling een kompleet andere wending neemt en verandert in een fantastisch swingend funky progrock nummer, waarin ook invloeden van Chicago Transit Authority te horen zijn en voor mij meteen het beste nummer, dat ik tot nu toe van de band hen gehoord.
De bluesrock & roll versie van "Rock Around The Clock" klinkt prima, maar daarna is het weer tijd voor het betere werk en "White Horse" is van die kwaliteit; het begin klinkt als het nummer Sympathy van Rare Bird, maar na dit korte intro gaat het nummer over in een heftig stukje muziek, waarin de drums en het orgel een grote rol spelen en het gitaarspel Santana achtige klanken voortbrengt.
"Love Everyday", "Long Haired Bombardier" en "Party Ball" zijn lekkere progrock songs, terwijl de vernieuwde versie van "Lady" een stuk beter klinkt, dan de eerdere uitvoering van het nummer.
De CD wordt waardig afgesloten met een progrock song, getiteld "Both Do Fine", waarin de laatste tonen weer dat kermis muziekje bevatten, waar de LP mee begon.
De CD "Magic Tube + 14" is er één waar je als muziekliefhebber niet omheen kan en verdient het dus naar mijn mening om aangeschaft te worden.

dinsdag 18 oktober 2011

Review: The Rugbys - The Rugbys

Gear Fab 2008-(GF-230)

The Rugbys kwamen uit Louisville, Kentucky en werden in 1965 door 3 ex leden van The Oxfords opgericht.
De oorspronkelijke band bestond uit: Doug Black - zang en saxofoon, Chris Hubbs - slaggitaar, Glen Howerton - drums, Steve McNicol - zang en sologitaar en Jim McNicol - basgitaar.
Net als de meeste andere Louisville bands, begonnen ook zij hun eigen songs te schrijven en op te nemen.
Hun debuutsingle heette "Walkin' The Streets Tonight" en kreeg lokaal enige airplay, maar deed niet veel in de lokale hitparade en het nummer was geschreven door Doug Sahm van het Sir Douglas Quintet.
De band liet zich niet uit het veld slaan en ging verder met het opnemen van zelf geschreven songs en ontwikkelde een eigen stijl.
Omdat Jim, Doug en Chris in militaire dienst moesten, werden ze vervangen door Paul Cunningham - basgitaar en Fred Baker - keyboards.
In de anderhalf jaar daarna ging de band verder met het opnemen van nummers en optreden, maar bracht geen singles uit en omdat nieuwkomers Paul en Fred besloten hun eigen band te starten, kwamen Mike Hoerni - basgitaar en Eddy Vernon - keyboards, de band versterken en in die formatie werd de tweede single opgenomen, getiteld "Stay With Me", dat "You, I" als B-kant had.
Toen de single uitgebracht werd, was het al zeker, dat deze niet veel zou betekenen in de hitparade, maar toen de band advies van een lokale DJ kreeg, de B-kant te promoten en dit deed, haalde het nummer de eerste plaats in de lokale hitparade en trokken daarmee de aandacht van het Amazon Records label uit Nashville, die The Rugbys een platencontract aanbood.
Amazon bracht in 1969 de single "You, I" opnieuw uit en deze behaalde de 24ste plaats in de nationale en de 21ste in de Cashbox hitparade.
De band besteedde daarna het grootste gedeelte van 1969 en het hele jaar erna aan het toeren door het mid-westen en noord-oosten van Amerika en trad op met artiesten zoals: Bob Seger, Grand Funk Railroad, The James Gang en vele anderen en deed ook nog eens optredens in diverse televisie shows, zoals Upbeat.
In 1970 werd hun enige LP "Hot Cargo" door het Amazon label uitgebracht, die pas geleden als klassieker werd betiteld en nog steeds op CD leverbaar is.
The Rugbys zouden de volgende 30 jaar in verschillende bezettingen blijven optreden, totdat in 2000 het doek definitief voor de band viel.
De nummers van deze CD worden bijna allemaal met een andere bezetting gespeeld, met alleen Steve McNicol als vaste kracht, die ook alle nummers schreef en de formatie bij de laatste 4 songs is een familie aangelegenheid, waarbij de band bestaat uit: Steve - gitaar en zang, Ed - Keyboards, gitaar en zang, Jim - basgitaar en Rob - drums en zang, allen met de achternaam McNicol.
De CD van The Rugbys bevat 17 songs en begint met "I Gotta Find A Way", een heftige progressieve rocksong, gemaakt met hun derde formatie, evenals ""Let The Music Take You Down", een prima rocksong, gevolgd door "This Way, That Way", dat eveneens een vrij heftige rocksong is en gemaakt met de tweede bezetting en in dezelfde bezetting werd ook "Baby, Let's Wait" opgenomen, dat een rustige popsong is.
In de oorspronkelijke bezetting maakte de band "Endlessly" is een rustige popsong, "You're Not There", een prima commerciële popsong, "Walkin' The Streets", hun eerste single, dat een lekker klinkende popsong is met blues en country invloeden, "Anyone But You", een up tempo popsong en "But I Do", een heerlijke ballad.
De songs "Winter Winds", een aardige popsong, "Leaves Of Grass", een progressieve popsong en "I Belong To Nobody", een rustige popsong hebben, behalve Steve, Frank Bugbee - gitaar en zang, Rudy Helm - basgitaar en zang en Marvin Maxwell - drums als muzikanten en ook "On My Way", een stevige rocksong, is in die formatie opgenomen alleen is deze uitgebreidt met Eddy Vernon op keyboards.
"Sundown Red" is gemaakt met familieleden Ed en Rob, plus Eddy Vernon, Jim Dant - drums en B.G.Johnson - basgitaar en is een heerlijk symfonisch klinkend stukje popmuziek.
Dan volgen nog "Lies", een prima rocksong, "Lovestruck", dat naar hardrock neigt, "Burning With The Love", een mix van hardrock en symfo en "You, I", een geweldige hardrocksong, die live opgenomen werd en waarschijnlijk in een andere uitvoering gespeeld is, dan het origineel.
Helaas staan de singles en LP, met uitzondering van "Walkin' The Streets" niet op de CD, maar het materiaal dat er op staat is het beluisteren meer dan waard en daarom is deze CD dan ook een aanrader.

donderdag 13 oktober 2011

Review: The Monocles & The HIgher Elevation - The Spider, The Fly & The Boogie Man

Gear Fab 2008- (GF-231)

The Monocles werden in 1964 op high school te Greely, Colorado, opgericht door enkele vrienden en na enige bezettingswisselingen, bestond de band uit: Rick Hull - zang en basgitaar, Rob Casseday - slaggitaar en zang, Don Hirschfield - piano en Kevin McLihenny - drums.
De ouders van Kevin waren gescheiden en zijn moeder, die als Thinkerbell bekend stond, wilde manager van de band worden en op die manier ook meer tijd met haar zoon doorbrengen, omdat die bij zijn vader woonde.
Haar eerste daad als manager was de populaire platenproducer, Ed Weemers, uit Denver, die eigenaar van verscheidene clubs was, bij de band te betrekken en hij gaf hen enkele tips.
Hun eerste optredens waren tijdens sportevenementen en met Robs ouders werd overeengekome, dat hij ook in clubs mocht optreden, iets waar ze in het begin erg op tegen waren.
Op 27 november 1965 speelden ze tijdens de First Anual KIMN Teen Music and Dance Festival samen met Johnny Rivers, The Astronauts, The Soul Survivors, The Moonrakers en verschillende andere bands en de maand erna prijkte hun foto in Billboard Magazine.
Toen begon de band zich te realiseren, dat het tijd was om opnames te maken, waarmee ze langs platenmaatschappijen konden om een contract te verwerven en op 20 december 1965 maakten ze hun eerste platenopnamen in de Norman Petty Studio te Clovis, New Mexico, waar 2 songs werden opgenomen: "Let Your Lovin' Grow", een schitterende garagerocksong met een swingend ritme en "You Don't Know", dat een fantastische progressieve poprocksong is.
Op 2 maart 1966 deed zich een tragedie binnen de band voor, want Kevin stierf door een auto ongeluk, terwijl hij op weg was naar zijn huis in Denver om te oefenen.
De schok was groot bij de overige bandleden, maar desondanks bleven ze spelen en een week na zijn overlijden traden ze op met een nieuwe drummer, Tom Behm.
De maand daarna waren ze voorprogramma voor Sam The Sam And The Pharaos en begonnen ze het top 50 repertoire te oefenen, om zoals ze het zelf vonden menselijke jukeboxen te worden.
In augustus wonnen ze een bandjes wedstrijd, die door Fender gesponsord was, waarvan de prijs 150 dollar cash was plus voor 400 dollar Fender instrumenten.
Begin september vertrokken ze naar Hollywood om hun eerste single op te nemen met op de A-kant "Psychedelic (That's Where It's At)", een waanzinnig goede psychedelische garagerocksong en als B-kant "Boogie Man", een knap stukje humoristische rock á la Frank Zappa en één van de meest gezochte singles, waarna steelgitarist Jon Floth bij de band kwam.
Eind oktober 1966 was de laatste dag dat Rob Casseday met de band meespeelde en Don Hirschfield kondigde aan, dat ook hij voor het eind van het jaar stoppen zou, iets dat hard aan kwam bij de rest van de band.
Hij werd vervangen door Peter Johnson en de band nam Kent Heftly als roadie in dienst, wiens stiefvader de eigenaar was van KIMN, die hen begin 1967 in contact bracht met Frank Slay, die , nadat hij 3 songs had gehoord, de band een contract gaf bij Chicory Records.
Voor korte tijd ging de band als kwartet verder en nam de single "The Spider And The Fly", een humoristische horror rocksong, met als achterkant "On The Other Side Of Happiness" op,een song in de stijl van een rustig Beach Boys nummer en deze single werd in de Norm's Studio´s te Clovis, New Mexico gemaakt.
Bij één van de bandvergaderingen, die regelmatig bij Thinkerbell werden gehouden, werd besloten de naam van de band te veranderen en Kevin's halfbroer van 8 opperde de naam T.H.E., oftewel The Higher Elevation en 9 juni 1967 werd die naamsverandering officiel in de kranten aangekondigd.
HUn volgende single "Crazy Bicycle", dat een swingend up tempo garagerocknummer is, waar blazers aan toegevoegd zijn, werd dus onder de naam The Higher Elevation opgenomen, waarna Tom Behm kort daarna de band verliet en vervangen werd door Bobby Saunar en had als B-kant "The Diamond Mine", waarvan de tekst geschreven was door de populaire L.A. DJ Dave Diamond, die ook de zang op dit nummer, dat overigens de muziek van "The Spider And The Fly" was, voor zijn rekening nam en de band betaalde voor het gebruik van dit nummer.
Nadat de band The Avantis uit elkaar ging, kwam ook Tim McDonald bij de band als zanger en hun nieuwe single, die eind 1967 via Liberty uit kwam, heette "Here Comes Sunshine" en was een stuk commerciëler dan hun eerdere werk en had "Thoughts Of Lila" als achterkant, dat een redelijke popsong is.
De band bestond toen uit: Rick Hull - basgitaar en zang, Peter Johnson - orgel, Bobby Saunar -  drums, Jon Floth - gitaar en Tim McDonald - zang en in deze bezetting zou in 1968 hun laatste single gemaakt worden, waarvan "Country Club Affair", een goede popsong met prima close harmonie zang, waarmee de band zich op de hitparades richtte als A-kant en "Summer Skies", eveneens een prachtige popsong, als B-kant.
Tijdens die sessie werden nog 2 songs opgenomen, dat waren "Good Time Music", een vrolijke party song en "Wizard Of Love", waarop John Sebastian van The Lovin'Spoonful met de band mee speelde en dat eveneens een vrolijke swingende popsong is.
Daarna verscheen er nog een single onder de naam van The Higher Elevation via het Liberty label, maar daar werkte alleen Jon Floth aan mee en kan dus eigenlijk niet als Higher Elevation single aangemerkt worden.
Beide nummers staan echter wel zo te boek en de A-kant "Odyssey" is een lekker in het gehoor klinkende popsong kompleet met blazers en psychedelische invloeden en doet me hier en daar aan Eternity's Children denken.
De achterkant "Highway 101" is een stukje rock & roll, maar dan met blazers, waardoor er ook wat soul invloed in te bekennen is.
Verder staan er enkele onuitgebrachte songs op de CD, waarvan "A Little Bit Less", een schitterend rustig stukje pop met close harmonie zang er één is en "Looking Glass", met zang in Beach Boys stijl een andere.
Ook staan er songs op, die waarschijnlijk in de oefenruimte opgenomen zijn en niet eerder uitgebracht werden en dat zijn: "What Is It", een instrumentaal garagerock nummer, "Sound Of The Surf", een heftig stukje drums met gitaar als begeleiding, "Heartbreak Hill", een rustige popsong, "Where Is My Life", een solo opname en "Treat Me Nice", een aardige popsong.
Dan staan er ook verscheidene instrumentale uitvoeringen van nummers op de CD, zoals "Boogie Man",  "Looking Glass", "Psychedelic" en "A Little Bit Less" en alternatieve versies van "Boogie Man", "Crazy Bicycle" en "Country Club Affair", plus  een jingle voor KLZ radio uit Denver.
31 Nummers staan er totaal op deze CD en daar geniet je met volle teugen van, dat wil zeggen, als je de moeite neemt deze schitterende CD te beluisteren.

vrijdag 7 oktober 2011

Review: The Keyes - The Keyes

Gear Fab 2008 (GF-233)

De band The Keyes, die tussen 1965 en 1972 bestond, kwam uit Louisville, Kentucky en was opgericht door ex leden van The Moments en Doc Strange & the Lovers.
De oorspronkelijke band bestond uit: Tom Owen - sologitaar, Jim Owen - basgitaar, Chic Becker - piano, Bill Blincoe - drums en Wayne McDonald - zang.
Alle bandleden studeerden nog en traden veel gedurende de weekends op en in de zomervakantie zelfs 4 maal per week.
In augustus 1965 maakten ze hun eerste single, het zelf geschreven "Barbara", die via het Jam Records label verscheen en in verscheidene steden in Kentucky en Indiana in de hitparades terecht kwam.
The Keyes waren sterk beïnvloed door de muziek van The Beach Boys en dat is in dit nummer goed te horen, want deze song heeft die typische Beach Boys surf sound en het dan ook niet vreemd dat ze met deze single in de hitparades kwamen.
Na de single gemaakt te hebben, werd zanger Wayne McDonald vervangen door Larry Oeswein en ruimde drummer Bill Blincoe het veld voor Art Mengel.
Hun volgende single, "She's The One", bevat iets meer eigens, maar heeft dezelfde uitstraling als hun debuutsingle en behaalde een hitnotering in Louisville en kreeg ook regelmatig airplay in andere steden.
1966 Was ook het jaar, dat de Britse invasie in volle gang was en veel bands nummers van Engelse artiesten, zoals The Beatles en Rolling Stones, op het repertoire hadden staan, op enkele na en één van de bands, die vast hielden aan hun eigen stijl waren The Keyes, hoewel ze wel nummers van The Spencer Davis Group speelden, omdat die stevige blues gerelateerde muziek maakten.
De band toerde in die periode met The Beach Boys en Shangri-Las, maar speelden ook met o.a. Jerry Lee Lewis, Anthony And The Imperials, Sir Douglas Quintet, Dave Clark Five, The Kingsmen en Billy Joe Royal.
In 1967 veranderden ze weer van bezetting en deze keer werden Chic Becker en Art Mengel vervangen door respectievelijk Bobby Emspiker en Charles Jones, waarmee ze de songs "Farmers Daughter", geschreven door Brian Wilson en Mike Love, dat een perfecte kopie van de Beach Boys song is, met als B-kant "Heart Of A Child", dat ook door Percy Sledge uitgevoerd was, maar door The Keyes in surf sound gespeeld werd, opnamen bij King Records te Cincinnati, Ohio en deze single werd door het Lemco label uitgebracht.
Drummers bleven niet lang bij de band, want in 1968 was er weer een vervanging en deze keer werd Mike Fess hun nieuwe drummer, maar ook Bobby Emspiker werd vervangen en wel door Paul Hoerni, die begin 1969 werd vervangen door Stuart Paine en omdat Jim Owen in dienst ging, kwam Duke Freeman in zijn plaats.
In deze formatie werd in 1969 de schitterende cover van de Janis Ian song "Society's Child" opgenomen, waaarin de band op zijn best is en nogmaals laat horen hoe goed hun close harmonie zang klinkt, met als achterkant het nummer "I Don't Care", een prachtige ballad.
Voor- en nadien nam de band nog een aantal songs op, waarvan de meeste nooit uitgebracht werden, maar bracht geen singles meer uit.
Andere songs van de CD zijn: "I'm The Pretender", een prima popsong met surf en beat invloeden, "Froggy Gremlin", een swingende big band achtige song, die in de jaren 30 gemaakt had kunnen zijn, "I Can Win For Losing", een exotisch klinkend nummer met gamalanspel, "We'll Hold Hands Together", een ballad, die Tom al tijdens zijn high school periode schreef, "Cherish You", dat de band in 1967 te Nashville in Scotty Moore's Studio opnam en aan de muziek van The Four Seasons doet denken, "We'll All Fade On", een solo opname van Tom uit 1970, waarvan je de indruk krijgt, dat het door The Bee Gees gemaakt had kunnen zijn,
"Hitchcock Railway", dat in 1970 tijdens diezelfde periode gemaakt werd en een prima popsong is, "Dana", een vrij rustige song, die in 1962 door Tom en Jim samen met Sharon Gibson in de Sambo studios gemaakt is, maar helaas lichtelijk amateuristisch en vals klinkt, "I Have A Dream", een prima soul song gemaakt
ter nagedachtenis van Martin Luther King en "Are You Lonely For Me Baby", een soulsong, die Freddie Scott in 1966 een hit op leverde en in de periode 1970-1971 door Tom samen met verscheidene Oxfords leden opgenomen werd.
De laatste 9 songs, allen eigen composities, zijn de solo opnamen van Tom Owen, die hij tussen 1970 en 1971 voor het Perception Records label uit New York maakte, maar die doordat het label ophield te bestaan nooit uitgebracht zouden worden.
"Rock Me Baby" is een rustige popsong, "Somebody Help Me" een up tempo song met een swingend ritme, "Wonderful Love" een schitterend rustig stukje bluesrock, "Fascinating Lady" een lekker klinkende popsong, "Love Me Tonight" een rustige gezapige popsong, "The Stranger", dat een fantastische popsong is, die
psychedelisch begint en een swingend ritme heeft, "Did You Ever Love" pakt je vanaf de eerste tonen met een swingend ritme en me aan de song "Feeling Alright" van Dave Mason doet denken, die ook door Joe Cocker opgenomen werd, "I Thought I Knew You" dat een aardige popsong is en "I Just Want To See Linda Again", waarin wat country invloeden zitten.
De muziek van The Keyes klinkt lekker en geeft je een prima indruk hoe de band zich in de jaren 60 ontwikkelde.